Het marketing congres

STIMA LOGO

Het jaarlijkse ‘internationale’ congres van stichting marketing. Mens wat heb ik me daar geamuseerd. Vroeger. Ik heb er ook veel geleerd, over alle aspecten van dat schone vak.

Wat je wel en niet mocht zeggen, hoe je bepaalde mensen met zeer veel respect diende te bejegenen, wegens momentaan hoog op de ‘tower of power’. Hoe je anderen ook besmuikt mocht catalogeren onder de ‘has-beens’, op basis van hun recente mislukking. Keihard en ongenadig en soms een heel klein beetje hypocriet. Maar dat is niet het alleenrecht van een marketing congres, dat kom je overal tegen.

Het is ook niet de bedoeling om te gaan natrappen, verre van, ik heb er veel vrienden gemaakt, misschien wat oppervlakkiger dan ik soms zelfs wou, maar dat hoort er allicht ook bij. Ik heb er rondgelopen, als een vis in het water. Het was mijn natuurlijke biotoop. Spelen, babbelen, contacten leggen, wisecracks spuien, ik kon het als geen ander. Mild anarchistisch de bar proberen open breken voor het aangekondigde uur, zeer tot verveling van de mensen van Pernod-Ricard. Sjoemelen met giftbags,  drinkgelagen organiseren, side events opzetten, alles om de verveling, de sleur te doorbreken. Baldadige heldendaden van schooljongens.

De laatste twee jaar ga ik niet meer. En vandaag is het weer zover en ik vraag me dan af, mis je het, of mis je het niet?  Ik mis het wel een beetje, de vrolijke sfeer, want het moet immers goed met je gaan, dat is een uitgangspunt voor succes.  De K-woman is daar veel radicaler in, die gaat er naar toe voor een paar sprekers die geacht worden interessant te zijn en voor een paar mensen, die de moeite waard zijn en waarvan het lang geleden is dat ze ze gezien heeft… Geen behoefte aan chitchat. Die kan dat.

Ik niet, ik kom altijd tijd te kort om al mijn zogenaamde vrienden een handje te schudden. Ik geniet wel van de warmte. Ook al is die vergelijkbaar met die van een goedkoop blazertje uit de eldi, al dan niet met namaak houtvuurprint.

Het is een act, en tegelijk ook weer niet, ik ben oprecht blij om sommige ex-collega’s en kennissen terug te zien, en ik zie niet in waarom zij dat ook niet zouden zijn. Maar het kan natuurlijk wel. Afgunst en nijd , het is van alle tijden.

Wat ik me wel afvraag, is of het wel optimaal is, zo’n 2-daags congres. Doe even de denkoefening mee. De bedoeling is tweeledig. Zinvolle spreekbeurten, waar je inzichten kan verzamelen, en netwerken. Business doen, lijkt me erg moeilijk, ik zit te wachten op de dag dat er 1000 consultants en agency mensen in een dubbele rij staan om die ene adverteerder/fabrikant te begroeten, die over de rode loper binnengeschreden komt… zijn besteedbaar budget frivool op het voorhoofd getatoueerd. De massa consultants en account managers strooien wellustig hun business cards over zijn hoofd, een one man ticker tape parade…

Die dag is niet ver meer, getuige de massale afvaardigingen van de meeste agentschappen. Dagje vrij en ’s avonds een sportzak met samples mee naar huis, leuk!

Inzichten en sprekers. Ik sta altijd te kijken van hoe dat werkt. Maar ik ben old school. Meestal had ik het boek al op voorhand gelezen. Dat heeft verschillende voordelen. Ten eerste kun je ‘in depth’ proberen te gaan, in tweede instantie kun je genieten van de presentatieskills. Zijn die er niet dan heb je meer tijd om de zaal te verlaten en te ouwehoeren met collega’s of om je vrolijk te maken over iets anders. Ik heb veel meer tijd buiten het auditorium doorgebracht dan passief luisterend. Mijn stelling was altijd ‘als je naar hier komt om  voor het eerst te horen waarover die man/vrouw het heeft, dan kun je toch onmogelijk au sérieux genomen worden, dan ben je toch niet professioneel met je vak bezig’. Ik heb daar relatief weinig navolging in gekregen. Soit.

Dan het netwerken. Tussen de bedrijven door is er een grote ruimte waar iedereen koffie kan drinken. Best gezellig, ware het niet dat de logistiek van die operatie niet echt optimaal is. Probeer maar eens 1200 man koffie te geven op een half uurtj  tijd, dat is geen sinecure. Crowded is het woord. En beperkt in tijd, want hop, daar komt de belleman al langs voor de volgende sessies. Iedereen weer naar het auditorium om te luisteren.

Ook de lunch is een zogezegd netwerk moment, maar dat valt in de praktijk dik tegen. De acoustiek en de tafelzetting is dermate, dat zinvolle gesprekken enkel mogelijk zijn met je onmiddellijke buren. Meestal zijn dat vrienden, daar netwerk je niet mee, daar praat je mee, over de dingen des levens. Is het allemaal kommer en kwel, uiteraard niet, verre van zelfs, ik blijf het herhalen, ik ben er denk ik 15 jaar heen geweest, dus zo slecht kan het niet zijn. Het zijn gewoon randopmerkingen, meer niet.

En dan heb je nog de avondreceptie. Zonder nostalgisch te willen zijn, er is een periode geweest, toen het congres nog in Brussel werd georganiseerd, dat dat een echt feestje was. Erg verzorgd, met alle toeters en bellen. Naast fijne drankmomenten had dat eerlijk gezegd wel het voordeel dat je tijd had, en dat dat kon en mocht uitlopen. Puur zakelijk was het ook interessant om dan nadien met een paar mensen iets te eten in het Brusselse. vriendschapsbanden werden er gesmeed. Katers voorbereid.

De laatste jaren is dat vrij triest allemaal… die receptieruimte in het congres centrum in Gent, waar ze dan ook nog een keer hun best doen om nieuwe vondsten van het Inbev conglomeraat voor te stellen… echt sfeervol is het er niet en men blijft ook niet erg lang.

Dat is een probleem als het over netwerken gaat. Kortom, de netwerkmomenten zijn mij te beperkt en te geconcentreerd, en daarom lukt dat ook niet. Naast een groeiend ongenoegen over hoe mensen met elkaar omgaan, niet eens de moeite nemend om elkaar voor te stellen of raakvlakken te zoeken, maar daar heb ik het vroeger al eens over gehad.

Heb ik alternatieven? Jawel. Ik stel voor dat de sprekers hun kerngedachtes op slides zetten die continu overal zichtbaar zijn, in de toiletten, op de trappen, in de gangen, overal, overal, overal.  Er zullen vast ook wel slimme jongens zijn die leuke mobile apps kunnen ontwikkelen, enkel voor diegenen die op het congres rondlopen, kwestie van toegevoegde waarde te verzekeren. Die sprekers zelf lopen tussen de gasten , gedurende de rest van de dag, om zinvol te interageren.  The age of conversation management, weet je wel.

Voor de rest is het één grote open receptieruimte, met koffie, fris en wijn, zodat je echt de tijd kan nemen om elkaar te ontmoeten en over iets te spreken.

De congres commissie voorziet ook in kleine afgezonderde ruimtes, zodat je je kunt afzonderen, en al eens een iets delicater gesprek voeren, of waarom niet een closed seminar voor capita selecta. Daar kun je zelfs extra geld voor vragen, en het heeft het voordeel dat het interessant is.

Maak videoscreenings van de beste sprekers – op een ander congres – en vertoon die continu gedurende twee dagen, in aparte kleinere zaaltjes, organiseer workshops over bepaalde thema’s en laat de ‘reclamesprekers’ achterwege. Wat bedoel ik daarmee? Niet de mensen uit de reclamesector, maar diegenen die hun spreektijd gebruiken om reclame te maken voor zichzelf en hun bedrijf.  ‘Ik werd gevraagd om te spreken over community management in B to B context, en heb daar welgeteld een half uur voor gekregen, maar laat mij beginnen met mezelf en mijn bedrijf voor te stellen, en daarna ook wat commercials te laten zien, zo begrijpt u beter hoe wij de markt pakken…’ Geef die portie definitief aan fikkie.

’t is maar een gedacht hè…

@mbaeten, onze held

 

The rise of @mbaeten  in twitterland is spectaculair te noemen. En terecht ook. Pretentieloos, op een bevreemdende manier grappig, en met juist dat tikje vitriool om het nooit vrijblijvend te laten zijn. Ik lees hem graag. Ik heb het ook al een keer gezegd, hij heeft eigenhandig een soortement eigentijdse haikoe-poëzie uitgevonden op twitter. Binnen de beperking van de 140 karakters komen er erg rake bespiegelingen, mooie poëtische pareltjes en soms ronduit schofferende opmerkingen.

Daarvoor alleen al, mogen we hem meester-twitteraar noemen.  Hoera, Hoera, Hoera.

Wat mij wel stoort, en waar het mij om gaat is de wellicht ludiek bedoelde ‘verkiezing’ van de meest inspirerende twitteraar, door Radio 1, in het radioprogramma Peeters & Pichal. Elke keuze is arbitrair, elke jury zal altijd kunnen rekenen op de spontane, zogezegde objectieve afrekening van de capita-non-selecta. Dus daar gaan we het ook niet over hebben.

Waarover dan wel? Over het proces van Twitter, dat men meende te moeten voeren. Ik denk dat het Bart De Waele (@netlash) was, die in ‘the heat of the moment’ opmerkte dat het weinig zinvol is om de meest inspirerende twitteraar van het moment te kiezen. ik treed hem daarin bij. als je op deze manier met het medium omspringt heb je per definitie bewezen dat je het medium niet echt begrijpt.  Het is niet echt ééndimensioneel te noemen. soms is het een café, een erg luidruchtig en snedig café, soms is het een doorgeefkanaal, soms is het een gezamelijk kankerhol, soms is het een bijzonder snel nieuws- en zelfs hulp kanaal. In al zijn beperkingen.

Ik neem mezelf als voorbeeld. Wat doet twitter voor mij. Het is het gedroomde medium om mijn blogposts te verspreiden en de reacties daarop  te monitoren, bij te sturen, aan te zwengelen, wat je maar wil.

Daarnaast gebruik ik het om mijn kleine ergernissen, opmerkingen, bespiegelingen, die ik niet in blogposts giet, te kanaliseren.

In derde instantie wil ik al wel eens een interessant artikel lezen en dat delen, met wie dan ook, dus dat zwier ik er ook op.

In vierde en vijfde instantie gebeurt het omgekeerde, mits goed gestructureerde lijsten ben je perfect in staat om te volgen wat er zoal aan interessants gebeurt en verschijnt, en daar kun je echt wel je voordeel mee doen.

En in laatste instantie is het grote fun om naar Eurovisie, idool, komeneten en andere onzin te kijken en live de gevatheid van de anderen te mogen smaken.

Zo kan ik nog wel even doorgaan en telkens opnieuw een ander en interessant/mobiliserend aspect aanhalen. Kenmerkend is dat het echter iedere keer over andere doelgroepjes gaat, andere circles (jawel, hij kon er in, dank je google+) die meestal niet veel uitstaans met elkaar hebben.

Als ik het artikel in de standaard en de discussie in Peeters en Pichal gevolgd heb, overviel mij diepe treurnis. Het medium bestaat vijf jaar, je zou toch verwachten dat er iets juister en relevanter over kon verteld worden dan de ongein die we nu kregen?

Maar misschien heb ik de media radio en krant niet goed gesnapt, dat kan natuurlijk ook.

Ondertussen andermaal proficiat voor Michel Baeten en de kristallen tweet 2011. Van harte.

Discussiëren is niet hetzelfde als ruzie maken

Bij ons thuis werd er snoeihard gediscussieerd. In zoverre dat mijn kinderen meer dan eens dachten dat er ruzie was tussen de nonkels en den bompa, als we weer eens – hemdsmouwen opgestroopt,pintje binnen handbereik – rond de tafel zaten te bomen.

Ik kreeg het met de paplepel aangereikt, maar misschien is het goed om een aantal basics toch nog eens te herhalen. Gewoon zomaar, omdat het mij ergert.

1) Het is nooit persoonlijk. Een standpunt wordt verdedigd, met vuur en argumenten, maar het staat los van de persoon die het standpunt zelf verdedigt. Dat heeft twee voordelen. Nadien kun kun je over iets anders babbelen, in alle warmte en je vermijdt op die manier ook dat persoonlijke inkleuring het redeneerschema beinvloedt.  Om het cru te stellen, als een zwarte racisme wil verdedigen komt het niet in je op om te zeggen ‘maar gij zijt ne zwarte, gij moet daar tegen zijn, want ge hebt er zelf het meeste last van!’ Laat die mens rustig doen  en kijk of je valabele argumenten hebt.

