Vroenkel of Plus papa?

Heel af en toe krijg ik het op mijn heupen van de drang naar nieuwlichterij. Zeker als het gaat over de noodzaak om de dingen te benoemen. Dingen waar ik niet meteen de meerwaarde van inzie, en waarvan ik hoop dat ze nooit ofte nimmer voor mij zullen worden gebruikt. Lees verder

Het Tsjevenballet

Ik kom uit een Vlaamsnationaal nest. Laat het geweten zijn. Bij ons thuis werd er altijd meesmuilend gedaan over de ‘tsjeven’. De CVP vroeger, CD&V nu. Een machtspartij en ook een partij van en/en/of/of… standen, machtsblokken, belangenverdedigers, er moest altijd geschipperd worden, een beetje de mening naar de wind zetten, hoe het allemaal uitkomt. Lees verder

Over ambtenaren en duidelijkheid

Vorige woensdag heb ik een stukje gepleegd in De Morgen waarover nogal wat commotie ontstaan is.  ‘Burn-Out bij ambtenaren, yeah right!’.  Onmiddellijk regende het reacties.Helaas, niet altijd van de fijne soort. Een hele mooie van Sarah Jane en eentje die volgens mij deel uitmaakt van het probleem, geschreven door Luc Hamelinck, in een waarschijnlijk goedbedoelde poging om het voor de ambtenaar op te nemen.

Los van de verbale agressie, de ‘kick in de balls’, het ‘mes door het hart’ en  en veel reacties die redelijk ver van de pot gerukt waren, moet er eerst één ding gebeuren. Lees verder

Mannen zijn prutsers!

dingen die mijn man niet weet

dingen die mijn man niet weet

Jongens. Heren. Mannen… wij zijn prutsers! Het blijkt nog maar eens.  Ik ben – zoals u wellicht weet – een fervent  maar onregelmatig lezer van de Libelle. Zowel de Nederlandse als de Vlaamse. Goed gemaakt boekje en het verschaft inzicht in de zieleroerselen van de sterke, zwakke kunne. De vrouw, dat onnavolgbare schepsel.  Lees verder

Joe Dynamite, (L)inked-in: leer eens wat (pijn) verdragen

(Column De Morgen 2014… morgen wordt duidelijk waarom)

Toronto, ongeveer 10 jaar geleden. Wat me in die stad opviel, was in eerste instantie het hoog ‘Europees’ gehalte van sommige wijken, en anderzijds de grote aanwezigheid van jongens en meisjes met een hoog ‘inkt-gehalte’. Getatoeëerd dus. Niet van het slordige werk, maar echt kunstige, veelkleurige en uitgebreide tattoos, op gevarieerde lichaamsdelen van vaak nog erg jonge mensen. Zelf heb ik niet de behoefte om mijn wegtanend, uitdijend lijf te voorzien van versieringen of prentjes. ’t Is een beetje zoals met mijn werkplek, soberheid en zo min mogelijk ornamenten.

Lees verder

Schuld en verwarring

André Everaert (1933-2014)

André Everaert (1933-2014)

Ik mag misbruik van u maken. U leest mij, u kent mij onderhand beter dan ik mezelf meen te kennen. Dus mag ik even op u leunen. Zo gaat dat, in mijn kop.

Ik heb het even moeilijk. Verwarring is mijn deel. Ik moet er wat uit gulpen. Lees verder

Gelukkig

vdab_logo

Als je er over nadenkt is het logisch, maar toch ook weer niet helemaal. Ik kom bijna dagelijks mensen tegen die ongelukkig zijn in hun job. Dat zeggen ze nooit meteen. Mensen hebben daar zo hun eigen code voor ontwikkeld. Want mensen zijn sterk en slim, en willen niet van het zeurderige type zijn. Bovendien hebben alle succescoaches en andere consultants de goegemeente ingelepeld dat je succes moet uitstralen, want dan komt het ook jouw richting uit. Fake it, till you make it. Dat soort onzin. Lees verder

Geloven is lijden, of zo

(Voor de zagen (die ik niet onder mijn klassieke lezers reken) : ’t is om te lachen hè, ik viseer niemand, het zal mij worst wezen of u gelooft in de grote Pastafarian, Boeddha, Jezusje, Jahweh, Mohammed of wie dan ook)

