“Zijde gij doof of wa?”

Photo by Sharon Waldron on Unsplash

Je bent je nooit echt bewust van de kwetsende aard van bepaalde uitdrukkingen. Onder elkaar wordt dat nogal snel gezegd en het stoort meestal niet echt. ‘Ziede ’t niet? ’t Bijt bekanst in uwe neus!’ ‘Hey dove pot, ik heb het tegen u, laat uw oren eens uitspuiten!’, om maar een paar pareltjes aan te halen.

Lees verder

Impromptu Signeren, Boekenbeurs vrijdag 6/11/2015

Luster_Smeltkroes_Cover_Final_Low

Gewoon omdat het kan. En omdat ik er nog niet te veel over gezaagd heb. Exact een jaar geleden heb ik mijn eerste boekje gepleegd. Bij Lannoo Campus. Storytelling, verhalen maken merken. Al bij al was dat redelijk succesvol, in  de mate dat we nu al over halfweg zitten in de tweede druk. Het ligt nog steeds op de boekenbeurs, op de stand van Lannoo, en wat leuk is, naast mijn grote voorbeeld, Guillaume. Lees verder

verhaaltje

fiction

Ik maak mij zorgen. Om u, beste lezer. Ik merk uit een aantal reacties dat het misloopt en ik weet niet goed hoe ik daar mee om moet gaan. enerzijds heb ik geen zin om de betovering te verbreken. anderzijds wil ik u ook niet voor de gek houden.  Maar het belangrijkste van al, ik wil ook niet dat u denkt dat ik een bijzonder spannend leven heb. Een woest, vuil leven misschien zelfs. Dat is het niet ik heb gewoon een levendige fantasie, meer niet. Lees verder

Saai zonder smart phone

logo_vierkant_med_res

U kent dat. Iets te haastig vertrekken van thuis, gehaast naar je afspraak rijden en onderweg beseffen dat je telefoon nog in de lader zit. Als ik op zo’n moment op minder dan 15 kilometer van huis ben, zal ik altijd terugrijden. Deze keer kon ik niet. Ik was net dat ietsje te laat vertrokken, en ik heb een erg grote hekel aan te laat komen. Lees verder

Zieke mannen

travel-illness-avoid-sick-holiday

Afgelopen weekend was ik ziek. Niet zo’n beetje grieperig, neen, echt ziek. Ziek, zoals alleen mannen ziek kunnen zijn. Met veel zelfmedelijden, met kreunen, afzien en dat verschrikkelijk gevoel helemaal alleen op de wereld te zijn. Niemand die je pijn kan inschatten, niemand die beseft hoe groots je bent. Dat je, ondanks  die afschuwelijke pijnstoten, toch nog in staat bent om min of meer normale conversaties te voeren, terwijl de destructieve storm door je tempel raast.

Ok, het was maar een darmonsteking of iets van die strekking, waarbij de hoofdproblematiek zich situeert rond de vraag met welke lichaamsopening je boven de pot gaat hangen, maar toch.

De mensen staan er niet bij stil hoezeer dit soort signalen ingrijpen op de alreeds fragiele geestesgesteldheid van de ouder wordende man. Ik was altijd een fervent aanhanger van het adagium ‘de geest beslist en het lijf zal wel volgen’. Onverzadigbaar is het woord, gulzig ook, onverantwoordelijk zelfs, met graagte. Nachten doortrekken, metabolisme uitdagen tot het extreme, en alles tegen een hoog ritme. De dag dat ik dat allemaal niet meer kan, tja, dan hoeft het ook niet meer. En ik heb nu het gevoel dat dat aan’t gebeuren is.

Los van het feit dat ik met groeiende afkeer naar mijn in verval verkerende ruïne kijk – wat eens mijn trots lijf was – voel ik ook objectief veranderingen. Gewrichten die kraken, spieren die verslappen en niet meer meewillen zonder protest, en nu dit. Want vergis u niet, deze jongen heeft een genezingsproces dat van vader op zoon werd doorgegeven in onze familie. Een erg simpel gegeven. Slapen, stinken en stilletjes sterven. Geen verzorging, niemand aan je bed met sapjes of hapjes. Gewoon alleen en met rust gelaten worden. Na 24u is alles voorbij. Altijd.

En nu dus niet meer. Ik ben zaterdag halsoverkop vertrokken van bij het K-wezen. (Neen het had niets met haar kookkunsten te maken, gij onverlaat), en ik ben van dan tot nu gewoon blijven sukkelen, heerlijk wentelend in zelfmedelijden. Pendelend tussen pot en bed. Niet fris allemaal.

En passant wat Tv kijkend, en gezien hoe in Scheire en de Schepping een bevalling werd gesimuleerd bij mannen. Toegegeven, onze pijngrens ligt waarschijnlijk niet erg hoog. Allicht niet zo hoog als ons zelfbeeld.