2) Het Duits model werkt niet. Toen ik nog in De Haan woonde, zag ik het dikwijls gebeuren. Duitse toeristen die in de Delhaize iets wilden duidelijk maken, zeiden dat in het Duits. als het niet begrepen werd zeiden ze het nogmaals, In het Duits, maar luider. En desnoods een derde keer, nog steeds in het Duits, en nog luider. Dat lukt niet. Anders zeggen wel.  Herformuleren heet dat ook, denk ik.

3) De speelplaats, daar moet je zijn om te spelen en elkaar vliegen af te vangen. ‘En gij dan?, Kijkt naar uw eigen! Ge zijt zelf nen blog, gij!’ Het voegt niets toe, het lost niks op en het is overbodig. Niet doen. De kans is bovendien niet ondenkbaar dat je iemand kwetst, waar je’t niet wil. Denk aan die zwarte. ‘ Meen je dat? dat ik een neger ben?!’

4) ‘T is zoals hinkelen, maar dan virtueel. Een probleem, een visie, is een stap dichter bij een oplossing. Probeer niet alle stappen ineens te zetten. Pak er eentje, kom overeen om dat op te lossen, of eventueel zelfs later aan te pakken, en ga naar het volgende. En kijk eens na bij elkaar of je’t ook daadwerkelijk begrepen hebt en of je’t zelfde bedoelt. Dat lost wel wat op. De wil om te begrijpen, quoi. En daar mag best wat bij geplaagd worden. ‘Dus jij zegt nu eigenlijk dat….?’, ‘Als ik u goed begrijp bedoel je … ‘. Het is van een kinderlijke éénvoud, en je komt ermee tot begrip.

5) De Rhetoriek, aah, de  vrienden van de rhetoriek. Laat ons wel wezen, dat is eigenlijk voor gevorderden. Als de rest goed zit, en er is sprake van een soort intellectuele eerlijkheid en een wil om elkaar te begrijpen is de rhetoriek het peper en zout van elke discussie. Dat zorgt ervoor dat het hoogoplopend kan worden, dat er een verbaal steekspel is, dat er gelachen wordt en ego’s opzijgeschoven.

Zonder de basisregels is rhetoriek dodelijk voor degene die er zich van bedient en dodelijk voor de discussie… Gewoon maar even aannemen van me.

Meer heb ik daar eigenlijk niet aan toe te voegen.

De dikke vrouw

De zee, een wandeling, en ja daar hoort een terrasje bij. Ik zat, zij kwamen aan. Een mooi gezelschap. Een viertal. Met één dikke vrouw. Echt dik. Ik kan het niet anders zeggen, niet storend,  in zoverre dat ik daar geen mening over heb. Maatje meer, volslank, goed voorzien van oren en poten, nen tank, u mag kiezen. Ik heb daar niet meteen behoefte aan. ‘T leek mij  gewoon een vrolijke vrouw. Los van het cliché dat dikkere vrouwen noodzakelijkerwijs gezellig en grappig zijn, daar geloof ik ook niets van. Ze had een erg mooi gezicht, en was erg verzorgd, in alles.

En ik keek wat verder. Het was zo simpel. Haar ‘vriendin’, was zo’n mager ding, hologig en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid getrouwd met een tofu-asceet die ook niet kon lachen. Links, verantwoord en als’t enigszins kon ook nog eens gortdroog. Beiden.

De mannen waren broers. Dat kon je zien. Die van het spichtje stond, jawel, u raadt het, in het onderwijs – kop er af als het niet waar zou zijn. Dat zag je aan de wandelkaarten die hij bij had,  aan de voorbereiding, de schoenen, de ribfluwelen broek, dat zag je aan alles. Een gevaarlijk mens om mee te converseren, voor je’t weet krijg je een ‘Ik duld het niet dat er op deze wijze tegen mij gesproken wordt’ om de oren. Compleet met zo’n zuinig ringbaardje. En een geruit hemd onder de parka.

De andere had het  misschien niet  zo getroffen  qua vakantiedagen en arbeidsduur, maar was wel gelukkig, zo zag hij er tenminste uit. Hij deed iets onbestemd in de administratie, en het was duidelijk dat hij andere en leukere prioriteiten had in zijn leven. Eten en lachen met vrienden en kinderen, niet in het minst.

Ze gingen aan het tafeltje naast het mijne zitten. De volslanke had zin in iets lekkers, dat kon je zien, ze ging met graagte de kaart af, maar wachtte even af wat de anderen deden. Het liet niet lang op zich wachten, De leerkracht nam een koffie, zijn vrouw een watertje…

De zwager slikte even en bestelde dapper een pilsje. Ik had hem toch eerder als een trappisten-man ingeschat. Met haar alleen had hij dat waarschijnlijk ook gedaan, met een kaasplankje erbij. Het licht doofde, in de ogen van de dikke vrouw… Niet zozeer omwille van de behoefte aan eten of drank, maar omdat ze gewoon gezellig wilde zijn.

Ik had met haar te doen. Ik begrijp het ook. Niet dat je verplicht grote hoeveelheden drank of  kleffe hap moet binnen slaan, maar iets drinken na een strandwandeling… en dan water bestellen, daar word je toch vanzelf chagrijnig van? Water houdt iets eindig in, je kunt dat niet blijven drinken. Een gezelschap dat neerstrijkt en lekkere dingen bestelt, daar kan je van op aan, de gesprekken beginnen, de sfeer zit er in en het wordt een gezellige boel, of het dan verder ontaardt of niet, doet niet ter zake. Maar water, dat impliceert functionele dorst, iets drinken en weer weg. Tenminste voor mij, de connotatie van gezelligheid is ver te zoeken.

De dikke vrouw had een besluit genomen. Ze nam een Irish Coffee. Eten en drinken samen, en toch nog redelijk beschaafd. Volgens mij had ze zin in pannenkoeken en nog meer lekkers, en/of een fijn wijntje. En ze begon te vertellen… geanimeerd, van haar kant toch. De asceten vonden het te oppervlakkig, of niet boeiend genoeg, en zwegen.

Het gesprek bleef horten tussen de stiltes. De dikke vrouw had het ondertussen ook opgegeven, en reikte naar haar man. Na zovele jaren nog steeds gelukkig, dat is leuk.  En dat zag je. Hij keek haar liefdevol aan, goesting in lekkers en rollebollen, in eender welke volgorde en zij gaf non-verbaal aan dat ze’t nu echt wel gehad had met zijn broer en zijn teringwijfje.

Ze ging zich even verfrissen en op haar weg naar het toilet maakte ze grapjes met ongeveer iedereen die ze tegenkwam. Opluchting over normaal kunnen doen. Ze had een mooie lach, ze leefde graag. En ik vermoed dat ze gewoon leuk gezelschap was, maar niet hier, dat ging niet.

Toen ze terugkwam stonden de ernstigen op en hadden ze hun jassen al dichtgesnoerd. Haar Irish coffee mocht ze nog net opdrinken. Maar nu moest ze weer mee, Jan Van Genten spotten, en duingras bekijken.

Met vier aan de tafel

“Ik wil een grote kist, in een schoon kerk, met veel bloemen! Bij mij gaan ze ’t geweten hebben. En ik wil dat er gebleit wordt!”

Het gezelschap zat gezellig te keuvelen, gemiddelde leeftijd ongeveer 70, maar het was ze niet aan te zien, en zeker ook niet aan te horen. Ik vind het wel mooi, oudere dames die , niet gehinderd door wereldse beslommeringen de herfst van hun leven doormaken met leuke momenten.

Deze vier zaten ergens in een bistrot, zich tegoed te doen aan ‘beschaafde alcohol’. Versta : gecamoufleerd drankgebruik in de namiddag, maar zonder dat het er zo uit ziet. Een irish coffee, een advokaatje, een sherry, dat soort dingen. Eentje niet, die met de meest franke ‘toot’. Die ging ronduit voor een trappist. Zij was ook degene die haar eigen begrafenis aan’t regisseren was.  En ze ging door…

” En mijn beeldeke, daarop wil er uitzien zoals ik twintig jaar geleden was… Ah ja, wie wil er mij nu onthouden als een oud verschrompeld beske? Twintig jaar geleden zag ik er nog best appetijtelijk uit!”.

Er valt iets voor te zeggen, De laatste herinnering aan de aflijvige, moet dat niet eerder iets mooi zijn? Iets waar je met plezier aan terug denkt? Vaders in de kracht, moeders in de fleur. Net zoals fotoalbums maar weinig kiekjes bevatten van hoogoplopende ruzies, of huiselijk geweld, waarom schroomvallig doen over doodgaan, laat het iets mooi wezen, ik wil me mijn vader ook alleen maar herinneren als fijne vader, niet als zielige oude man.

Ze ging op haar elan verder. ‘Als ik kijk naar het beeldeke van onze Fernand, allez, dat is toch triestig? Zo ne schone, sterke mens, en op dat prentje is dat een oud manneke!’ En iedere keer als ik er naar kijk, begin ik te bleiten, want dat laatste jaar, dat was toch puur afzien? Maar al die andere jaren hebben wij veel plezier gehad, veel gelachen, en veel samen gedaan!’.

Ik kan haar geen ongelijk geven. Sterven heeft altijd iets triest, iets van een afscheid, maar waarom moet je per se opgezadeld blijven met de verkeerde herinneringen. Zou er geen plaats zijn voor ‘schoon rouwen’, ipv van die zielige vlaamse onbeholpen stiltes. Een afscheid in lijn met het leven van de aflijvige, het lijkt me een meer dan valabele optie.

Eén van de andere dames sprak stil… ‘ ik was blij dat em dood was. We hadden toch niks meer tegen elkaar te zeggen, al heel lang niet…’

Ook moeilijk…

 

Ongelofelijk connected en ontzettend eenzaam

We zijn aan’t ontsporen. Allemaal samen. Allemaal samen zwermen we van het ene naar het andere, op zoek naar het nieuwe, het betere, het andere. Mocht ik niet beter weten, ik zou zweren dat we iets zochten.

Ik sla gemakshalve een paar jaar over over, maar het afgelopen jaar na de kouwe kak/scheet in een fles (schrappen wat niet past) van Diaspora, zag ik iedereen naar Quora zwermen, om daar tot de vaststelling te komen dat we elkaar eigenlijk niet zo bijzonder veel te vragen hebben.

Niet getreurd, Linkedin was aan een inhaalbeweging bezig, dus allen daarheen. Een wildgroei van groepjes, discussies, newsplatformen, blijk gevend van bedrijvigheid, maar een vreselijke  inhoudelijke armoede etalerend.  Onder het mom van bezig zijn worden er schijndiscussies geïnitieerd waar een beetje onderlegde eerstejaarsstudent economie eigenlijk meteen antwoord op zou (moeten) kunnen geven. En alles wordt met een aura van expertise omhuld, terwijl het fundamenteel niets te betekenen heeft.

Pas op, ik pleit mezelf niet vrij, ik doe heel hard mee. Na Linkedin (new and improved) kwam Google+, en ondanks zijn kwaliteiten en mooie layout vrees ik dat het ook niet echt de killer app zal worden… maar ik kan me vergissen.  Tussendoor hebben we ook even de Pinterest hype meegemaakt, mooi, veelbelovend en creatief, maar toch ook een gigantisch herkauw-apparaat.

En toen kwam Connect.me en ik vergeet er nog een paar, allemaal leuk, en allemaal mensen die – net als ik –  als ‘dewiedeweerga’ hun hele netwerk van het ene platformpje connecteerden naar het volgende, om te beseffen dat ze er daar ook niets mee uitrichtten. En ik wil niet gezegd hebben dat elk van die platformen geen meerwaarde heeft, verre van, daarvoor ben ik een te enthousiast gebruiker. Ik deel een overweging, meer niet.

Spotify… zelfde verhaal, het werd een erezaak om er als de kippen bij te zijn. De Early Adopters konden pochen over hun moeilijkheden om hun UK account om te zetten naar een Belgische, de andere lieten zo snel mogelijk weten dat ze niet opgerzet waren met Justin Bieber/Selah Sue reclames tussen de muziek. Ik denk dan, wees blij dat het Milow niet was! Maar dat terzijde.