Wereldgeloof

Ook een opperwezen

De stichters van de grote ‘geloven’. Ik stel mij dat voor als een uit de hand gelopen drinkgelag tussen echte venten. Op een bepaald moment komen ze op het concept ‘wereldgeloof stichten’. Op zich al een tof gespreksonderwerp, zeker als het nog niet bestaat. En dan stel ik me dat zo voor: wat grote mannen, storytellers van hun tijd, al lichtjes met een snee in hunne neus… Lees verder

Het Echte Gesprek

logo_vierkant_med_resDan schrijft een mens al eens een column, waarbij eigen gedrag aan de kaak gesteld wordt, dan wordt hij overdonderd door reacties. Op zich niet erg, integendeel zelfs, maar mochten die reacties nu nog ergens over gaan, over de kern van het verhaal bijvoorbeeld. Maar dat was dus niet het geval. Het was een geschimp, een onbehouwen inhakken en bovenal, bovenal een grotesk verval in clichés. Daar krijg ik dus jeuk van.

Heel af en toe komt er iemand opzetten die het durft te hebben over het echte gesprek. En passant wordt dan uiteraard gewag gemaakt van het virtuele gewauwel, dat liefst van al in de hoek van de vlotte marketingboys en -meisjes geduwd wordt. Een man die ik mijn vriend mag noemen, die met eigen handen een reclamebureau uit de grond heeft gestampt en als bedrijfsleider probeert om dat zo goed mogelijk te doen, stopt op zulke momenten de discussie omdat hij weigert in de clichémolen mee te draaien.

Geef het misschien ook eens toe: het is gewoon te gemakkelijk en het getuigt van een schrale intellectuele leegte. Het onvermogen om in te zien dat de kwaliteit van een discussie of een boodschap niet afhangt van het medium of het platform, en dan maar meteen alles neersabelen.

Het is waarschijnlijk – het feit dat ze zich niet willen laten kennen en met pseudoniemen intekenen zegt al iets – een bepaalde soort mensen. Mensen die jaren geleden dachten dat het internet zou overwaaien. Niet dat ze het nog zullen toegeven. Ondertussen maken ze zich vrolijk over Twitter en Facebook, want daar staan ze boven. “Het is tijdsverlies.”

Gemakshalve vergeten ze allicht dat ze ondertussen datzelfde door hen verketterde internet gebruiken voor communicatie binnen hun non-profit organisaties. Dat ze met graagte profiteren van de goedkope vluchten en de interessante aanbiedingen. Dat ze meer dan ooit in staat zijn om iets over hun eindbestemmingen te weten te komen.

Daarbij verliezen ze uit het oog dat een hoop enthousiastelingen, dromers en fanaten bezig geweest zijn met virtueel gewauwel. Om er iets van te maken, om een project, een idee gestalte te geven. En dat ze daarbij meer dan een keer op hun bek gegaan zijn, om smakelijk uitgelachen te worden door de cynische kantkijkers, die op dat moment triomfantelijk weggingen, blij en overtuigd van het groot gelijk. De idealisten, de dromers, ze klopten zich het stof van de kleren en herbegonnen.

De cynici, dat zijn ook de mensen die het nu waarschijnlijk een goede zaak vinden dat er eindelijk vooruitgang geboekt wordt in mobile payments via gsm. Moet ik even uitrekenen hoe lang men daar al mee bezig is? Of hoe mobile apps en mobile marketing daar hun rol in hebben gespeeld? Hoe het internet en de betere kennis rond data en networking daar baanbrekend zijn geweest? Daar zaten inderdaad flops tussen. En allicht ook wat gewauwel. Maar het gebeurt ondertussen wel. Men noemde het tijdverspilling en de verkeerde prioriteiten.

Het is fijn om bij het selecte kransje te horen dat graag naar lezingen over ‘networked economy’ gaat, over ‘het nieuwe werken’ en dat academische concepten met bedachtzame blik doorgrondt. Niks mis mee, integendeel, hoe meer er nagedacht wordt hoe beter het gesteld is met deze wereld. Maar weet wel dat het ondertussen aan het gebeuren is, zonder participatie van onze vrienden die aan de zijlijn staan te roepen dat het allemaal niet deugt en dat we terug moeten naar het echte gesprek.