Zieke zeurpieten, ze zijn zo zielig…

Twijfel

etoile_logo-zw copy

Schoon mensen. In je leven kom je soms mooie mensen tegen. Het overkomt mij ook. De man stond midden de receptie, erg rustig, met een glas wijn in de hand. Hij scheen niet echt behoefte te hebben aan babbel. Hij had er ook niet  echt problemen mee dat er niemand tegen hem sprak. Hij trok het niet aan, en hij stootte het ook niet af.

Voor mij is dat iets onwezenlijk. Een receptie, dat houdt het midden tussen een speeltuin en een arena. Een misselijkmakende, dolle dynamiek, waarbij al je zintuigen gespannen zijn, op onvoorstelbaar veel niveau’s. Vermaken, intellectueel scherp staan, beleefd zijn, hoofs, mensen naar de zin maken, mensen met elkaar in aanraking brengen, contacten niet uit het oog verliezen die je eventueel nog zou willen zien. Nooit genoeg tijd,  Hij had daar geen last van. Mijn reflex was, om er toch maar eventjes mee te praten, zodat hij zich niet alleen zou voelen. Ik denk niet dat hij daar behoefte aan had.

En dan begin ik na te denken. Want mooi heeft zelden of nooit iets te maken met fysieke kenmerken. Heel soms met uitstraling, maar meestal gewoon met een ogenschijnlijke discrepantie tussen wat ze zijn en wat ze uitstralen. Met durven kwetsbaar zijn en dat tonen. Met twijfel, en nederigheid.

Als brulboei en tafelspringer ben ik het gewoon mijn twijfels en mijn onzekerheden heel erg dicht bij mezelf te houden en er vooral voor te zorgen dat mensen daar niet naar kijken of willen in peuteren. ik laat het gewoon niet toe.

Deze mens zat zo niet ineen. Bedachtzaam, doordrongen van een zeker besef van eindigheid, en van beperkte kennis. En anderzijds barstend van het talent. Maar dat wou hij zo niet geweten hebben. Ik lulde maar raak, hij luisterde. Geamuseerd, en beleefd, of gereserveerd.

Ik nam afscheid, omdat het op één of andere natuurlijke wijze ook gewoon genoeg was. We zouden elkaar wel nog zien. Ook dat geloofde ik.

En ik vroeg me af, in het naar huis rijden, of zijn leven nu makkelijker is dan het mijne. Vele pinten later weten we dat nog steeds niet. Maar we werken wel samen. ’t Is een begin.

 

 

Fladder

sneeuw3a

Ik had gisteren een geweldig blog idee. Zo geweldig was het, dat ik het niet eens noteerde. Nu ben ik het kwijt…

Het was het blogpostje der blogposts. Er zat alles in. Humor, tederheid, en een behoorlijke portie ergernis. Ik was aan’t stappen tussen de Groenplaats en mijn huis. Verkeerschaos alom,  Auto’s die stuurloos gleden en tegeneen ploften, fietsers die zomaar omvielen, de sneeuw die dempte, filterde. En ik liep daartussen. Met mijn idee. Heerlijk is het, om zo heel af en toe een flits toebedeeld te krijgen. zo’n zelfschrijvertje dat zich ontvouwt op de kadans van je passen. De zinnen vloeien, de woorden rollen, en je weet dat het goed zit.

Het zijn de fantastische momenten  van introspectie, in jezelf gekeerd zijn waarop de kou niet deert.  Niet zelden loop ik dan gewoon voorbij mijn doel. Het was gisteren niet anders. Ik heb het soms als ik met Spike ga wandelen.

Neen, het gaat niet over hem, dat weet ik wel zeker. Het moet bijna iets te maken hebben gehad met de dag, dat kan bijna niet anders. Ik vind het niet meer terug! Ik weet dat ik zelfs de arrogantie had om tijdens het stappen de titel al te pakken en het hele stukje nog eens om te gooien, het bleef goed, het werd er zelfs nog beter door.

Het thuiskomen was zoals thuiskomen moet zijn, warm, en met goesting. Ik weet dat ik gauw iets at, wegens heel veel zin om van alles meteen neer te pennen. Daar is het ergens mis gegaan. De geest is beginnen dwalen. Door een boek. Het boek ligt er al lang, waarom heb ik het uitgerekend gisteren weer vast gehad? Omdat het een  weerbarstig kanjer is, en ik was gisteravond een reus. Een fijne mens ontmoet, na lange tijd. Een mooi idee in de kop, een koning in mijn domein, dus ja ik kon dat boek wel aan. Hubris ja..

De man zonder eigenschappen, van Musil. Al maanden ligt het daar, op pagina 95.