In no time zitten we met zijn allen weer bij elkaar in de anonieme warmte van weer een nieuw dingetje waar we wat bij elkaar kunnen binnenkijken.  En het is niet verkeerd, je leert mensen echt wel op een andere manier kennen. Gortdroog op linkedin, geestig op twitter en met een verrassend goede muzikale smaak op lastfm, of spotify.

De grootste tristesse moet echter nog komen, ik ben nog niet klaar. Ik ben al een tijdje fan van Komen Eten, omdat het zo bevreemdend is, voyeurist, intriest en hilarisch. En toegegeven, met Twitter op de voorgrond is het even mooi amusement als het Eurovisie songfestival met vrienden samen. Maar al die mooie mensen, intelligent, en hard werkend, en met zo veel geweldige boeiende mogelijkheden om zich te amuseren, zitten mooi na, of tijdens, het eten naar het ‘kaske’ te kijken,  alleen, of met twee en met elkaar te communiceren via de interwebs.

De vooruitgang meneer!

En dan begin ik te denken. En vooral ook naar mezelf te kijken. De ‘attention span’ in heel dit verhaal, die wordt alsmaar kleiner.  Wie een paar jaar geleden continu zijn status update op facebook werd gevraagd of hij niets beter te doen had. De halveringstijd van een bericht op facebook is volgens mij nog ongeveer een halve dag, daarna verzinkt het onherroepelijk naar de achtergrond. Bij Twitter is dat nog minder. Als je niet post, besta je niet.

Ik weet waarover ik het heb en u, als u eerlijk bent ook. Extreem vroeg opstaan en je hersenen pijnigen om origineel te zijn en te tonen dat je er al weer bij bent. Snel reageren. Geestig zijn. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het een heerlijk medium. Maar zoals al eens gezegd ’t is een gigantisch café, waar je’t overzicht kunt behouden en naadloos van de ene conversatie in de andere kunt binnenbreken, en dus ook oeverloos kunt lullen. I love it.  Maar wat stelt het allemaal voor? En hoe zwaar grijpt het in, in echt productieve tijd?

Ik maak mezelf dan wijs dat ik het doe tijdens de dode uren in de auto, maar die uren hoeven niet dood te zijn, ik zou ze even goed kunnen besteden aan echt denkwerk. In plaats daarvan hengel ik naar aandacht, en promoot ik een imago, waar ik me dan nadien moet voor forceren om het ook nog eens waar te maken.

En u doet hetzelfde. Echt wel. U gaat samen met kindjes op stap en beide echtelieden putten zich uit om instagrammetjes, digitale hierogliefen uit te wisselen over wat ze aan’t doen zijn.  En iedereen kijkt via het schermpje mee, hoe gezellig het wel is. Ik weet niet hoe gezellig dat wel is? Ik denk dat het veel gezelliger kan. Als ik met mijn lief op stap ben, dan wordt er gepraat, ruzie gemaakt, gelachen, geleefd, maar de behoefte om uitgerekend dat ‘samen’ te doorbreken door individuele kreetjes in cyberspace is onbestaand.

Toevalligerwijze zat ik gisteren met twee van mijn kinderen (laat ons ze gemakshalve water en vuur noemen) aan tafel, en begonnen we te praten. Lang heeft dat geduurd, en bevredigend was het gevoel. En warm de herinnering, zelfs de dag nadien.  En in alle eerlijkheid, het was juister en voelde beter aan dan een tijdslijn vol bijval van mensen over weer een gevatte geestigheid. En nogmaals,  als geen ander, ik kick op die geestigheden!

Ik las gisteren dat creatie kennelijk geboren wordt uit frustratie, métier en eenzaamheid, (Stone). Ik wil dat wel geloven. In plaats daarvan blijf ik dikwijls  gebiologeerd naar het schermpje, de schermpjes staren. Krijg ik wel genoeg #FF? Evolueren mijn social metrics wel in de juiste richting?  Ben ik wel ‘bezig’?

En ik verrechtvaardig het door te stellen dat ik converseer met mijn lezers, mijn fanbase, mijn virtuele vrienden. En dat zijn ze ook echt, iedere keer ik twitjes tegenkom in het echt blijf ik me verbazen over de geestigheid en de veelzijdigheid van hun persoonlijkheid. Het is toch gewoon veel leuker ‘in ’t echt’  meestal?

Mijn dochter zei gisteren, het nadeel van facebook is dat je nooit meer een verhaal kunt vertellen tegen vriendinnen, want ze weten het al van op facebook. Hoe triest!

En het absolute dieptepunt is nu bereikt, waarbij heelder hordes intelligente mensen Scrabble liggen te spelen. Niks mis mee, alleen doen ze’t via hun tablet, of smartphone, in stilte. Alleen. Zonder te kunnen lachen om bijeen gefantaseerde woordjes. En ze cheaten, om te kunnen winnen…  How low can you go?

Met wat pech spelen ze tegen elkaar… woordenloos.

Het strelen van boeken

Er zou een woord moeten voor bestaan. De liefde bedrijven is het niet, maar puur fysiek genot ondervinden door het aanraken van boeken, dat zou toch een naam moeten hebben?

Ik heb een paar boekenplankjes geinstalleerd, en dat krijg je weer dat eeuwige gevecht. wie mag er op, en hoe? Ik heb er vroeger al eens over geblogd, dat dat een allesbehalve éénvoudige taak is. Welk keuze criterium? Een paar plankjes, dat is geen bibliotheek oefening, ’t is niet dat je alles onder handen neemt. Neen, nu zijn er wat? 40, 60 boeken die promotie krijgen. Die van het stapelen verdwijnen naar de verhevenheid van de plank. Publieksspelertjes. Blijvertjes, Klasbakken.

Maar ook daar moeten er regels en rechtvaardigheid zijn. Ok, dat boekje van Finkielkraut is mooi, en het staat scherp om het gelezen te hebben, maar wat heeft het met je gedaan? De emotionele weging is te beperkt. Locke daarentegen, in de goedkoopste uitgave ooit, is een certitude. Net zoals die ene goedkope uitgave van Lijmen/Het Been niet hoeft te vrezen. Ja, boeken hebben een ziel, en net zoals in Toy Story, denk ik dat je ze pijn kunt doen door verwaarlozing.

Van meet af aan is duidelijk dat het een arbitraire keuze wordt. Een keuze die bepaald zal worden door omslag, kloutscore van de auteur, likeability van het onderwerp, en dan last but certainly not least… Wat heeft het boek gedaan met mij.

En dan begint het strelen, en de gewoontesex. Op zich wellicht een metafoor voor iets anders. Zo’n Oscar Wilde, die weet met zekerheid dat hij terug promotie maakt. Het is goed even te toeven onder de andere boeken, maar de complete works, tja, dat moet gewoon terug in ’t zicht liggen, klaar om te doorbladeren, een quote op te zoeken, bij de hand te hebben… Hij weet het, ik weet het, hij weet ook dat het een kwestie van tijd is voor ie weer op het nachtkastje belandt, de hautaine slet.

Neen dan heeft zo’n Brouwers of Coupland het moeilijker. Mooi, of boeiend, maar ze raakten mij niet. Net zoals ik dweep met Hermans en Reve, kan Mulisch mij gestolen worden. Ook al heb ik er quasi alles van gelezen, hij pakt mij niet. Wolkers wel. En Vestdijk, die oude schurk, komt vanuit de achterhoede terug opzetten, eindelijk klaar voor…

Dichtbundels. Moeilijk! Dan neem je zo’n Zwarte jager van Jules Deelder nog eens vast, op slag dertig jaar jonger, en de grijsaard komt boven. Was het werkelijk zo groot als poëzie? Eerlijker word je ook op deze leeftijd. De Coninck, Claus, meesters van de taal. Deelder en Chabot, punkpoëts en meester van ritme en performance, maar is het een boekje dat op het schap moet? Ondertussen heb ik het opnieuw uit… Toch maar niet, of wel, het is zo mooi, die gebeitelde kop van Jules, en het overweegt niet… het kan er quasi nonchalant tussen. Vooruit dan maar.

Het gaat door, boek per boek, en altijd trager. Het hangen van de plankjes kostte een uurtje tijd, het selecteren van de boeken een dag, en ik ben nog niet tevreden. Of toch wel, want ik heb een heerlijke tijd gehad. Hier en daar een herinnering, een oude bladwijzer, een kattenbel of een post it. Sepia dat opnieuw verlevendigt, herinneringen die aan kleur winnen, een simpel geluk. Of overdrijf ik?

Oude liefde

Ik zat tegenover hen, wat te schrijven en te prullen. Ze zaten naast elkaar. In’t café. Een beetje zorgelijk. Mooi opgekleed, ’t was tenslotte jaarmarkt, en iedereen liep rond in het dorp, dus ze konden niet achterblijven, ze moesten laten zien dat ze nog meekonden, dat ze er waren.

Ze zeiden niet zo heel veel, maar dat stoorde ze kennelijk niet. Ik vermoed dat er in elke relatie wel een moment komt dat je niet meer zoveel hoeft te zeggen, dat alles al wat gezegd is.  Ze plukte een pluisje van zijn cardigan, hij merkte het niet op, en ze keek liefdevol bezorgd naar hem op. Tenminste, zo kwam het bij mij over, want dat willen we graag zien.

De kermiskoers passeerde en hij keek reikhalzend, en met vurige blik naar de passage. ‘Ik kon vroeger met de beste mee, maar ja, den tikker, ’t is allemaal de moeite waard niet om er zottigheid mee op uwen nek te halen!’. Hij sprak het uit, niet naar iemand in het bijzonder, maar alsof hij mij wou uitleggen dat er onder die gebogen figuur nog steeds een atleten hart klopte.

Het oude vrouwtje keek hem ernstig aan, maar zei niets.  Ze wenkte de kelner en bestelde een koffie. Hij ging voor een Rodenbachske. Ze zwegen weer.  Ik bedacht me dat het wel iets heeft, zo samen oud worden. Maar niet voor iedereen.

‘Twee Rodenbachs man, elke zondag! De rest van de week kom ik aan geen druppel alcohol aan. En om 10u in bed! Dan kunt ge oud worden!’ Weer verwachtte hij geen antwoord, het was een mededeling, zonder meer. Ik kon er mijn voordeel mee doen, als ik dat wou.  Ik heb er ook geen mening over. Vrijheid blijheid, 2, 20, whatever.

Hij vertrok naar toilet, en het breekbare vrouwtje aan de andere kant van de tafel keek me monsterend aan.

‘Twee Rodenbachs… altijd weer twee Rodenbachs,  en dan gaan pissen. Zot word ik er van. Ik heb niks tegen hem te zeggen. Al lang niet meer. Zijn verhaalkes zijn op. Mijnen eerste man, die mis ik! Daarmee kon ik uren aan de zwier. Na dertig jaar getrouwd hadden we nooit verhaalkes te kort, en we dronken en we lachten, misschien te veel, dat zal dan wel, hij is er tenslotte aan gestorven, maar ’t was tenminste plezant. We leefden.’

‘Den deze,… Ja, ik ga er oud mee worden, en heel snel!’   Ze dronk haar koffie leeg, gaf hem zijn jas aan en ze vertrokken… Gevangen in haar eenzaamheid.

 

 

 

Onder de deur

Schrijven is zalig… schrijven in een klooster, dat geeft je geen excuses meer. Er is allicht niet veel meer te doen. Schrijven met een vriend in een klooster, naar elkaar, ik wou dat ik er bij was geweest. Ik heb het helaas alleen mogen lezen, als manuscript, van een slimmer mens, die al eerder de behoefte voelde om dat te doen. Wie dus nu een klassiek Guido stukje verwacht, mag stoppen met lezen, ’t wordt een boekbespreking…. Neen, ik schrijf geen boekbesprekingen, ’t is gewoon een reflectie op wat ik aangeboden kreeg om te lezen.

Het is een experiment, en het doet vooral zin krijgen naar meer. Voor mensen die graag schrijven, en nadenken, over geloof, over leven, over echte mensen. Ondanks mijn bij momenten bijna niet te overtreffen oppervlakkigheid ben ik zo iemand. Geloof, daar heb ik me van losgerukt, zonder de zin voor spiritualiteit te verliezen. Mensen, daar ben ik blijven in geloven, ondanks de ontgoochelingen. Het leven, ik heb het gevierd, ik vier het nog steeds, en ik geniet er dagelijks van, hoe mijn kinderen de gretigheid over nemen.