Wat is dat, het echte gesprek? En waarom zou dat – in het wereldje dat duidelijk niet het hunne is – meteen gewauwel zijn.  Is er een monopolie op het echte gesprek, dat omkaderd moet worden met fijne wijnen en bepaalde high brow kaders of thema’s?

Misschien moet men er eens bij stilstaan hoe dat werkt op Twitter. Een opmerking, doordacht of niet, wordt gepareerd. Of geannoteerd. En dan gaat de bal aan’t rollen. Niet zelden worden na twee of drie woordenwisselingen de andere kanalen ingeschakeld en komt men tot een afspraak waarbij over een bepaald onderwerp, hoe klein of betrekkelijk ook, een boompje opgezet wordt. Op café of bij een koffie. Of eender hoe. Voor mijn part bij een ‘twunch’. Nog zo’n concept dat men belachelijk mag noemen, maar niets meer is dan de integratie van virtuele kanalen met fysieke gebeurtenissen. Denk misschien eens na wie in die context de faciliterende rol toebedeeld krijgt.

Wat belangrijk is, is dat het gebeurt. Niet zelden extreem korte ontmoetingen tussen wildvreemden die heel heftig hun standpunten delen en verdedigen en daarna besluiten dat er nog zoveel andere raakvlakken zijn. Mogelijkheden om over te praten en te discussiëren. Waarna de korte meetings uitlopen en vriendschappen of kennissen ontstaan. Ik zie daar het gewauwel niet van.

Als ik het over een echt gesprek heb, dan heb ik het over interactie over een onderwerp en over conclusies en denkrichtingen. Of dat nu via een digitaal medium gebeurt of op café of in een besloten spelonk, dat maakt niet uit. Ik denk dat de meeste twitteraars vandaag heus wel doorhebben wanneer iets gehypet wordt of wanneer iets echt toegevoegde waarde heeft. Tegelijkertijd zijn ze ook perfect in staat tot het achterwege laten van misplaatst cynisme en genieten ze van de mogelijkheden van het medium.

Altijd bereid tot het houden van een echt gesprek hierover, en ja, ik lees ook nog steeds gewone boeken, liever dan op Kindle of iPad.

Niet alsof maar omdat

vdab_logo

U kent mij niet, ’t is de eerste keer dat u iets van mij leest. Dat is altijd een beetje vreemd. Daarom is het allicht gepast om één en ander te verduidelijken.

Oscar Wilde schreef ooit: ‘Vergeef me, maar ik heb zoveel meningen, dat ik er soms wel eens eentje vergeet’. Bij mij is dat ook zo, ik heb veel meningen, ik uit ze graag, en ze zijn niet altijd even correct. Daarvoor nu al excuus, al is het ook wel leuk, omwille van de reacties. Daar leer je nog eens iets van, en zie je hoe andere mensen denken. Eén ding wil ik er wel bij zeggen, het is nooit vilein, en u mag me er om tackelen, ik zou dat zelfs als een compliment en een oprecht teken beschouwen dat mijn opvattingen en schrijfsels u interesseren.

Ik hou van mensen, ik hou van openheid, en ik ben een brutaaltje. Als u dat kan aanvaarden, dan gaan we het zeker goed met elkaar kunnen vinden. Vooral omdat ik uw en mijn meningen ter harte neem. Dat heet ownership, denk ik.

Ownership, ik heb er onlangs een sterk staaltje van beleefd. Ik ken een meer dan stemmig café , in de bossen van Zoersel, waar ik tijdens, of na de wandelingen met mijn hond vaak afzak, om een orgelpunt te zetten achter onze fysieke inspanningen. Ik ken de eigenaar niet, maar ik ken wel één van de gezichten van dat etablissement. De Pol.

Hij werd onlangs omstandig gefêteerd wegens 70 jaar oud en nog steeds verknocht aan de zaak. Ik ga er ook graag als ik weet dat hij er is. Niet omwille van nostalgie, maar gewoon omdat hij weet waar hij mee bezig is. Naar aanleiding van die 70ste verjaardag had de rest van het personeel zelfs een soort viering in elkaar gestoken, de afspanning herdoopt in ‘Chez Pol’ en een verrassingsmenu aangeboden waarvan telkens een stukje afgeroomd werd (financieel dan) om Pol een passend cadeau te kunnen kopen. Groot succes!