“Do you have something specific in mind?’ Ulrich asked naively. No, Diotima did not have anything specific in mind. How could she? No one who speaks of the greatest and most important thing in the world means anything that really exists. What peculiar quality of the world would it be equivalent to? it all amounts to one thing being greater and more important, or more beautiful and sadder, than another; in other words, the existence of a hierarchy of values and the comparative mode, which surely implies an end point and a superlative…

Het boek ligt nog steeds op pagina 95. Godzijdank begon “Met Man en Macht” … de zetel, plicht zou later komen, goesting ook…  En toen viel ik in slaap.

Of hoe grote literaire carrières gefnuikt worden door een geheugen als een zeef!

Het Verval

Decay

Decay

Ik vergeet nooit die eerste keer, dat onbeschrijfelijk gevoel, en wat het met me deed.

Ik stond op de skipiste, sprong even op en neer om te controleren of mijn bindingen goed vast zaten. En mijn borstspieren bewogen mee… neen, toch niet. Mijn borsten sprongen mee.  Ik was nu officieel dik en vadsig. Het was zo ongeveer mijn “plus100-kilo” periode, veel zuipen, feesten, en restaurants, en nog steeds het idee, dat  als ik een keertje een maand van alles afbleef, dat die kilo’s er wel zouden afvliegen.

We zijn tien jaar verder, en het verval is alom, ook al zit ik een kleine 10kg lager. Een buik die het niet meer trekt als je gewoon even je adem inhoudt, slappe armen, en een huid die om te gruwen is. Bleek, flets, vlekkerig.  En het is nog niet gedaan.

ik merk rimpels onder de ogen. Niet de sterke groeven van een getekende kop, maar gewoon donkere randen, fletse dunne huid rond de ogen, droopy eyes. Ik heb het gevoel dat ik enkel nog middentonen hoor, en een leesbrilletje dringt zich op. Krakende gewrichten, stramme spieren en de behoefte aan een middagdutje na een excessieve nacht. Hier en daar bespeur ik zelfs soms oorhaar, maar dat kan ook een nachtmerrie geweest zijn.

Echt vrolijk word je er niet van. Echt niet.

En zoals ze op verschillende motivatie- en life-hacking sites stellen : Koppel je goede voornemens aan een publieke biecht, dan weet je omgeving waar je mee bezig bent. Extra druk, extra motivatie.

bij deze dus! Ik ga terug sporten.

Ik zou het  bijgevolg appreciëren dat u – wanneer u toevallig mijn pad kruist – stopt met het uiten van uw verwondering, zo van ‘Ma, Guido man, gij zijt ook nogal een stukske verzwaard’, terwijl u me blijmoedig in de buik port.  Ook geen joviale ‘Hey big guy!’ begroetingen.  Ik trek dat even niet.

Stille clementie en empathie, ’t is het enige wat er mij kan doorhelpen. Naast wat ik zelf doe, zal doen.

Wees een beetje lief voor mij, ik ben nog geeneens 50….

Evernote neurotica

images

Ik heb me bij het begin van dit jaar voorgenomen om me niets aan te trekken van deadlines, publicatie tijdstip en  ‘wat hoort en wat niet’. Gewoon bloggen. Gisteren was het zover, een absolute baaldag, en ik had alleen maar zin in schrijven.

Nu moet u weten dat ik bij momenten behoorlijk ‘compulsief’ kan zijn.  Ik ben een ‘teller’  een ‘ordener’ en een ‘geometrist’. Teller omdat ik systematisch de treden tel bij elke trap die ik oploop. Geometrist omdat er parallelle verbanden zijn die dienen gerespecteerd te worden. Onderleggers in restaurants moeten netjes meelopen met tafelranden, glazen moeten op de juiste manieren neergezet worden, zodat er zoveel mogelijk congruente verbanden mogelijk zijn. Een ordener ook, van klein naar groot, van A-tot Z van 1 tot 12,… zelfs mijn keukenkruiden moeten bij aanvang netjes op alfabet en liefst ook nog eens op kleur geranschikt worden. Eén van mijn lievelingssites in die context vind je hier.

In weerwil van het nonchalante voorkomen en handelen, zijn er bepaalde dingen die in orde moeten zijn, eer ik aan schrijven toekom. Procrastinatie zou een andere omschrijving kunnen zijn. Ik schuif het voor me uit, met zoveel mogelijk andere zinloze klusjes die toch vitaal blijken te zijn… Zoals dat ene stapeltje boeken, dat daar al zo lang ongeordend ligt… gauw even van groot naar klein ordenen, hè bah, er zitten twee poëzie bundels tussen, nu moet ik toch een poëzie stapel aanmaken… Oei, er is geen plaats meer, misschien toch alles maar even beginnen herschikken? Welk systeem? Kleur? Uitgever? Auteur… Miserie, heerlijke miserie.