In die zin is het een feest om in een betrekkelijke teruggetrokkenheid te kunnen nadenken over wat ons mens maakt tussen de mensen. Een zeldzaam privilege ook, om dat met vrienden, telkens opnieuw in een andere omgeving, en telkens opnieuw vanuit een blanco blad te kunnen ontdekken. Ik wou dat ik er bij geweest was. Quod non.

Wat blijft, is de neerslag van hoe anderen het er van af brachten. Bij momenten is dat mooi, en schrijnend, maar overheersend is in mijn gevoel, het idee van… had er mij toch maar bij gepakt, ik heb er zoveel meer over te zeggen, ik denk er zoveel langer over na… Hubris. U kent dat.

Het is niet eenvoudig om jezelf bloot te geven in een brievenboek, je weet immers dat de andere je leest, en beoordeelt vanuit een soortement feitelijkheid, een soort voorafbepaalde inkleuring van verwachtingen. Dat kan meevallen en tegenvallen.

In die zin is het boek een mooi schakerend beeld van ‘mannen in de kering’, die voluit in het leven staan en bij momenten er in slagen te verwoorden wat hen bezig houdt, en wat hen bang maakt. Maar ook wat hen troost geeft. Of dat nu in lijstjes gebeurt of in nauwelijks verholen bedes, doet niet ter zake, het feit dat ze’t proberen telt.

Dat is ook de reden waarom ik op mijn honger blijf. van sommigen wil ik meer weten, bij anderen interesseert het mij van meet af geen ene moer, omdat hun inzichten de mijne niet zijn,  soms wegens te oppervlakkig, soms wegens niet juist verwoord. Maar zelfs dat is confronterend en doet nadenken.

Dat is een mérite, en tegelijk ook een probleem. Moet het een boek worden, en voor wie? Wie er in geïnteresseerd is, staat er soms ook al verder in. Misschien is een Wim Kayzer-approach (Het Onderhoud) veel boeiender. Doorbomen, uitbenen, fileren, en tot de essentie komen.

Dat, veeleer dan om de zoveel weken proberen tot de essentie te komen met iemand anders. Maar dat is mijn mening…

Ik kan het overigens iedereen aanraden, om het boek eens te lezen. Al was het maar om stilte en reflectiemomenten bij jezelf op te zoeken.

http://www.onderdedeur.be./

Waarom kleine meisjes toch best zelf hun kamer opruimen

Afgelopen weekend was het weer zover. Oogappel nummer 4 kwam slapen. ‘En of het lief mocht blijven ook?’. Ik kan mijn dochters niets weigeren. Ik kan ze niet alles bieden, maar ik kan ze alleszins niets weigeren. Ook dit niet.

Liefst van al zou ik dat joeng (haar lief) onder de zoden schoffelen, maffiagewijs een paar betonnen laarsjes aanmeten en wat laten zwemmen in de Leie, iets onbestemd met naalden, donkere kelders en niet nader bepaalde geslachtsdelen doen, maar ik ben een moderne papa, en dus antwoord ik ‘ja schat, uiteraard, geen enkel probleem, dat hoef je toch niet te vragen…’ En inwendig sterf ik.

Begrijp me niet verkeerd, het joeng in kwestie is meer dan ok, hij kan er ook niets aan doen. Ik vind hem zelfs buitengewoon meevallen. Hij denkt na, is niet te brallerig, is lief voor haar en hij blijft van mijn whisky. Het is niet persoonlijk, it’s business, ze moeten met hun fikken van mijn meisjes blijven.

Ik wil ze liefst van nu tot haar dertigste in een klooster en dan met  2,4 onbevlekte ontvangenen ergens in een ‘doorzonwoning’ installeren, met een vent die heel hard werkt om haar vakanties en schoenen te betalen. De megahit van wijlen André Hazes indachtig vraag ik dat ze haar alles zouden geven en dan nog wat. Uiteraard is dit allemaal niet waar, maar toch, ik ben niet te beroerd om het toe te geven, het knaagt. En ik wil het niet weten.

Omdat ik weet wat het is. Toen ik vroeger thuis kwam met een meisje zei mijn vader ‘niet onder mijn dak’, en dat was finaal. Wij zeggen dat niet meer, want we zijn modern, maar we – of ik althans – hebben ook een bijzonder levendige fantasie, gevoed door eigen ervaringen, fantasmes en porno op het internet.  Nu weet ik wel zeker dat ik de aandacht heb.

Wat is namelijk het verband met de titel? Na het weekend is mijn huis een stal, een puinhoop, een zompig puberaal liefdesnest. Althans, zo komt het bij mij over. Ik doe even de toer met u. Wat te denken?

Over twee badkamers en één slaapkamer verspreid liggen een 30tal handdoeken, in diverse stadia van kleffe vochtigheid. Neen, ik overdrijf dat getal niet, en ik wil niet weten waarvan die handdoeken getuige zijn geweest. Van vrijdagavond tot zondagmiddag zijn er een kleine 200 waxinelichtjes opgebruikt, grosso modo te verdelen over dezelfde locaties + het salon. Her en der in het huis, maar geconcentreerd over voornoemde plekken vind ik kleenex doekjes, ondergoed, waarvan ik niet weet bij wie het behoort (zonder te impliceren dat die jongen strings draagt, maar mijn dochter draagt bijvoorbeeld ook boxers, dus dit is à décharge te noteren), uiercreme, bodymilk, etc, etc..

Ik zal u even vertellen wat dat met mijn hoofd doet. Ik denk dan dat er tijdens mijn afwezigheid één langerekt sexfeest aan de gang geweest is, waarbij het frêle, kwetsbare lichaam van mijn ooogappeltje onderworpen werd aan de meest perverse en schaamteloze handelingen, gewoon om dat joeng zijn genot te geven!!

Het is al erg genoeg dat ik dat sowieso denk, zonder dat ik ook nog eens moet geconfronteerd worden met de materiële bewijslast. Mijn ‘sympathie-coëfficient’ voor jonge lieven wordt er niet hoger op! En daarom, lieve dochters en meisjes overal te lande: kuis uw nest op, laat geen sporen na van jullie (vermeende)ontucht, of alle papa’s en sommige mama’s zullen komaf maken met die geilberen van jullie. Gemeend!

Het kan natuurlijk ook zijn dat ze gewoon wat slordig is, zoals de meeste meisjes van die leeftijd, en dat de elektriciteit uitgevallen is dat weekend, en dat ze zoals mijn andere dochters gewoon wat kusjes stal van dat sympathieke skaterkereltje.

Ik denk ook dat het zoiets was hoor, ze is tenslotte nog maar 17, wat kan er gebeuren?

Open brief, aan Peter Goossens. (concept schijnt te werken)

Beste Peter,

wij kennen elkaar helemaal niet, maar toch permitteer ik me dit schrijven. Waarom? U als keizer van Kruishoutem en de wijde omtrek, predikant van de goede smaak, de verfijning en het métier, u moet ik hebben.

Het einde is namelijk nabij. Ik was  dit weekend op zoek naar pretentieloze witte wijn. U kent dat wel, simpele vereisten:  geen koppijn, het mag een schroefdop zijn, en het hoeft niet meteen zo’n fles te zijn waar je eerst devoot moet voor gaan zitten. Het soort wijn dat in uw etablissement allicht niet al te veel geschonken wordt, maar waar Jan Modaal wel pap van lust.

En toen grijnsde u mij toe, vanop het winkelrek bij de Carrefour.

Ik dacht even dat het uw broer was, Piet – wat hebben we geleerd – Huysentruyt, die het met de kruidenpotjes en de mixes doet, maar neen, u was het zelf. Erudiet door uw nieuw hoornen bril kijkend, een heerser!

Witte wijn, van Peter Goossens? Neen, gewoon, witte wijn-Peter Goossens. Gele en groene. Zo rond de 7 euro, gesponsord door  Njam (een kookkanaal dat niet te beroerd is om ook de betere kleffe happen advertentieruimte aan te bieden).

Ik weet het niet, Peter. Ik weet het echt niet. Wat ik nu het ergste vond? Er is zoveel mis aan dit verhaal. Ik weet niet waar te beginnen.

Het etiket, is van een smakeloosheid, en slecht design, het is niet te schatten. Moest u daar nu werkelijk voluit frontaal gaan bijstaan? Ik weet het, u bent een knappe, succesvolle man, maar is de egonood werkelijk zo hoog dat het met een prentje moest? En kunt misschien ook eens tegen uw designer zeggen dat witte letters op gele achtergrond niet echt leesbevorderend werkt?

En dan zijn we er nog niet. Achterop het massaproduct geeft u ons even aan waar en wanneer we wat moeten drinken. Als ik het goed begrepen heb, is er naast de witte wijn, ook nog eens rode wijn, telkens twee varieteiten. Blij dat u ons dat even toelicht, echt waar.  Weer iets geleerd. Over die wijn wordt verder niet veel meer gezegd dan dat het Italiaanse is van 13,5% alcohol.

Gaan we het zo spelen, Peter? Omdat u het beter weet, en wij daar eigenlijk toch allemaal geen zak meer van afweten? Weg met de druif, weg met het verkeerde snobisme van die wijnprententieuzen, wij krijgen vanaf nu witte of rode wijn, en we mogen kiezen of hij jong en fruitig is of iets anders.  Het valt te verdedigen hoor, daar niet van. U kunt ons de bek toespijkeren en zeggen dat we er toch niks van kennen en zo, en dat u garant staat voor een lekkere wijn. Maar ’t is wel betuttelend hè?

Peter toch, hebben we dan niet beter verdiend? Is het ook wijn die zal fonkelen in de glazen van uw restaurant? Denkt u dat uw klanten hem met graagte zullen bestellen, ten nadele van de Petrusjes en hun quasi gelijken? U die zo een voorvechter was van de mooie producten en hun afkomst, en het respect dat we moeten hebben, u smijt hier iets banaal op de markt, in de naam van het grote en waarschijnlijk snelle geldgewin. Van uw verse bereide schoteltjes kon ik het nog een beetje begrijpen, de uitdaging om terug smaak in eten te brengen. Van uw Westvlaamse spitsbroeder kon ik het hoereren met kruidenmixen ook nog begrijpen, maar u?

Peter, die fles, dat concept, het is een draak! Als ik denk aan wat ik er voor betaald heb, en waar ik dat gedaan heb, en wie er allemaal in dat project meespeelt, dan kan ik me niet voorstellen dat het om een nobel product gaat. Wie gaat het volgens u drinken? De unserved audience die geen wijn drinkt? Het ‘VT4/komen/eten’ publiek? Uw klanten? De Betere WijnKenner, die hier als nuttige info meekrijgt dat het om italiaanse wijn van 13,5° gaat?

Peter, je kunt niet prediken over kwaliteit en respect voor producten enerzijds en anderzijds op deze manier wat centen proberen mee te graaien. Dat heb je toch niet nodig?

Tenzij het iets is voor foodies natuurlijk, die in hun eenzaamheid steun krijgen van een streng kijkende Peter, terwijl ze zich wagen aan culinaire experimentjes. Peter ziet u, hier knoeit men niet. Dat kan ook…

De viptent, het tristesse-paleis

Blown away, by @blissbohemian (www.bliss.be)

In Zoersel organiseren ze tijdens de zomer Parkfeesten op vrijdagavond. Dat is vrij gezellig. Het is de bedoeling dat kinderen en dorpsbewoners, vrienden en muziekliefhebbers allerhande daar een prettige avond hebben. Dat lukt meestal wel.

De groepjes zijn leuk, of origineel, of bedoelen het goed. De mensen zijn in de sfeer om wat pinten te drinken en het weekend en/of de vakantie op een luimige manier in te zetten.

Je ziet trossen ‘testosteron pubers’ plannen beramen om heldhaftig een meisje aan het haar te trekken. Je ziet dromerige deernes, aarzelend dwalen in de richting van die ene jongen die wel anders is dan al die andere. Heerlijk mooie zomeravonden.

De verenigingen spannen zich in, er zijn wat stalletjes, kraampjes, frieten, bier, wijn en cava. Meer moet dat niet zijn, prima georganiseerd.

Ik struinde er gisteren wat rond. De reggae band kon me niet echt bekoren, wat uitzonderlijk is, maar het zal wel aan mij gelegen hebben. Plots zag ik iets wat ik daar totnogtoe nog niet opgemerkt had. Een lege tent, met  gedekte witte receptietafeltjes en kaartjes daarop: ‘voorbehouden’, en dan de namen van wat lokale neringdoeners, neem ik aan. Ik vond het een stijlbreuk. En onaangenaam.