Kranten over de vloer, en de meest sprekende krantenkop ooit. ‘Ik speel geen garçon, ik ben garçon!’. Hij is het echt. Hij luistert, trekt het zich aan, geeft advies, heeft kwinkslagen en grapjes klaar, en je merkt bij hem geen verschil tussen goede en slechte dagen. Een man die rust, of liever sereniteit gevonden heeft in het dagelijkse werk. Schoon. En echt. En met resultaat. De zaak bestieren of het de zijne is. Coachen, inspringen, verantwoordelijkheid pakken.

Ik heb ook lang in de reclame gewerkt. Maar ben er uiteindelijk mee gestopt omdat ik het niet meer zo leuk vond. Ook dat had te maken met ownership. Niet dat ik de zaak bezat, maar ik kwam te weinig mensen tegen die nog bereid waren om dat tikkeltje meer te doen. Vergis u niet, reclame is al lang niet meer de pret-en-spel-sector die het ooit geweest is. Er wordt hard gewerkt, door talentvolle, meestal jonge, mensen.

Maar -op het gevaar af om als een oude sok beschouwd te worden- de bezieling is vaak ver te zoeken. Ik weet niet of dat aan de bazen ligt of aan de generaties die zich aanbieden.

Mij lijkt het soms dat ze rot van het talent zijn, maar geen zin of behoefte hebben om dat in die dagtaak daar te investeren. Dat sparen ze voor hun eigen projecten. Hun ‘project on the side’. En dat is een dubbel en tweesnijdend zwaard. Hoe leuker het ‘project on the side’, hoe zinlozer de betaalde job lijkt, en hoe minder erin geïnvesteerd wordt.

Misschien is het beter om dan voluit te kiezen voor dat andere  project, en plaats te ruimen voor andere mensen, die wel die goesting hebben om het volledig in te vullen, die niet spelen alsof ze hun job belangrijk vinden, maar die die job gewoon beregraag doen. Je gaat toch kapot als je’t andersom doet?

Of zie ik dat verkeerd?

 

Cultuur en ik… alleen maar schaamte

Ik ben gisteren voor het eerst sinds lang weer eens naar theater met een grote T geweest. De premiere van ‘Vrijdag’, door De Spelerij. Hoe blij ik ook ben als ik zoiets meemaak, wat aan het einde van de avond overblijft is schaamte.

Schaamte omdat ik me een beetje voel als de Olga in Jan Wolkers ‘Turks Fruit’, die likkebaart omdat hij haar voorstelt om mee te gaan naar ‘De Kersentuin’. Zij denkt aan een restaurant, hij bedoelde het stuk van Tsjechov.

Het is herkenbaar voor mij. Hoe zelfverzekerd ik ook overkom in de publieke fora van het marketing milieu, zo kleintjes ben ik als het over de cultuur gaat. Een achterstand die maar heel moeilijk op te halen valt. En die ik aan mezelf te danken heb. Jakkeren om er bij te horen, bij wat de maatschappij van je verlangt en tot je schaamte vaststellen dat je herinneringen aan ‘cultuur’ teruggaan tot je studententijd, waar je wel alle grote kanonnen zag. Waar je genoot van opvoeringen van Decleir, Schoenaerts, De Meyere. In kliene, inmiddels ter ziele gegane theatertjes. Niet toevallig ook de periode waarin ik poëzie las. En er zelfs van genoot. Later kwamen er alleen nog de obligate aanwezigheden op de grote publiekstrekkers, in naam van het betere netwerken. Mc Donaldscultuur als het ware.

Schaamte omdat ik op zo’n avond als gisteren moet vaststellen dat ik met twee sympathieke mensen sta te babbelen, zonder te weten dat het Erik Goossens en Bieke Ilegems zijn. Dat wist ik niet. Wie weet wie ik zo nog over het hoofd gezien heb? Hoe lomp kun je zijn, hoe slordig ook tegenover die mensen en hun passie. Nikske erkenning. Bij deze excuus vanwege mij en mijn groot ego.