En oh ja, het is ook nog eens de opening van het wielerseizoen, toch even kijken. En ondertussen de mailmapjes even ordenen, ik droom er al zo lang van. Om 17u was het onvermijdelijke dan toch aan de beurt. Ik had geen excuses meer. Alles was gepoetst. Clean desk, clean glass, clear mind. Het kon beginnen.

Gelukkig was er toen Evernote. Voor wie het niet kent, het is absoluut – voor mij toch – een levensnoodzakelijke app. Het synchroniseert tussen ipad, iphone en desktop, en je hebt op een overzichtelijke manier al je notities bij.

Ik gebruik het al jaren en het is met stip één van de meest bruikbare tools. Ik weet dat er veel kunstiger alternatieven bestaan, maar voor mij doet deze het. (In weerwil van het groene logo, dat zorgt voor kopbrekens omdat ik eigenlijk een homescreen op mijn iphone wil met alleen maar blauwe logo’s. Ik heb dat opgelost door de onderste rij groen te maken (Evernote/Messages/Phone/Spotify (alfabetisch)). Het kan, maar ’t is jammer.)

Om te schrijven is het heel simpel.Ofwel heb ik mijn stukje in de kop bij het thuis komen, ofwel heb ik het op café ‘klad’ neergepend in een Evernote notitie, en pik ik het van daar op.

Toen ik daar gisteren wou aan beginnen wegens geen cafébezoek gehad, zag ik dat ik over net iets te veel notities beschikte en dat ik ze bovendien niet netjes ‘getagd’ had… U raadt het al. Dat moest eerst gebeuren. ik ben daar nu volop mee bezig,

Vandaar dat het schrijven nog even op zich laat wachten, maar daarna word ik een ‘lean-mean-writing-machine, met een niet te stoppen woordenstroom tot gevolg.

U weze gewaarschuwd!

Dit is mijn mama…

Toen ik vorige week met een beetje groezelige baard op tv verscheen in Koppen, was de eerste reactie van mijn mama: “Aub, uw baard en snor af!” Ze vond het maar niets.

Gisteren zag ik haar opnieuw. Samen met mijn papa, ze trokken even weg van hun dagelijks verhaal. Met mijn “movember-begroeiing” onder de neus. ze kon er niet mee lachen. tot ik haar had uitgelegd waarover het ging. Ze kon er nog steeds niet mee lachen, omdat ze het vies vindt, zo’n snor. Maar ze begon wel even te wenen toen ze besefte dat het over prostaatkanker ging.

Mijn mama is een erg lieve vrouw, een harde ook. Ze zou door een vuur lopen – en terug – voor haar kinderen, kleinkinderen en haar man. Die man, dat is mijn papa. al meer dan vijftig jaar delen ze samen lief en leed. Maar de laatste jaren is dat meer leed dan iets anders. Al zal ze dat nooit toegeven. Mijn papa is ziek. Hij heeft prostaatkanker. Niet alleen dat, hij heeft er ook nog een keer Altzheimer bij. En hij is slecht te been. Eén en ander onder andere door de medicatie die hij krijgt.

Ze hebben beiden een leven lang hard gewerkt, lang gewerkt.  Om nadien aan zee te genieten van een onbekommerde oude dag, en hun kleinkinderen. Het loopt even wat anders. Zoals zo vaak in’t leven, denkt u nu. Ze zorgt voor hem. Heel intens, en goed, en ik zie ze daar aan kapot gaan. Zachtjes. Hem ook, omdat hij trots is, en schrander, en beseft dat hij hulpeloos is, iets wat hij nooit ofte nooit wil aanvaarden.

Alleen al daarom is elke euro, en ik meen het, het kan mij niet schelen of ze per stuk binnenkomen, maar letterlijk elke euro welkom… hier :

http://mobro.co/guidoeveraert

Gewoon doen. U hebt ook ouders, allicht zijn ze jonger…en hopelijk nog gezond.

ik deed al podcast toen het nog niet bestond… denk ik.

Alleen heette dat toen radio… Bij het opruimen van bestanden en directories kwam ik deze nog tegen.

Merk de zelfgenoegzaamheid op – ik was vroeger zo – maar ga er aan voorbij omdat het een tijdsdocument is.

Camping Casablanca was één van die fijne zomerprogramma’s die ze bij radio 1 maakten, en ik was een actief participant.

Er is ondermeer sprake van palmpilot… dat was toen heel erg in de mode, electronische agenda’s en zo. En de dame met het redelijk hoge stemgeluid is Annemie Struyf. De interviewer Johan Terryn. Veel heeft het allemaal niet te betekenen, maar op deze manier is het toch maar mooi bewaard voor het nageslacht. En uiteraard ook een beetje voor jullie!

Om te tonen dat ik van vele multimediale markten thuis ben.