Zo zonde. Ik ben een democraat en een libertair. Soms botst het een beetje. vooral als de sfeer en de authenticiteit in het gedrang komen.  Ik erger me al jaren blauw aan zgz. ‘vip zones’ en ‘golden circles’ waar meestal niet betalende ‘vips’ een voorbehouden plaatsje krijgen om toch maar een goed zicht te hebben op een artiest die hen zowiezo niet echt veel zegt, wegens volgende week zien ze weer een andere, door weer een ander bedrijf uitgenodigd. He gaat om zuip en gezien worden, en in een beperkt aantal gevallen over echte muziekfans.

Ondertussen betekent dat minder plek, minder kansen voor de echte liefhebbers.  Op zo’n moment denk ik weleens ‘ga met heel uw vip klodden toch ergens anders de lul uithangen’… maar dat is niet echt mooi Nederlands, dus die gedachte verdring ik om plaats te maken voor een andere, meer ‘vrij-denkende’: vrijheid, blijheid. Maar eigenlijk is dat niet zo. Want men maakt het een beetje kapot.

Ik begrijp volkomen dat organisatoren continu op zoek zijn naar manieren om enerzijds meer geld over te houden aan hun inspanningen, en dat ze dat geld willen halen waar het zit, dat kan ik alleen maar onderschrijven.  En anderzijds zoeken ze door differentiëring een leuk aanbod te kunnen maken aan de ‘meerwaardezoekers’. Lovenswaardig. Maar doe het op een manier die uw evenement intact laat!  En dat kan! PSV heeft een prachtig stadion, met uitstekende VIP facilities, maar de wedstrijd beleef je buiten, zoals het hoort.  Niet achter glas, aan een coupe nippend. Dan moet je maar naar de paardenraces gaan.

Organiseer VIP toestanden, naast, achter, onder,  voor mijn part boven het podium, zodat een normale mens er geen last van heeft.  Geef all areas armbandjes, zodat wie wil zich kan laven aan de echte festival sfeer. Of beter nog, zorg ervoor dat mensen terug in hun vipstal binnen kunnen zonder uiterlijk vertoon, want ook dat is weerzinwekkend, het gekokketeer met  speciale bandjes en lanyards met pasjes… Maar laat geen kakkineuze roséwijven opdraven temidden van een groep losgeslagen jongeren, glaasje bubbels in de hand, om dan op te merken ‘Dat stinkt toch nogal hè, zo’n festival na 3 dagen’.  Hou dat gescheiden!

Zo ook gisteren. Je krijgt dan ineens een plek, waar het allemaal wat stijver is, een soort sfeer-vacuum. Dat is jammer, voor iets wat voor de rest leuke en mooie dorpsprententies waarmaakt.

Soms is het overigens best vermakelijk. Dan heb ik het over  het vestimentair aspect en het mannetjes-vrouwtjes spel. Zo’n vent, die maakt zich klaar voor ‘Parkfeestje zoersel’ en dat is meteen gepiept : hemd, jeans, gympies, halve fles aftershave, klaar!

Voor vrouwen is dat moeilijker. Ze weten dat er een wei is… maar ze weten ook dat er ‘vriendinnen’ zijn. Ze weten dat ze gemonsterd gaan worden, ze willen behagen.  En zo zie je totally overdressed, zonnebankbruine, gepermanenteerde wijvekes over het terrein stuntelen, tot ze de veilige haven van het Cava-walhalla bereikt hebben. Daar ligt planché, en kunnen ze schitteren.  Oef…. Mooi! ‘T is toch gratis drinken hè, Raymond?’

Honden moesten ze er op los laten, die met vuile poten, morsige afdrukken op de witte piratenbroekjes maken!

Over Marketinghoeren en Boeren

Ik ben een marketinghoer, en een aandachtsslet. Wie mij kent, of bezig ziet op de sociale platformen en op de diverse hoogmissen van ons métier, zal dat beamen.  Zelf denk ik daar anders over, maar dat doet niet ter zake. Ik weet dat je animo rond je profiel moet houden op de diverse netwerken, anders tuimel je zo de vergeetputten van het wereldje in. En ik wil aandacht, aandacht voor mijn stukjes, die ambachtelijk geschreven zijn, en waar ik best wel trots op ben.

Onlangs ben ik mijn absolute antipode tegengekomen. Een kaasmaker uit Salzburgerland. Hij werd ons aangekondigd als een jonge boer, die erg succesvol bezig was, hoog op de alm, met een kaasmakerij.

Wat we te zien kregen was een helder uit de ogen kijkende, getaande alpenkop, die met een mok koffie en een sigaret voor zich, met nauwelijks verholen afgrijnzen keek naar het stelletje ‘journalisten’ voor hem.

Hij had een pracht van een uitbating, en dat zeg ik zonder een zweem van ironie en ik som even op wat hij op de verschillende locaties als didactische uitleg meegaf.

In de kaasmakerij : “Dit is de kaasmakerij, als u vragen hebt, dan luister ik.”

In de winkel : “Hier verkopen we kaas, boter en spek. Proeven?”

Bij de ovens : “Het rookt omdat ik spek rook, dat gaat niet zonder rook”.

In de kelder: “Mijn kazen gaan bijna kapot van dat geflits!”

Bij zijn toeristenverblijven : ” Het zijn oude, opgeknapte huizen, dat is leuk voor de toeristen”

Hilarisch en juist was het. De man leefde in en voor zijn producten, en al de rest deed er geen zak toe. Hij liep in hetzelfde kloffie rond dat hij al jaren aantrok, gaf zo kort mogelijk antwoord en wilde eigenlijk niets liever dan dat we zo snel mogelijk opkrasten, en hem lieten verder werken.

Was hij onvriendelijk? Neen. Hij had alleen geen zin om zich met bijzaken bezig te houden. En zo hoort het. De kaas was verrukkelijk, de koffie was lekker en ik durf te wedden dat er aan de uitbating van het hof ook niets verkeerd was, alles zat vol, en het ontbijtbuffet zag er heerlijk uit. Meer moet dat niet zijn. Word of mouth, storytelling en conversationmanagement, his way.

Het tafelgesprek

made by @blissbohemian (www.bliss.be)

Ik hield ze al een tijdje in het oog. Een gezelschap van vijf. Drie vrouwen, twee mannen. Zij zat aan het hoofd van de tafel, en het was allemaal erg dubbel. Ze voelde zich beter dan de burgervrouwtjes die gezellig met het mannetje op vakantie gingen. Zij was immers vrijgevochten, losbol, een avontuur. Tegelijkertijd zou ze er alles voor doen om ooit nog een vent in de netten te strikken, zodat ze niet meer overgeleverd werd aan de goodwill van zogenaamde vriendinnen. Geen genadebrood meer, geen eenzame ontbijten en drankdoordesemde diners in eenzame hotels. Gewoon terug zoals vroeger, gezellig normaal.

Het viel me ook op hoe de lichaamstaal en vooral ook de ogen van één van de andere tafeldames haar continu monsterden.  Bij alles wat ze zei, en alles wat ze niet zei.  En hoe gespeeld geinteresseerd iemand er kon uitzien. Het deed bijna pijn.

’s Ochtends aan het ontbijt was het niet beter. De vrijgevochtene had het soort gezicht dat een hele dag nodig heeft om te bekomen van de alcohol en tabak excessen van de vorige dag. ‘S avonds ziet dat er best ok uit, ’s ochtends wil je er niet naast wakker worden, denk ik dan.

Het monsteren ging verder. Haar ‘vriendin’ luisterde naar alles wat ze zei, maar ondertussen zag je haar ogen afdwalen en hoorde je ze bijna denken ‘Oh meid, wat zie jij er slecht uit, en wat zou ik nooit met jou van plaats willen ruilen, mijn man is misschien niet alles, maar ik heb er tenminste één…’

Ja, ja, allemaal in één oogopslag, ik ben nogal een fijn observator als het daar op aankomt. Het ging nog veel verder overigens, er werden oordelen bedacht over carrieres, keuzes, vestimentaire oordelen, allicht ook tafelmanieren.

Dat zette me ook aan het denken. Meisjes en jongens, mannen en vrouwen, dat denkt anders. Dat praat ook anders. Jongens  beoordelen en monsteren ook. Die hebben ook in één oogopslag gezien welk vlees ze in de kuip hebben. Wat dat betreft zit er geen verschil op. Wij kijken, en beslissen ‘Hier zullen we het verder moeten mee doen, en vanaf dan speelt het verder geen rol meer.

Bij vrouwen heb ik de indruk dat er even snel een oordeel gevormd wordt, maar dat er dan vooral verder gezocht en gekeken wordt om dat oordeel te bevestigen. En wat er verder ook nog gezegd of gedaan wordt, aan dat oordeel verandert niks meer. Vaak heeft het ook te maken met kleine details uit het verleden, die meegedragen worden, nooit vergeten. Dat zetten ze elkaar terug betaald, onderhuids, ijselijk en zo pijnlijk mogelijk. Een gerichte valse glimlach, een bewust kort negeren of een misprijzend mondhoekje. Meesterlijk hoe vrouwen dat kunnen.

Jongens zijn dan al lang bezig met deel twee van het spel. Punten scoren.

Zet vier venten bij elkaar, en je krijgt een soort werveldynamiek. Iedereen moet zijn plaats pakken. Liefst vanboven. Wat ik daarmee bedoel? De gespreksdynamiek bij vrouwen lijkt er mij één te zijn van ‘ondersteunend luisteren’. Waarbij kleine kreetjes en uitroepjes het verhaal van de zuster ondersteunen en tot wasdom brengen. Het doel daarachter is niet altijd gekend, zo perfide zijn ze dan weer wel, en wraak is een schotel die het best koud genuttigd wordt.

Bij venten is dat anders. Tenminste toch als er haantjes aan de tafel zitten. Ik kan het weten, ik ben er ook eentje. Een man vertelt een verhaaltje of een anekdote om zijn stelling te ondersteunen, en meteen zie je de volgende denken, zo heb ik er ook eentje, maar sterker, en beter verteld. Hij vertelt het, ook om de stelling te ondersteunen, en tegelijk zie je de andere denken hoe ze dit kunnen overtreffen. Twee minuten bedenktijd onder het luisteren, meer tijd krijg je niet. En hopla, daar komt de volgende ‘Ja, inderdaad… toen ik in het leger zat…’.

Voor je ’t weet krijg je een  burleske tornado aan kleine, amusante anecdotes, die soms het thema verdiepen, en soms ook het thema verleggen. Maar je komt nooit tot een diepgaand gesprek. Dat doen wij niet met vier, dan is het wedstrijd. Pissing contest, kijken wie de dikste heeft.

En dan drinken we nog een biertje, en we hebben een gezellige avond gehad, en zo hoort het. Ons zieleleven dat houden we voor de literatuur, en zo…

 

Mannen weten waarom…

photo by blissbohemian (www.bliss.be)

De emotionele gelaagdheid van een man. Daar wil ik het over hebben. En meteen ook even een steen in de kikkerpoel werpen. Er wordt altijd gezegd dat venten geen inleving, geen empathie hebben, geen emotionele aandacht kunnen schenken en ook niet over hun gevoelens kunnen praten. Niets is minder waar, volgens mij dan toch.

Mannen, echte mannen dan, hebben een eigen specifiek emotioneel jargon ontwikkeld, waar veel vrouwen een puntje kunnen aan zuigen. Als twee venten elkaar ontmoeten in een café, dan volstaan enkele welgeplaatste mompelzuchten om de stemming aan te geven…

‘Hoe is’t?’

‘Oh, bof,…cavakes!’

‘Ai… en allang?’

‘Och, ge weet hoe het gaat hè’

Beiden nippen aan hun pintje, en weten hoe laat het is. Of er nog seks is met de eigen vrouw. Of er een andere vrouw in het spel zit. Of er professioneel miserie aan zit te komen of er gewoon een crisis van het algehele welbevinden op til is. 4 zinnen, 1 slok. Klaar.

Het uitgepuurde van zo’n dialoog, de rijkdom aan emoties en gevoelens, het inlevingsvermogen ook van de beide deelnemers…

De afwezigheid van overdadig woordgebruik kan nooit als conclusie hebben dat er geen emoties in het spel zijn. Als ik van iemand iets krijg, een cadeautje of zo, dan zeg ik gemeend ‘Dank je, ’t is erg mooi!’. Die woorden zijn daarvoor gemaakt. Die zeggen wat ze moeten zeggen. Niet meer of niet minder. Ik meen het ook als ik ze uitspreek. Dat is niet koel, dat is juist en appreciërend. Als ik op zo’n moment iets moet zeggen in de stijl van ‘ maa, oooh, ma, neen, ma jaaa, zeg, maar , neen, zooo mooi, dat vind ik echt, echt, echt kei tof, en zo origineel…. oh, maar ja, dat had ik altijd al gewild’ dan vind ik dat overdreven, onecht en een belediging van het intellect van de gever.