Plaatsvervangende schaamte is er ook, als ik mensen uit hun nek hoor lullen en gratuite meninkjes hoor spuien. Theater is dan zo’n beetje als voetbal. Iedereen heeft een mening over het eindresultaat. Iedereen gaat gemakshalve wel voorbij aan de inspanning, de energie en de inleving die een acteur moet leveren om pakweg een stuk van Claus, van Tsjechov op een boeiende manier op de planken te brengen. Niet dat er gisteren veel negatieve meningen waren integendeel, maar ik kon toch fijn inschatten wanneer iemand een zinvolle mening had (meestal waren dat acteurs;-)

Zo verstandig ben ik dan weer wel, dat ik mijn klep houd en beoordeel vanuit zeer oppervlakkige quasi esthetische categorieën, als er mij al iets gevraagd wordt. Daar zou ik me dan eigenlijk ook weer moeten over schamen, wegens onbekwaam, maar goed. Ik zwijg liever en geniet van het geleverde spel, of haal er alleszins datgene uit wat mij persoonlijk bezig houdt.

Maar de grootste vorm van schaamte ervaar ik als ik al die getalenteerde mensen hoor praten. Acteurs, theatermakers, die dat doen, omdat het in hun bloed, in hun genen zit. Die er alles voor gegeven hebben om hun passie zo goed mogelijk te kunnen beleven. Uit noodzaak, omdat ze hun creativiteit willen en moeten uiten. Daarzonder is er gewoon geen leven. Mensen bij wie het vuur in de ogen oplaait als ze horen dat ze kans maken om een rol te spelen in deze of gene bewerking van een klassiek stuk. Die het ook grootmoedig aan een andere acteur gunnen maar dan inwendig sterven.

En tegelijkertijd met de grootst mogelijke sereniteit en waardigheid moeten vaststellen dat ze op elk moment aan de verkeerde kant van de armoedegrens kunnen vallen. Zachte mensen, die een onaardse robuustheid moeten ontwikkelen om stand te houden en hun waardigheid te behouden. In een maatschappij die wel uitkijkt naar hun vertier maar niet bereid is om dat op de juiste manier te vergoeden. Voor die maatschappij schaam ik me dan heel erg.

Ik heb het dan niet eens over geld, maar over een kader waarbinnen talent tot ontplooiing kan komen. Het was voor mij gisteren onthutsend om het rauwe van die ‘condition humaine’ te ontdekken.

In één golf door kan ik me dan ook alleen maar schamen voor zo’n Vlaams minister die subsidies ontzegt aan ‘La petite Bande’ omdat de naam Franstalig klinkt.

Enfin, ik ga het goede onthouden van het stuk van gisteren: een enthousiaste jonge maar erg rijpe actrice, die blij was met haar debuut, en een mooie voorstelling. Het deed mij verlangen naar meer theater en naar Claus… of misschien moet ik het toch maar eens proberen, zo’n Tsjechov!

Over schrijven…

Mensen vragen dat soms wel eens. ‘Hoe gebeurt dat eigenlijk dat schrijven?’ of ‘Daar kruipt nogal wat tijd in zeker, altijd opnieuw die stukjes?’

Ik zit daar altijd een beetje verveeld mee, omdat het eigenlijk niet zo is. niet dat ik rot zit van het talent, verre van, maar het gebeurt allemaal nogal intuitief. Ik denk dat ik mijn beste stukjes geschreven heb, half stomend, nog met mijn jas aan, ergens op de hoek van een halfgedekte smerige keukentafel. Gutsend, hamerend op de toetsen van mijn mac. In één gooi, ternauwernood nagelezen. ‘Daar, ’t is klaar, ik zal eens efkes mijn gedacht zeggen’. Nadien attenderen vrienden, fans, en zachte zielen mij op taal- en andere fouten. Simpel zat.

Maar het echte ‘Schrijven’, de Groote Kunst der Letteren, jaaaaah, daar heeft deze jongen wel degelijk systematiek, methode en hulpmiddelen voor.