Zoals blijkt uit:

 

Mijn papa was een varken

papa

Of een beer. Of een paard, Hij kon het allemaal zijn.  Als hij na een nacht stappen met vrienden, de hele wereld uitnodigde om bij ons thuis te komen slapen, omdat dat gezellig was, dan was het een varken, een schoon varken, maar een varken. Heerlijk mateloos en met het gevoel dat de wereld van hem en zijn vrienden was.

Als hij werkte, dan kon hij dat als een paard. Zonder omkijken, zonder zeuren, gewoon doen. Hij kon ook gewoon lief zijn, voor zijn vrouw, voor zijn kinderen. niet zeemlief, gewoon lief, in de zin van het goed menen.

Mijn vader was geen hartelijk mens. Hij keek heel streng, niet omdat hij boos was, maar gewoon omdat zijn hoofd zo stond. Mijn schoolkameraadjes hadden er schrik van. ik niet, ik vond hem meer dan ok. Een lieve beer. Hij kwam wel vaak stuntelig bij zijn pogingen om lief te zijn. Ik ken dat, er zit veel van hem in mij. Wij denken dat we met woorden alleen, alles oplossen.

Hij was bovenal een man met een immens respect voor de integriteit van iemand anders.  Op alle vlakken. Hij had geen kinderen, hij had kleine mensen rond zich met fouten in hun redeneringen en die probeerde hij dan weg te werken; maar hij luisterde wel.

Ik schrijf onbewust in de verleden tijd. Hij leeft nog, maakt u zich geen zorgen, maar het is toch niet meer hetzelfde, en het zal allicht ook niet meer beter worden.

Natuurlijk is dat allemaal niet weg, maar het leeft alleen nog in de herinnering. De herinnering van een bevlogen, gepassioneerd politiek beest, met wie je uren dagen kon doorbomen over een onderwerp, onder het genot van bier of wijn.

Het mannetje dat bij mijn moeder in de zetel zit, is slechts bij momenten mijn papa.

Als het over zijn ploeg gaat, en mijn ploeg, Anderlecht, en hoe die stuntelen. Het verbindt ons. Als het over politiek gaat, ook al hebben we dezelfde politieke voorkeur niet. Als ik iets stom zeg, Als ik vertel over mijn zoon, en hoe die worstelt met teksten van Durkheim en ze niet echt begrijpt. Dan zie ik zijn ogen ineens weer helder worden, en dan is er dat opstandige… Het onbegrip van een man die er alles heeft moeten voor doen om een universitair diploma te halen, die een onwrikbaar geloof had in de maakbaarheid van de mens. Ik hoor het hem zeggen : ‘dan moet hij maar wat meer lezen!’.

Maar hij zegt het niet, hij kijkt wat voor zich uit, en vraagt om nog een kop koffie.

Zijn strijd is gestreden, zijn leven geleefd. Ik vraag me af hoe dat moet voelen, opgeven. Zit er nog evenveel vuur in zijn hoofd, in zijn redeneringen? Laat hij het passeren omdat het luisteren voorbij is? Omdat het spreken geen zin heeft? Of wacht hij gewoon tot het over is?

Mijn papa is een schone mens, en ik mis hem bij de levenden.

Ik ben een vendelzwaaiende volksdanser…

…geweest! Ik ben bij de blauwvoetvendels en het VNJ geweest. Ik heb er zelfs leiding gegeven tot ik 18 was. Mijn opa was een collaborateur – ne zwarten zoals ze dat zegden – en mijn vader is een papenvreter die eigenhandig VU afdelingen heeft opgezet en geleid. Een man die in Brussel menig akkefietje had met het FDF, in verhitte kiescampagnes. Ik heb alle betogingen voor amnestie meegemaakt, als kind. Ik heb in Schaarbeek, Voeren en Komen betoogd. Ik ken elke hoek van de IJzervlakte, en heb klaroenen laten weergalmen op het middenplein van het sportpaleis. Broederband wakes, St Joriskring, zelfs Protea was mij niet vreemd, in naam van de grote volksverbondenheid. 11 juli vieringen waren een feest en bij verkiezingen veranderde ons huis steevast in een geel/zwart bastion, zeer tot ergernis van mijn broer en mijzelf. Het was ook de tijd van de autocaravanen, prachtig gewoon.  Tot daar mijn onvervalst pedigree qua vlaamsnationalisme. Ik wil er ook nog aan toe voegen dat ik wellicht in die periode ook menig ‘Vlaams -Belang-Neleke’ een tong gedraaid heb, maar dat is verder niet relevant.

Hé, hé, dat lucht op! Het zal u wellicht interesseren dat ik dit alles afgezworen heb toen ik naar ’t unief vertrok en verder een uitermate losbandig leven heb geleid, met het hart op de juiste plaats (dit even ter geruststelling van mensen die nu heel erg geschrokken, een slokje water moeten drinken, ga uw gang).

En ik laat dus een baard staan.Openlijk, omdat ik wil laten zien dat ik het zat ben. En ik wil dat wel even uitleggen ook.