Wat heeft dat met gelaagdheid te maken? Alles. Door de jaren zijn we afgestompt geraakt en is de uitbundige, geaccentueerde, oppervlakkige uiting, de dienst beginnen uitmaken. Wie het zo doet, wie er zo over praat, die is gevoelig.  Of die kan zinvol praten over zijn emoties. Al de anderen kunnen dat niet, hebben het er kennelijk moeilijk mee. Welaan dan, wij kunnen er over praten, maar niet zo!

Mijn lief kan bij mij al bij het binnenkomen aanvoelen dat het mij niet afgaat, dat ik met een ding worstel. Ik hoef niet eens iets te zeggen. Misschien is ze wel een vent, dat kan natuurlijk ook.  Ik hoef geen coiffeurs-enthousiasme om blijheid te tonen ik hoef geen grafdelversgezicht om treurnis te etaleren.

Bovendien, en dat geef ik éénieder mee, wij schakelen, wij gebruiken registertjes. Je zal op begrafenissen echt wel mannen zien huilen, om nauwelijks vijf minuten later in de kroeg te kruipen met hun maten en pinten te drinken en grappen te vertellen. Maakt dat het verdriet minder echt? Neen, het maakt de zichtbaarheid minder groot, dat is alles. Ondertussen maalt het verder.

Pinten drinken, roken, vloeken, het maakt deel uit van ons emotionele jargon. Woorden zijn één dimensie, gedragingen een andere. Denk daaraan als u de volgende keer een starende man treft. Hij kijkt niet naar uw borsten, hij peilt naar uw ziel.

Spekskes bij de slager

Het leven van de stukjesschrijver zit vol onverwachte cadeautjes. Teruggekomen van slager Bart met een mooi verhaal en meteen ook een erg leuke titel gekregen van Karin.

Ineens waren ze er weer. Pastelkleurtjes, vlezig, sponzig. Spekskes. Groot, klein, veerkrachtig, soms al een beetje taai. Het komt allemaal door ‘den Blokker’, die heeft dat ding in de  aanbieding geplaatst en sindsdien is het hek van de dam. Overal zie je ze de laatste tijd. Het is een bron van vermaak en verwondering. En ook een heel klein beetje ergernis, omwille van esthetiek, maar heus niet altijd.

Het huispak. Tot op enige hoogte kan ik er inkomen dat mensen thuis een zeker comfort willen hebben. Mijn generatie, opgekweekt met sponzen broekjes en dito pyjama’s associeert spons daar niet meteen bij. Het huispak richt zich godzijdank niet tot mannen (de dag dat ik de eerste vent tegenkom met zo’n ding rond zijn harige lijf sta ik niet in voor de gevolgen, maar ik ben er zeker van dat die niet homo-erotisch van aard zullen zijn).  Na de legging-miserie –  hijsen de vrouwen zich vandaag massaal in het huispak. ‘Omdat het gemakkelijk is’.

Tot daar kan het mij ook eigenlijk niet schelen. Vrijheid, blijheid, voor eigen haard. Ik denk wel dat ik het maar minnetjes zou appreciëren mocht mijn vriendin ineens zo’n regressiepyjama aantrekken om samen op de bank naar ‘kokeneten’ te kijken. Dan maak je er toch meteen beter een eind aan (en heus niet alleen aan je relatie)?

Zij die het wel aan hebben, en  waarvan het gedoogd wordt door hun vent (waarschijnlijk buxus-snoeiendetussenpint-onkundigen). Wat moeten we daar van denken?  Voor mij is het simpel: thuis pak, thuis blijven. Niet op zaterdagochtend met je cellulitiskont verpakt in teer babyroos bij de slager staan wiebelen. Om meer dan één reden, en ik voel dat u gewoon zit te popelen om die redenen te kennen. Het zijn er drie.

U bezoedelt de esthetiek van het straatbeeld, en dat was sowieso al een erg mager beestje.  U verstoort mijn erotische beleving van de ‘vrouw’,  wat – toegegeven –  erg egoïstisch is.
U maakt uw zusters, uw clan, de andere vrouwen, ongelukkig.

De esthetiek van het straatbeeld daar kunnen we kort over zijn. 80 kg, kort gestompt in  lila stretch over de straat zien deinen, dat is niet prettig om naar te kijken en het trekt  helaas de aandacht. Het is dus ook nog eens gevaarlijk voor de gsm-ende automobilist. Bovendien zijn de meeste van die pakjes in vreselijke pasteltinten of hippe – voor mannen onuitspreekbare – kleurtjes zoals fuchsia, taupe, turquoise. Dat doet pijn, dat kleurt verkeerd af. Dat vloekt. Zeker op ochtenden.

Ten tweede. Ik durf van mijzelf te zeggen dat ik een billenman ben. Tegengesteld aan het door vrouwenbladen geïnduceerde schoonheidsprincipe van treurige kinderbilletjes aan een volwassenelijf gekleefd, hou ik van een mooie ronde bilpartij.

Welnu dames, weet dat ik – en met mij allicht vele anderen – staar. Ik staar naar jullie bilpartij. Borsten heb ik afgeleerd, omdat je nooit ongemerkt naar de gevelpartituur van een vrouw kunt kijken zonder dat ze het merkt. Maar billen dat lukt nog wel. En dat zet meestal wel één en ander in gang.

Niet met het huispak echter. Weet dat elk randje, en helaas ook, in sommige gevallen, de ontbering van randjes zichtbaar zijn in die krengen. De contouren van een oversized sloggy reet, verpakt in blinkende stretch. Of omgekeerd,  van die enge ministringbilletjes die er niet in slagen ronding in zo’n broekje te creëren. De totale afknapper. Een erotische gesel van het eerste uur. Neen, geef mij opwaaiende zomerjurkjes, strakke, mooie,  jeans, mysterieuze wikkelverpakkingen, maar niet dit.

Ten derde, het ongelukkige van andere vrouwen. Het probleem met de mode. Er zijn de trendsetters, en de modevolgers. JBC, Blokker, E5 maken  bijvoorbeeld de mode niet.  Ze volgen die, en daar is niks verkeerd aan. Maar dan heb je zo’n Xandres, of Chanel of een ander mooi vrouwenmerk, die ‘sportive chique’ organiseren. Dure joggingpakjes met een labeltje, in hippe kleurtjes. Reteduur, maar het is dan ook voor de happy few, die zich daar niets moeten van aantrekken.

De dames die dat kopen rijden rond in treurig gepolishte Duitse wagens, met spectaculaire zonnebrillen, met hun feillloos ‘gegroomde’ lichaampjes en vinden zich ineens bij de keurslager, kont-aan-kont terug met hun minder fortuinlijke zusters, die gezellig aperitiefjes-drinkend, heerlijk kokend en lachend door het leven gaan.

Beiden worden ongelukkig. Het hipstertje omdat haar outfitje gedevalueerd wordt door de buurvrouw. De gezellige huisvrouw omdat ze beseft dat haar uitdijnende massa wellicht de oorzaak is van het feit dat ze de verkeerde man aan de haak sloeg, en dat ze nooit gaat meekunnen in de ratrace van het leven.

Vervreemding in de herkenbaarheid.

De vluchtigheid…

De sociale media. En hoe ze je helpen in de menselijke contacten. Een stokpaardje. Een ergernisje.  En waar een ergernis is is ook wel een blog te schrijven. Over de vluchtigheid, de paradox van het makkelijke contact, wat resulteert in geen zorg,  geen zorgvuldigheid.

Een tijdje geleden was het mijn verjaardag. Allang niet meer iets waar ik echt vrolijk door word. Om eerlijk te zijn, al van kindsbeen af heb ik elk jaar gehoopt dat mijn ouders het zouden vergeten, zodat ik ’s avonds een beetje verongelijkt zou kunnen doen. Nooit gelukt. Maar verder heb ik er niet veel aan.

Dit jaar was de luim dusdanig dat ik mijn verjaardag ook uit mijn  facebook profiel wipte, ongeveer een week op voorhand en dat ik dezelfde dag ook niemand ongein op mijn prikbord liet schrijven. Als het moest, dan maar via privé berichtjes. Containment heet dat.  Nergens last van gehad. Hooguit vier vijf berichtjes, waar ik dan ook in alle ernst en met plezier op gereageerd heb. Dat lijken mij de mensen te zijn die echt weten wie je bent en hoe het echt zit met je leven. Trieste balans uiteraard, maar niemand heeft gezegd dat het altijd vrolijk moet zijn.

Maar wat zie ik nu? Erger nog, ik constateer het niet alleen, ik doe er ook nog eens aan mee.  Ik kijk ’s morgens eens  op facebook wie er jarig is, zet bij die mensen een fijn goedbedoeld berichtje op hun ‘wall’ ( die moeite doe ik nog wel, wil niet verzanden tussen de happy birthdays en 3 dikke kussen tekstsjablonen) en ’s avonds ‘liken’ ze dat. Kous af, voor iedereen. Twee muisklikken later is ’t al weer voorbij.

Waar wil hij naar toe? Ik hoor het u denken. Welnu, het gemakkelijke contact leidt enerzijds tot een fenomeen dat niemand je verjaardag nog vergeet, maar dat datzelfde gegeven ook absoluut niet meer belangrijk is. Het is uitgehold. Ik stond er vroeger om bekend dat ik rigoureus aan de verjaardagen van mijn vrienden dacht, zelfs aan sterfdata die relevant waren. Dat werd geapprecieerd. Nu is dat ‘normaal’, terwijl het in wezen ‘leeg’ geworden is. En dat is allemaal de schuld van de sociale media. Voilà… het geheugensteuntje  holt uit wat ooit waardevol was.

En helaas, helaas, dat is niet het enige. als je tegenwoordig ziek bent, of godbetert half invalide omwille van wat dan ook, dan wordt dat wel even genoteerd. Maar een halve dag later even prompt vergeten.  “Ze is toch moeilijk bereikbaar! Ik heb een sms gestuurd omdat ze niet opneemt om over die mail te praten die ik haar gestuurd heb.” Dat soort ongein.

Ze is ziek! Ze heeft dat gemeld. Niet om het te acteren en dan te vergeten, maar om er rekening mee te houden!  En als ze er een week niet is, dan is dat geen reden tot irritatie, maar een indicatie van ernst. Het is in die context misschien verkieselijk om even een bezoekje te brengen, eerder dan een moderne-communicatiemiddelen-carpet-bombing-actie in te zetten.

Het is alsof bereikbaarheid zaligmakend geworden is en al de rest doet vergeten. Het resultaat is troosteloze en verarmende communicatie, van een oppervlakkige en trieste soort.  Een beetje jammer eigenlijk. En met deze opwekkende gedachte stuur ik jullie allemaal het weekend in!

Starbucks Gent, helaas

Coffee Lover

We zullen er dus ook aan geloven. Binnen afzienbare tijd. Er komt een Starbucks naar Gent. Vind ik dat erg? Ja en neen.

Ik heb daar ook al een keer over geschreven, naar aanleiding van de opening in Antwerpen. Ik vind het echt leuk om rond te lopen met een beker warm of koud van ’t één of ’t ander in mijn knuisten. Zeker in de winter.

Het geeft een urban trendy accentje aan mijn anders nogal troosteloos en grijs bestaan.  Dat vind ik dus leuk. Dat er allicht ook weer een plek bijkomt met gratis wifi en relatief lekkere gebakjes vind ik ook meer dan ok. Werkplekken voor de mobile warriors (courtesy @Danny Devriendt), er kunnen er niet genoeg zijn.

Ik vind het alleen jammer omdat Starbucks geen koffie verkoopt.

Ook niet met beroepsernst, en dat vind ik misschien nog het ergste. De ‘so called koffiekenner’ stapt binnen bij Starbucks, bestelt zich een formaat, al dan niet met cafeine, en begint dan op te smukken. Extra shots dit en dat,  low fat zus, sugar zo, en some cinnamon to top  it off…

En voor ik het vergeet, aan een exorbitante prijs.  Maar laat dat vooral de pret niet drukken. Zoals al gezegd, ik vind het heerlijk om met zo’n container warm, donker vocht rond te lopen.
Want dat is precies het punt, koffie is het niet. Eens we het daarover eens zijn, is er verder geen probleem.