Soms vind ik het namelijk wel eens leuk om te fantaseren dat ik een schrijver ben. Denk aan de – voor mij – onvergetelijke scene van 37°2 le matin. Zorg zit aan een zuinig verlicht keukentafeltje, in marcelleke, met sigaret losjes in de mondhoek en de fles whisky op de tafelrand balancerend, zijn groot meesterwerk te plegen. Aangezien ik niet over die mens zijn fysieke uitstraling beschik, heb ik een ietwat andere invalshoek. Mijn werktafel moet ook volkomen clean zijn, enige wat in die setting getolereerd wordt is of een schaal groene appels, of een boeket tulpen. De muziek op de achtergrond is een eclectisch mengsel, jazz en klassiek, beetje high brow uitstraling. Mooi glas wijn ernaast. Nog steeds geen letter op papier gepleurd. Graag ook een proper gestreken wit hemd.

Dan de desktop. volledig clean, no clutter. Daar hou ik echt wel van. Zoals plaatje bewijst.

Desktop op kalme momenten

En dan smijten we Ommwriter open. Geweldig programma vind ik dat, en absolute aanrader voor iedereen die geen afleiding kan verdragen. Het lukt mij de laatste tijd ook beter en beter om daar mee te werken, omdat mijn twitterstream zich netjes en prettig ontrolt op het ipad scherm dat naast me ligt.

Daarnaast is het ook zo dat ik op ommwriter het geluid van een oude typmachine kan nadoen, wat u hier even kan checken.

Ik vind dat prettig. Het enige wat ik in die context mis, is het roken. Ik rook niet, maar het schijnt er zo bij te horen. Zelfgedraaide, smerig lekkere sigaretten, die blauwe rook die opkringelt. Tsjonge, ik zou er een linkerlong voor geven om het ook echt lekker te vinden. Nog steeds geen letter geschreven.

En vanaf dan begint de chaos opnieuw te regeren. Want bovenstaand werkt dus eigenlijk voor geen meter. vanaf dan begint de procrastinatie. Even een quote, een stukje tekst, iets opzoeken op google en verdwalen. Of gewoon TV kijken. Vanuit de zekerheid dat het er toch altijd opnieuw uitgulpt als het nodig is.

Het enige wat wel waar is. Het duurt oneindig lang eer ik iets op papier zet. Maar eens de eerste letters aangeslagen, gaat het razendsnel. Om dat te kunnen heb ik twee dingen nodig. De titel en de eerste zin. Vanaf dan lukt het altijd weer. In één keer. Ik loop meestal zo lang op die eerste zinnen te kauwen, dat ik het hele verhaaltje al tien keer in mijn hoofd heb verteld. Ik hoef er niet meer over na te denken tijdens het schrijven, wat prettig is omdat er dan tijd vrijkomt om spelletjes te spelen, en er die woorden in te verwerken die heel toevallig voorbijgedwarreld komen. Extra punten, als het ware.

Als ik één advies zou mogen geven aan mensen die zich ook schrijven willen wagen, maar twijfelen, dan is het wel dat: Gewoon schrijven, associëren, vertellen. niet teveel nadenken. Aanpassen en opschonen kun je altijd later nog doen.

En dan is er nog de kwestie van de inspiratie. Heel eerlijk, die ontbreekt nooit. De bronnen zijn veelvuldig. Ik haal de vier voornaamste aan, in stijgende volgorde van belangrijkheid.

Wandeltochten met Spike. Waar men gaat langs Vlaamsche wegen komt men inspiratie tegen. hetzij de kleinburgerlijkheid, of de heerlijke absurditeit van situaties, maar meestal worden die tochten gebruikt om bestaande verhaaltjes aan te scherpen, situaties anders te bekijken, het voorbereidende schrijfwerk.

Water. Douche en zee… ik weet niet wat het is, maar water inspireert. Het is altijd zo geweest. Oplossingen voor problemen, onderhandelingen, briljante vondsten, ze komen bij mij onder de douche. Nooit in bad, dat is te statisch, te warm. Maar een douche, dat doet het. De zee ook. ‘T is alsof het water in beweging moet zijn.