Mijn ouders, alhoewel beiden erg flamingant, spraken uitstekend Frans. Als ze op vakantie gingen in de Ardennen, spraken ze Frans, en genoten ze van de streek en de mensen. Als ze in Vlaanderen in contact kwamen met Franstaligen spraken ze Frans, omdat dat de beste manier was om vooruit te komen en elkaar te helpen. In Brussel wilde mijn papa nogal eens principieel doen, maar als hij zag dat er goede wil was, of dat hij met iemand van een Berber-volk te maken had, dan begreep hij ook dat hij het onmogelijke niet kon eisen. Mijn ouders zijn tolerante mensen, die opperbeste relaties hadden met Franstaligen, Marokkanen en Turken uit hun buurt. Ze woonden immers in Brussel, ze hadden geen schrik van die stad. Ze kwamen op voor een soort van volksnationalisme dat gericht was op het laten respecteren van hun rechten in een Belgische context. Ja er werd al eens gescandeerd van ‘België Barst, Belgikske, nikske’, maar dat was relatief onschuldig. Ik ben Brusselaar, en ik heb in de rand gewoond, Overijse, ik beheers mijn landstalen en ik heb ze altijd als een middel, een soort vanzelfsprekend instrument tot communicatie gezien. Verworven rechten allicht!

Het hoogtepunt van elke verkiezing, en we keken daar echt naar uit, was het moment waarop de kiesuitslagen binnenkwamen. Mijn pa, broer en ik bleven aan het beeld gekluisterd, en geen kiesdistrict zo klein of het werd van commentaar, hoon of jolijt voorzien. Het was de tijd van professor Picard, een soort Dartagnan van de statistiek.

De discussies  op TV werden hoofs en scherp gevoerd, en de onderhandelingen zouden, net als nu, lang en moeilijk zijn. Het waren wel onderhandelingen! Met mensen die elkaar begrepen, die begrip konden opbrengen voor de gevoeligheden van elke taalgroep. Daar kwamen fijne compromissen uit (ja, ik vind dat een mooi woord, en niet oneervol). Cools, Schiltz, Spaak. Dat verstond elkaar. Er was de retoriek voor achterban en kranten, en er was het besef van staatsmanschap, verantwoordelijkheid en moral/civic duty. Het werd niet minder hard gespeeld, en bij momenten zelfs een stuk intelligenter.

Nu zie ik egoistische scherpslijpers, die gaan uithuilen bij de pers, die manipuleren, en aan hun kleine toekomst denken. Die bovendien ook de verkeerde gevechten voeren. Het gaat al lang niet meer om Vlaams in Brussel, het ‘vlaamsche volk’ heeft de economische hefbomen in handen, is welvarend en begint nu wel heel erg bekrompen te worden.

Ze willen Brussel, maar laten er zich liefst niet te veel zien, tenzij dan voor één of andere high brow culturele manifestatie.  Dat zijn verkeerde, kleine, bekrompen signalen. Werk vanuit zelfbewustzijn.

‘Koloniseer’ desnoods met je nijver, je werklust en je kapitaal stukken van Wallonië, er is daar grond en arbeidskracht genoeg, maar voer geen territorium oorlog voor een immer kleiner stukje welvaart.

Solidariteit is geen hol begrip, ik ben er niet altijd van overtuigd dat alles wat we zelf doen dat we dat beter doen. Ik gruwel van de enge visie op cultuur zoals een Geert Bourgeois die neerzet, ik houd niet van de navelstaarderij van sommige Vlamingen. Ik heb niks met België, tenzij dan misschien dat ik het een prettig  en mooi-absurd artefact binnen Europa vind. Ik zou niks liever hebben dan een los verband van stammen in een Europese context, en hoe minder staat, hoe liever het mij is.  Maar wat hier gebeurt, het polariseren van twee bevolkingsgroepen, met alsmaar sterker wordende frustraties en het op de spits doen lopen van gevoeligheden en problematieken, daar walg ik van. Ik  zie er ook geen oplossing in.

En zoals steeds, twee vechten, twee schuld. het is niet omdat de Franstaligen als één blok naar voor komen dat het beter is.