Koffie begint bij lekkere bonen, en bij kleine porties, waarbij een barista erop toeziet dat het hele proces van branden tot schenken en alles daartussen, vlekkeloos verloopt.  Je houdt van zijn koffie, en de manier waarop hij die bereidt, of niet. Dat is ook een vorm van keuze. Ik ga graag naar de mokabon in Gent, dat heeft met sfeer en authenticiteit te maken. Ik zit niet zo graag bij de Barista aan de Vlaanderenstraat. Goesting is koop, zeggen ze in Vlaanderen.   Wat er ook van weze, zo wordt koffie geserveerd en gemaakt. En dan is er suiker, en hier en daar één of andere siroop. Meer is het niet. Of was het niet. Want als ik rond mij kijk, zie ik dat weinigen zich daar iets aan laten gelegen liggen, en misschien maar goed ook.

10 jaar geleden bestelde ik in Milaan na het avondeten nog een cappuccino, waarop mijn italiaanse gastheer geschokt reageerde, of ik misschien homosexueel was, of in de namiddag teveel gedronken had.  Gechargeerd en beledigend, en bedoeld als sexistisch grapje, het kon toen nog, ook al getuigt het van slechte smaak.  Hij vond cappuccino aanvaardbaar tot 11u ’s ochtends nadien niet meer ( mijn excuses, by the way, to the gay community, ik bedoel er verder niks mee, en het is één van die vele clichés die wellicht verdienen om omver gehaald te worden, maar daar zal ik mij een andere keer mee bezig houden)

Het ‘customisen’ en ‘tunen’ van warme dranken, om er hetzij een kleffe, mierzoete shake van te maken, oftewel meer in de richting van heet, thee-achtig te evolueren. Het is misschien wel een fijn marketingplan, om de ‘consumer in control’ te plaatsen, maar het heeft verder geen ene zak met koffie te maken.

Strikte regeltjes zijn nooit goed, het zal mij verder worst wezen of u honing, suiker, confituur of wat dan ook in uw koffie doet, maar ik pleit wel voor een duidelijk  taalgebruik.

Zeg dus niet ‘ Ik ga een koffie halen bij Starbucks’, maar wel ‘Kom laat ons iets warms gaan drinken bij Starbucks’ of desgewenst ‘Kom, we gaan wat kliederen met warm water en suiker’.

Met dank.

Een week van eigen kweek

Eigen kweek

Eigenlijk zou je moeten turven hoeveel keer onze local heroes de revue moeten passeren om dit verhaal vorm te laten krijgen.  Hoeveel keer je per dag Gabriel Rios, Das Pop, en Ozark Henry nodig hebt en waar je ’t allemaal moet gaan zoeken.

StuBru programmeert de week van eigen kweek, ik mag hopen niet om Geert Bourgeois te plezieren. Daarbinnen zie ik wel wat fijne initiatieven, met de poulains en wat al niet meer, maar ik vrees gewoon dat de spoeling wat te dun is om dat een hele week te trekken.  Ik denk dat ide mensen, muzieksamenstellers en programmamakers echt wel weten waar ze mee bezig zijn, en allicht ook al die opmerkingen zelf gemaakt hebben. Wellicht vinden ze het zelfs fijn om duistere pareltjes op te vissen, maar toch…Er is een reden waarom Belgische muziek niet echt ‘hot’ is in Europe. Er zit volgens mij geen hond op te wachten, wegens meer van hetzelfde.

Dat occasioneel hier en daar wel eens iets fantastisch gebeurt,  zoals een doorbraak in Japan,  Frankrijk, Oezbekistan of wat dan ook, ik ben daar ook blij om voor de artiest in kwestie, maar het kan een zekere beperktheid niet helemaal maskeren.

Voor mij is in’t vervolg een weekend van eigen kweek, “het eigenkweekeind” ruim voldoende, er mag zelfs week-in-week-uit een programma aan besteed worden, maar trop is een beetje teveel.

En sorry dat ik het einde van de week niet afgewacht heb om mijn mening te ventileren, ik weet dat het ‘not-done- is, maar zo ben ik nu éénmaal.

De liftende hoer

Ze stond een beetje weifelend te zwaaien. Tenger, meisjesachtig lijf, dik ingepakt in goedkope kleren. Ze liftte. Ik was niet speciaal gehaast dus ik stopte om haar minstens al een eind op weg te helpen. Ze moest in Latem zijn, de Kortrijkse steenweg.

Wie de buurt een beetje kent weet dat daar de uitzuipkroegen van de plaatselijke chaussee d’amour zijn. Waarom zeg ik dat? Waarom zo snel een conclusie die er misschien geen was?

Ik weet het niet, ik heb er geen speciale neus voor, maar het bleek wel te kloppen. Het was een zwarte vrouw, met een te zwaar parfum, intrieste blik en een lijf dat allicht zo skinny gehouden werd om de kansen op de markt te maximaliseren ‘parce que la clientèle apprecie’. Haar humor en levenslust spaarde ze voor haar beroep, zo scheen het. ‘Allez cherie, tu m’offres une petite coupe?’ eerst zuipen en dan proberen de dans te ontlopen en het pezen zo lang mogelijk uitstellen.

Zonder stijlfiguren te willen neerpoten, haar gezicht was minstens dubbel zo oud als de oppervlakkige monstering van haar stekkebeentjes deed vermoeden. En doffere ogen had ik ook al lang niet meer gezien.

Ze zat stil in de auto en vroeg heel plotseling of ik getrouwd was. Ze vond het huwelijk niet evident. En al helemaal niet als er ‘violence’ bij kwam kijken. Geef haar maar eens ongelijk.
Ik moest haar afzetten aan restaurant ‘la grande bouffe’. Vlak ernaast was een bar ‘ Le p’tit faim’. Humor hebben ze wel die pooiers. Daar stapte ze binnen. Waarschijnlijk tot een kot in de nacht, om dan op dezelfde sjofele manier terug te geraken in Gent. Haar nachtmerrie kon beginnen, mijn fantasie begon te werken.

Hoeren, niks klinkt lekkerder bij de niet-geïnformeerde. Wij stellen er ons wulpse sexperts bij voor, met geweldige boezems, die in staat zijn ons alle hoeken van de kamer te laten zien. De realiteit schijnt dus lichtjes anders te zijjn.
Voor we in een verhitte discussie komen over de verkeerde topics, ik veroordeel niks of niemand. Niet de hoeren, niet de hoerenlopers. Misschien wel de pooiers, maar dat zeg ik niet luidop wegens schrik om ‘nen djoef op mijn muil’ te krijgen. Ik ben er ook van overtuigd dat er toffe, echte madammen in de prostitutie zitten, misschien niet veel, maar wel vrouwen met ballen, die er allemaal niet te veel om malen, en gewoon doen wat op dat moment een oplossing leek voor eender welk probleem. Niet vergelijkbaar met meisjes uit godweetwelk land die hier komen ‘dansen’.

Idem dito voor venten die net voor ze huiswaarts keren naar hun dor takkenwijf, nog gauw even binnenwippen bij de raamhoertjes aan t Noord. Het kan maar deugd doen. Aan mij is het niet besteed. Echt niet.  En niet omdat ik het niet lekker zou vinden. Alhoewel, dat weet je nooit, maar omwille van de neuroses.

Te veel onzekerheden, teveel dingen waarvan ik niet weet hoe het moet. Kun je douchen? Of is dat stom? Ik vraag me bijvoorbeeld ook af of die dames een soort menukaart hebben. Of is het eenheidstarief per kwak? A means to an end? Of heb je daar niks over te zeggen. Begrijpt u waar ik heen wil? Moet je daar eerst nog even ‘socialisen’ of is het anderzijds niet beleefder is om maar meteen de snikkel boven te halen, kwestie van de dames niet teveel tijd te doen verliezen.

Plus ook, moet je zo snel mogelijk of juist niet, en wat is het protocol nadien? Teveel vragen en onzekerheden voor de neuroot in mij ( los van een overigens bevredigend relationeel, affectief en lichamelijk leven). Ik ben er bijna zeker van dat ik onaangepast gedrag zou vertonen, zelfs in hun context, want ik vermoed dat die dames wel één en ander gewoon zijn.

Maar het idee dat je gezelligheid koopt?!? Want dat is wat er gebeurt in de uitzuipkroegen, eerder dan in de peeskamertjes van de stationsbuurt.  Bij meisjes/vrouwen die meestendeels liefst hun plastic doorschijnende stiletto hielen dwars door je balzak zouden willen priemen, neen daar kan ik echt niet bij. U wel?

Boeken, klasseren, mijmeren

Ik ben eigenlijk best trots op mijn boeken. Iedereen allicht. Stomme opmerking dus. En toch. Op zoek naar het zoveelste klasseersysteem heb ik ze weer eens allemaal in de hand gehad, mijn boeken. Eindeloze mijmeringen.
Karin heeft me ooit een boekje cadeau gedaan. Ik ben de titel en auteur kwijt, wegens op Cafe aan’t pennen. Op iPhone godbetert.  Ze gaf me dat boekje om mijn horizon wat te verruimen. Geloof me, dat is soms nodig. Als relatief rationele autist had ik immers maar twee klasseermethodes. Alfabetisch op auteur, of van klein naar groot. Ik vond dat onbevredigend, maar elke andere methode zorgde voor kopbrekens. Er zijn nu éénmaal filosofen die politiek meer doorwegen dan filosofisch. En wat doe je bijvoorbeeld met ‘Il principe’ van machiavelli? Politiek, geschiedenis of nog iets anders? Als Maarten ’t Hart een essay schrijft,over vrouwen die niet bestaan, mag ik dat dan elders klasseren dan zijn romans? Dichters, nog zoiets… Ineens krijgen ze de pretentie om te schrijven. Bij mij worstelen die dingen. Ik zie graag het werk van mijn lievelingsauteurs chronologisch geordend, en als ’t even kan allemaal uitgegeven bij dezelfde uitgeverij, in ’t zelfde formaat. En ja, ik geef toe dat ik al eens een boek twee, drie keer gekocht heb, omdat die uitgaves ‘formaatconform’ waren. Één keer heb ik zelfs alles van Ben Elton opnieuw gekocht omdat de nieuwe uitgaves gewoon mooier waren.
Maar toen ik gisteren mijn boeken uit dozen, zakjes, stapels en schappen haalde, was ’t grote liefde.
U moet ook weten dat ik er alles aan probeer te doen om wat ‘losser’ te zijn. Waar dat vroeger betekende dat ik er geen meetlat bijnam om zeker te zijn van de aflopende hoogte, of al eens een slapeloze nacht had over een foute kleuropvolging, ben ik tegenwoordig gewoon roekeloos. Ik kan al eens een fout stapeltje verdragen.
Verdienste van Karin. Haar boeken liggen op organisch-dynamische stapels, en op één of andere manier klopt het. Haar boeken toeven onder vriendjes. Weigering van structuur leidt tot natuurlijke ordening.
Maar nu denk ik dat ik het heb.. Qua systeem. Want voor mij werkt het ‘niet-systeem’ echt niet.
Als ik ze nu eens gewoon op datum van aanschaf klasseer? Min of meer. Het viel me op dat ik bij een dichtbundel van Jules Deelder, nul de botten moeite had met een stukje Chabot, Lanoye en zelfs een strip van Kamagurka. Gewoon omdat het in mijn hoofd allemaal onlosmakelijk verbonden was met ‘Batavia’. Een poezieprogramma dat Tom Lanoye bijeengesprokkeld had op t unief in Gent. Volgens mij heb ik daar ook voor t eerst Slagerij van Kampen aan t werk gezien.
En wat is er mooier dan je interesse in politiek weerspiegeld te zien in je boekcollectie, van Milliband tot Revel, van rechts tot uiterst links? Met een boekje van professor Helmut Gauss over Kondratieffs er tussen door.

Poëzie is ook zo’n mooie.. Dan begin je rustigjes met wat Herman De Coninck en Hans Andreus (voor de jonge lezers, neen het is geen typfout, en het is ook geen opticien), waar je overigens moeiteloos een catalogus van Turner tussenkrijgt, beiden waren immers gebiologeerd door licht, om het te zien evolueren naar rauw, tegenstroom, van Vinkenoog tot Sybren Polet, met Deelder en Chabot er tussen.

Opvallend trouwens dat ik mijn muziek door dichters leer kennen. Chet Baker en Charlie Parker, Brood en the Cocteau Twins en Cabaret Voltaire om van Talking Heads  en Brian Eno te zwijgen.