Heb ik een oplossing? Neen, niet echt, zeker politiek niet. Machtsblokken zijn wat ze zijn, en in een democratie moeten zij ‘ons’ dan maar vertegenwoordigen. Maar ik vind dus wel dat er mag gereageerd, betoogd en geroepen worden tegen de absurditeit van x honderd dagen geknoei over dossiers die in de retoriek van sommigen wat politieke moed vergen. Misschien moeten we  elkaar adopteren, elke Vlaming één Waal en omgekeerd, en twee keer per jaar een feestje bouwen onder elkaar, om tot meer begrip te komen.  En een klein, nationaal/federaal kieskringetje zou dan misschien wel meer impact hebben… Misschien moeten we wat meer in Wallonië rondrijden en vakantie vieren. Het zijn warme, lieve mensen, met een relativerende blik en echt wel wat meer werklust dan de Vlaming uit Rumbeke soms vermoedt…

Ik steun dus het protest, ten dele omdat het wat absurd is, maar ook omdat ik het tijd vind voor een signaal. En dat dat in een sfeer gebeurt van ‘mensen’ die hun talen kennen, en met een monkelende glimlach al eens een keer naar hun Waalse epigonen knipogen, dat is fijn. Daarom heb ik nu even een baard, en kampeer ik virtueel en zal ik wellicht mijn neus ook even laten zien zondag.

Iedere mens is de bouwmeester van zijn eigen geluk (Cats (o.a.))

Op ’t einde van ’t jaar is’t goed nog even in ’t eigen hart te kijken en nobele gedachten de wereld in te sturen.
Bij mijn moeder op de schouw hing een groot houten bord met daarop de spreuk “god heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden thuiskomst!”. Nu ben ik een absoluut goddeloos jong, maar die spreuk is altijd blijven hangen, en leek de afgelopen tijd meer dan ooit toepasselijk op me.

Dit zal allicht de laatste blogpost van dit jaar zijn, een vrij tumultueus jaar, maar bij momenten ook een betoverend mooi jaar. De optimist in mij haalt altijd (of opnieuw) de bovenhand, zowaar!

2010 was een jaar van ontzettend diepe dalen, en van sporadische hoogtepunten. Eén van die zeldzame hoogtepunten was mijn madam, maar daar wil ik het hier verder niet over hebben (ik vermoed zelfs dat ze dat zal appreciëren).
2010 (en 2009 eigenlijk ook) was het jaar waarin ik professioneel ongeveer aan alles en iedereen getwijfeld heb, waarin ik het onderscheid heb leren maken tussen echte vrienden en anderen, waarin ik meer dan ooit heb moeten geloven dat de maakbaarheid niet iets is wat je zomaar in de schoot geworpen wordt. Je moet er redelijk hard voor vechten. Het is werken, vastklampen en geluk hebben.

Geluk is een raar iets, er zijn er die het nooit hebben en er zijn er andere die van het ene gelukje naar het andere huppelen. Ik was zo iemand voor wie alles altijd op rolletjes liep, tot nijd en afgunst van zeer velen heb ik moeten ondervinden, maar dat is een ander verhaal, dat de moeite van het vertellen niet waard is.
En dan ineens leek het op, mijn portie geluk was opgesoupeerd, of misschien was het gewoon een attitude-probleem, want nu is het er weer wel.
Ik denk ook dat ik weer weet hoe ik dat  geluk vroeger zo afdwong (en vanaf nu dus ook weer); door rotsvast te geloven in eigen kunnen, niet op een brallerige manier (ja, dat euvel ken ik ook) maar  door er op een correcte manier mee om te springen, waarbij talent gepaard gaat met de verplichting om er iets mee te doen. Ik weet dat het calvinistisch klinkt, maar het is misschien ook waar.

Vandaar het titeltje. Wij zijn de bouwmeesters van ons eigen geluk. We zijn ook de maat voor dat geluk. Hoe klein of hoe groot het is, dat bepalen we zelf.
Als ik één wens heb voor de komende jaren, dan is het wel dat iedereen die uitspraak ter harte neemt.
Dat zal grosso modo twee gevolgen hebben… minder gekanker en meer blije gezichten.

Iedereen content! Drink er een glas op, en nog één,  en wees lief voor de mensen rond jullie, dat is gewoon fijner!

Tot volgend jaar, u was een fijn leespubliek!

Jeugdsentiment : Piedboeuf

Een foto, ineens terug gevonden, tussen papieren en oud spul.
Ik zie me nog dat trapje van de winkel aflopen. Jan was er bij –  mijn oudere broer –  en het buurjongentje, wiens naam ik al lang niet meer ken. Zijn papa leverde fruit bij ons op school. Met een vrachtwagen. Daardoor alleen al kreeg hij mytische proporties. Jacques, of Roger, denk ik. Onze ouders zagen elkaar tijdens de weekends, en ik vond die van hen beduidend interessanter omdat ze een vrachtwagen hadden met hun naam op geschilderd. Enkel de brandweer was beter…
Maar daarover gaat het niet, het gaat over dat paneeltje, voor op de pui van onze winkel. Piedboeuf…

Piedboeuf. Ik heb altijd gefantaseerd over dat merk – of liever, het was een verhaaltje, geen merk, wij dachten niet in merken. Onze merken waren simpel en lagen erg dicht bij wat we beleefden… Bic, Kodak, Saroma, Jacky. Dingen van alle dag.

Piedboeuf. Een tafelbier.  De gruwelijk schelmse tekening. Het moeilijke woord..voor jongetjes die net konden lezen toch. Wat het niet allemaal oproept. Fris gewassen pyamajongens,gladgekamde zijstrepen, bij oma aan de stoof.

Piedboeuf. Pietje De Boef, we bleven er over fantaseren,mijn broer en ik. Nooit tevreden met de interpretaties, altijd blijven denken over wie dat bier nu eigenlijk maakte, en alle ongrijpbare beelden die dat met zich bracht.
Piedboeuf. Westvlaamse Madeleines. Eierkoeken met echte boter,  etend op ‘den toile ciré’ bij Mémé. Vliegen tellen die nog spartelend tegen de Vapona vliegenvanger klitten. De geur van zeep op steen, de pompsteen –  want er kwam nog echt water uit de pomp –  waar mémé ons ’s morgens rozig rood schrobde. Om zes uur ’s ochtends was het huis proper, om zeven uur werd het eerste kleinkind aan de pompsteen gewassen, afgeschuurd, geschrobd, om nadien boterhammen met groseilleconfituur te eten. En melk met een scheut koffie. Ze sneed brood tussen haar massieve borsten. De schellen waren allemaal even dun. Het ontzag van de kleinkinderen groeide per snede. Mémé had lang zwart haar, dat tijdens het ontbijt in een strenge wrong rond haar kop gedraaid werd. Voor ze bij haar dochters ging kuisen, met de fiets. Heel Pittem trok ze door… De vrouw van ‘ne zwarten’, maar daar trok ze zich niets van aan. Trots, lijfsbehoud en devotie. De vrouw was daar uit opgetrokken.

Piedboeuf. Donker, zoet tafelbier. In limonadeglazen, voor de kindjes. Terwijl nonkels met luide stemmen bralden en lachten. Altijd was er eten, altijd was er volk. Wij kregen schellekes salami en kaantjesvlees met gebakken patatjes. De nonkels kregen echt vlees… Rode oortjes, omdat we wat langer mochten opblijven en voelden dat de gesprekken tussen de ‘groote mensen’ over dingen gingen die ons niet aanbelangden.
Het zalig gevoel van doodmoe tussen gesteven, gestreken lakens, ondergestopt te worden door een strenge oma, nachtemmer binnen bereik. Nog even fluisteren over de voorbije dag, maar niet te lang, want we hadden schrik van pépé.
Pépé was waarschijnlijk de braafste mens die ooit op aarde rond liep, maar dat wisten wij niet. We probeerden enkel om mee te mogen. In de duiventil, in het konijnenhok, vanachter op de fiets. Naar het café, met ‘de constateur’ tussen ons in. Dat magische instrument, waar het bandje, het ringetje van de duif in zat. ik stelde me dat zo voor… en alle gruwels om dat ding van een beest af te krijgen.

Piedboeuf,de afkoopsom van Pépé, mijn grootvader. Hij wou uitzonderlijk ook een keer aanwezig zijn als één van de kinderen thuiskwam op zondag, maar de duiven toch moesten vallen.Ik was zijn petekind.  Ik kreeg  zijn stofjas en alpinopet op en mocht op het krukje in de tuin kijken tot de duiven vielen. Saai, maar een vertrouwenspost, en ik bleef op het krukje zitten.Na drie uur intens turen, begon ik te spelen, en verloor de duiven uit het oog. Pépé vloekte, maar besefte ook dat het eigenlijk zijn fout was, niet de onze. De bolwassing werd weggespoeld met een glaasje Piedboeuf. alles was vergeten, de grote prijs zou  volgende keer wel vallen. “Quimper, alle duiven  gelost”.

Piedboeuf. Ik ben 5, we wonen in Brussel. Een snoep/drank/sigarettenwinkel van mijn mama, met een speelgoedkraam. Een tijd van hoop en plezier voor mijn ouders, niet veel later bruut overschaduwd door grootstadsgeweld, waardoor niets meer hetzelfde werd. Zijzelf ook niet.
Snoep, drank, sigaretten. Een genotswinkel, verboden vrucht,  voor iedereen wat wils. Ook voor ons, Jan en ik. Bounties en Mars, daar ging het niet om. Het duurste artikel van het speelgoedrekje, een blikken fluitje van 5 frank. Jan en ik gingen het stelen, ’s ochtends vroeg, en werden betrapt. Geen Piedboeuf, minstens een week.

Piedboeuf. Het reclamebord, ontelbare keren met kindervingers beroerd, nu ineens heftig en levendig aanwezig. De onschuld van altijd mooie zomers en spelen in het Josafath park is weg. Niemand stond er ooit bij stil dat het maar voor even was, en vanaf later bittere ernst.

Piedboeuf. Nooit beseft dat een oud merk zoveel in zich kon dragen. Proust had het niet scherper kunnen stellen Proost!