Het is ook mooi om de lacunes te duiden, en de levensfases. Marquez, Allende, nooit iets moeten van hebben, Castaneda daarentegen.. De Duitsers… Nog zo’n gat. Sporadisch wat gedichten van Heine, een paar obligate Thomas Mann, een steppenwolf en dat zal het wel wezen…

Enfin, u voelt het, boeken vasthouden en wandelen op het strand het inspireert.
Ik denk dat ik het er op waag. Misschien hang ik er wel verklarende bordjes bij, gewoon opdat u niet zou denken dat ik chaotisch ben!

(geheel en in 1 ruk geschreven op #Evernote, met zicht op zee en 1 Duvel)

BMW, What is wrong with their fans???

Den Duits, den Beamer, la BM…

‘T zal allemaal wel. Voor de goede verstandhouding, ik heb ook ooit rondgereden in een 530, dus ik ken het merk wel degelijk. En ik vind er geen zak aan. Sorry!

Maar dat komt omdat ik niet echt een auto mens ben. Ik ben daar te verstrooid en te… ja, te wat voor? Ik weet alleen dat het mij geen ene moer interesseert, behalve dan misschien al een keer iets esthetisch. Maar ook daar moet er niet in overdreven worden, het raadsel van de ‘janten’ ofte de velgen bijvoorbeeld, is altijd aan mij voorbij gegaan. Steevast slaag ik er in om de verkeerde mooi te vinden, in de ogen van de kenners.

Sterker nog, ik zie eigenlijk niet echt een verschil. Enerzijds heb je de plastieken sierdoppen en daarnaast heb je iets in ijzer, met 3,5,7 of 39 spaken.  Eén pot nat. Er is maar één auto waar ik mij prettig in voelde, en dat was mijn Dyane… met zetels van een CX, door mijn broer er in gelast. Dat was een beest! Al de rest is aan mij niet besteed.

Maar die BMW jongens, dat zijn echt fanaten. Net zoals ik niet echt goede chauffeur ben, zijn velen onder hen het ook niet echt (getuige het schrijnend gebrek aan knipperlicht etiquette etc.) maar dat maakt verder geen donder uit. Ze geloven in hun merk, en ze zijn er trouw aan. Zo trouw dat het bij momenten scary wordt.

Zo liep ik vanavond met mijn honden één of andere slaperige villawijk in, waar ik ook prompt weer verloren liep, want naast een kruk in het autorijden ben ik ook nog eens hopeloos in oriëntatie.  Slechte zielen denken nu “Een wijf, quoi!”… en ja, misschien wel.

BMW Schildje

Anyway, ik loop de straat in, het ene kitschkot naast het andere fake-paleis, en groot was dan ook mijn verwondering toen ik op nummer 36 dit aantrof.  Een metalen plaat met een BMW logo. Wie doet zoiets? Wie laat zijn vent/vrouw zoiets doen? En wat wil je er mee zeggen? Het was geen garage, het was een residentieel ding. Het was dus een statement.  Ok, je bent fan… so?

Zouden er ook mensen zijn met BMW tatouages?

Je zet een kot neer van ettelijke honderdduizenden euro’s, inclusief ‘den bekaertdraad’, het dolomiet, en de kempense hekkens, en als sluitstuk zeg je tegen ‘die van ons’ : “en naaa gonnek da plakske van den BMW tegen ons muur hangen! Wa peisde”… Zoiets? En die van ons zegt ‘Doe mor Jos!’…

Ik denk dat ik er niet van ga kunnen slapen… Ik zou het zo graag begrijpen. Net zoals die stickers van ‘Baby on board’… rijden mensen daar dan minder hard tegen? Of juist harder?

Frustratiedrempels

Aaaahhh, Vlaanderen en zijn schotschrift-traditie. Verder dan anekdotiek zal het nooit komen. Het uiten van frustratie via mooi getypte briefjes, netjes in een chemise gestoken, kwestie van weer en wind te kunnen trotseren. Een gulp expressie, maar dan wel netjes verzorgd opgehangen. Wanhoopskreetjes van de burger..

Wederom een fraai exemplaar. We beginnen met het (in mijn ogen) grappigste. Bemerk de fijne uitlijjning links, mooi netjes naast de spleet, of plooi, in de garagepoort.
Neuroten onder elkaar, wij kennen dat. ik durf te wedden dat de man er erg lang over gedaan heeft om de hoogte te bepalen waarop hij zou vastkleven, zoekend naar een referentiepunt, dat hij uiteindelijk gevonden heeft, 1,5 cm onder  het verlengde van de virtuele rechte lijn gemaakt door de resten van de ‘no parking’ sticker, die duidelijk niet afdoende bleek.

En dan de tekst. Forse kapitalen, om aan te geven dat het hem hoog zat.  spaarzaam gebruik van vetjes om duidelijk te maken dat hij niet van het halve soort gediend is. Volledig is volledig, en niet zo nog efkes een half bumperke erover. Rechte, virtuele lijnen, in het verlengde van zijn garage, en daar wordt verder niet aan getornd!. hoe moeilijk kan het toch allemaal zijn! Bende loozers (CC @Crusty).

In de tekst zelf zitten ook nog wel wat pareltjes. Niet vanaf vandaag, of nu, neen, neen, ‘vanaf heden’.  Met een datum erbij, om aan te geven hoe lang dat spelleke al duurt. De man is kwaad.  Vertederend vind ik ook de ‘Ben het kotsbeu’. Geen tijd om ‘ik’ erbij te plakken. ‘ ’t es mij muug, ben het spuugzat…’

En dan gaat het verder, politie-tussenkomsten, dreigen met bijten (waarom anders de vermelding dat hij gevaccineerd is en daarbovenop de assertie van het zelfbeschikkingsrecht. Ik moet geen toestemming vragen, want ik ben eigenaar!!!

Op zich is het allemaal wel wat om te lachen. Ik kan me ook inleven in de frustratie van de man. Je leeft en woont in de stad, betaalt een pokkedure garage en vindt de helft van de tijd een eikel voor je deur staan.  Redenen tot frustratie.

Anderzijds. Ik woonde lang in St Gillis, waar het een sport was om na 22u je auto binnen een straal van 5km van je deur kwijt te geraken, ik vond dat wel iets hebben. Het scherpt het ‘creatief parkeren’ aan.  het is werken op limieten, en ja, dat werkt dan wel al eens tegen de eigenaars van een garagebox.

Ik heb ook in een positie gezeten waarbij ik zelf zo’n box had, of een soort gepriviligieerde plaats voor mijn huis. En mij kon het eigenlijk geen lor schelen dat er al eens een keer iemand hinderde. Het is voor iedereen moeilijk dacht ik dan, we gaan hier geen dikke over draaien.  Mijn vriendin zag dat toen anders, die ging ook helemaal over de rooie als er iemand’s auto hinderde…

Gewoon om te zeggen, ik begrijp het niet, ik begrijp ook de neurobuurvrouw van Karin niet, die er op staat om haar auto op het uiterste randje van hun ‘eigendom’ te parkeren, ook al maakt dat verder geen zak uit, in een woonstraat waar er nooit parking problemen zijn. Ze wil geen stukje van mijn auto zien op haar stuk straat. Hoe moet je zoiets inschatten? Territoriumdrift, bezitsdrang, neuroses…

Allez, ja, gewoon zomaar een random observation of the third kind.

 

 

No Valentine… De menuutjes

Ik weet niet waar te beginnen. Eerst dacht ik uitvoerig commentaar te leveren bij de literaire pareltjes die ik her en der tegenkwam, of mij door gelijkgestemde zielen werden toegestuurd. Ik denk dat die beelden voor zichzelf spreken.  Staat u samen met mij even stil bij de opgeroepen sfeer, en ik ben er zeker van dat Valentijnsmenu’s nooit meer hetzelfde zijn. Ik denk ook dat er nog ruimte is voor een hele bespiegeling over grafiek en vormgeving, maar ik heb het nu wel gehad met het thema, en zal dat voor volgend jaar sparen.

Het is erg moeilijk om een favoriet te vinden, maar deze werd mij door @tombogman toegezonden. Ik denk dat we zo wel een licht kunnen werpen op het creatief proces. Men neme een aantal willekeurige referenties naar het thema, zijnde, liefde, zinnelijkheid, cupido, hart, verliefd, etc… Vervolgens pleurt men er wat adjectieven bij, en probeert men ingrediënten en gerechten een omfloerste naam in hetzelfde jargon mee te geven, en dan krijg je dit… Cupido’s mondvermakertjes… Ik weet niet hoe krom Nederlands kan zijn, maar het is een absolute hit. ‘Zwoele aardappeltjes’? Yeah, right! Als er nu iets is wat een absolute verzinnebeelding van de liefde is dan zijn het wel patatten.Toch?  Uiteraard mogen bij het dessert de vurige passie  en de zoetjes niet ontbreken, het geheel zou niet af zijn.

Kromme taal vinden we ook bij de vondst van @blissbohemian. Het is alsof de copywriter van dienst toch enige schroom heeft bij aanvang, maar die terughoudendheid blijft helaas niet duren.

Het raast maar door. Beginnend bij ‘liefdesvolle bubbeltjes in het kelkje van Cupido’. Stelt u er zich maar iets bij voor! Ik wil niet! Ik heb het feit al menigmaal vervloekt dat ik een levendige, visuele fantasie heb, en deze is er over. Het kelkje van Cupido, wat kan dat anders zijn dan… Ook bij het voorgerecht dringen er zich onkuise beelden aan mij op. Hoe kan het ook anders… bij een parelhoen,  knus op een spiesje. Het arme beest dacht daar vast anders over.  Ook hier zijn de petatjes in het spel aanwezig. Ik kan me voorstellen dat in bepaalde kempense gebieden ‘petatje’ een koosnaampje is, maar de knol op zich heeft op zich weinig affiniteit met het liefdesspel.

Prettige bijkomstigheid, de gebruiksaanwijzing. Men probeert een minimum aan directie te geven : het dessertbord (verleidelijk!) mag u delen, en u kunt het menu enkel per twee personen krijgen. Alsof je op je eentje zoiets gaat binnen harken.

Ook de Oosterse broeders hebben het signaal begrepen. Je kunt zelfs een Oosterse Valentijnsrijsttafel krijgen, met dank aan @Mister_wasabi. Al gaan we dan meteen de kinky toer op, met een trio van tortelvoorgerechten.

Gegeven het taalprobleem is men zich hier iets minder te buiten gegaan aan exuberant woordgebruik, maar de commitments zijn er niet minder om. Geen vrijblijvend geflikflooi, maar onmiddellijk een huwelijkssoepje. ‘T is maar dat je weet waaraan je begint.  Verder moet iemand mij eens vertellen wat er wel zo passioneel aan sojascheutjes is… en hoe je een eendenfilet verleidelijk kan maken. Godzijdank eindigen we met zoete versnaperingen, al dan niet door Valentijn zelf geselecteerd…

Waanzinnig mooi was ook de inzending van @Brittaver. We spreken hier over top-poëzie, de zinnelijkheid prikkelend als nooit tevoren. Startend met vloeibare passie, een ejaculatio praecox dus… beetje jammer, maar laat dat vooral de pret niet deren. Vooral niet omdat we overschakelen naar een warme gloed van kip en ham… Ik denk billen.

Het blijft een gesmos. We gaan dansen in een jus van drambuie. Een vettig beeld, dat nog wat versterkt wordt met bruisende bubbels in de buik. ik hoop van ganser harte dat dat dan niets te maken heeft met het metabolisme… Godzijdank werd het toen donker!

Ik stel me dan altijd de vraag hoe dit soort keukentafelpoëzie tot stand komt. Een laatavondbrainstorm tussen chef en sous-chef, waarbij de wonderlijke ingevingen komen van het zaalmeisje dat in haar vrije tijd poëzie schrijft. Of een nors afgeleverd menu van de chef, dat vervolgens kunstig verminkt wordt tot bovenstaande gedrochten door zijn vrouw en haar zuster. Allebei al lang verleerd om romantisch te zijn, maar volop vertrouwd met het ‘boeket-jargon’.

Mooi, erg mooi…allemaal. Bijna net zo mooi als de worp van @mvangrieken, die ik er toch nog even wil bijvermelden, gewoon omdat ik hem leuk vond, een waardige manier om deze cyclus af te sluiten. Smakelijk allemaal morgen! (de liefhebbers kunnen de namen van de restaurants opvragen bij de inzenders, (die daar morgen allicht allemaal zelf ook zitten) en nogmaals van harte bedankt worden voor hun inzet en fijn observatievermogen)