Drank en café’s. Ok, beschuldig mij maar van alle slechte dingen. Ik drink graag. En misschien soms te veel, maar laat dat dan ook één van mijn weinige zondes zijn. Ik vind dat gewoon lekker. Er is een magistrale scene in West Wing, waarbij de stafchef van het witte huis die onder vuur ligt omwille van alcoholverslaving, vertelt dat hij mensen niet begrijpt die kunnen stoppen met drinken; hij houdt van de klank van ijs in een glas, het geluid van de whisky, en snapt niet dat mensen kunnen zeggen dat ze genoeg hebben. ik heb dat altijd een erg mooi beeld gevonden.

Wellicht drink ik meer dan goed voor me is. Ik denk eerlijk gezegd dat het nogal meevalt, en ik kan niet ontkennen dat het inspireert. Niet altijd het betere werk, maar alleszins wel de meest originele invalshoeken. En als het de volgende dag de herlezing doorstaat heb je meestal een winner. Ook de cafés zijn plekken waar observaties, verhaaltjes altijd opnieuw voor het rapen liggen. soms moet je ze uitvinden, maar de dranklokalen die ik betreed zijn van die aard dat gesprekken met wildvreemden nooit ver achter blijven. Mits een twist worden dat altijd opnieuw mooie stukjes. vind ik.

De grootste bron van inspiratie is en blijft echter de verwondering van de K-woman. Ik ben er niet beschaamd over om te zeggen dat de scherpste observaties en snedigste beelden erg dikwijls van haar komen. Ze heeft op de één of andere manier de gave om zich te verwonderen, niet verloren en dat levert heel erg dikwijls rake ‘soundbites’ op. Opportunist die ik ben, zet ik dan om in teksten. Het is niet anders. Ik weet ook niet of ik daar beschaamd om moet zijn. Ik schrijf ze nog steeds zelf, maar de pieken in appreciatie, tja die kan ik wel duiden. Mijn probleem, niet het uwe…

Social Gaming, smerige bedriegers allemaal

DM COLUMN Hoe sociaal zijn ‘social games’ eigenlijk? Dat vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. Niet bijzonder, blijkt.

In de sociale media wordt er al eens gepraat over ‘gamification’. Een mooi woord waarmee bedoeld wordt: het toevoegen van een spelconcept aan een andere (meestal saaiere) activiteit, met de bedoeling de aantrekkelijkheid ervan te verhogen. Punten verdienen! De boel wat opleuken.

Mijn stelling? De mens is niet te vertrouwen, en daarmee uit. We moeten ons daar toch eens over bezinnen. Die continue neiging om de boel naar de verdommenis te helpen door de regeltjes te omzeilen, wie help je daar nu mee?

Het stopt namelijk niet bij ‘gamification, er is alweer iets nieuw ontdekt in de sector: ‘social gaming’! De boerenjongen in mij vraagt zich dan af of er ook ‘asocial gaming’ bestaat. Dat is dan waarschijnlijk die eenzaat die maniakaal probeert zijn oog-hand coördinatie te verbeteren door zijn spelconsole te bedienen terwijl zijn andere hand een blik Red Bull en wat chips beroert.

Maar ‘social gaming’ dus. Samen spelen, gebruik makend van de menigvuldige ‘sociale’ platforms die de interwebs aanreiken. En waar het meteen ook misloopt. En waarom ik mij er in opwind.

Zo’n jaar geleden was er een spelletje: Wordfeud. Een soort eigentijdse Scrabble. Je speelt het tegen iemand anders, online, op een Scrabblebord. En tussendoor kan je nog gezellig keuvelen ook. Chatten heet dat dan. Een absoluut jeukwoord, maar dat terzijde. Een erg leuke actualisatie van een fijn spel. Ik was er meteen voor gewonnen, want ik hou wel van spelletjes.

Nu ben ik zelf redelijk goed met woordjes. En mijn vriendin ook. Toch kregen wij keer op keer op onze donder van mensen die we kenden via Twitter en er daar nooit in slaagden een tweet de wereld in te sturen zonder taalfouten. Het zegt niets, maar het zegt toch iets. Want op Wordfeud ontpopten ze zich tot heuse taalvirtuozen, die monsterscores haalden met de woordjes die ze op het bord smeten. Ik begreep er niets van en begon licht existentiële problemen te vertonen.

Tot mijn vriendin me wees op het bestaan van allerlei hulpapplicaties: kleine programma’s waarin je jouw lettertjes kan ingeven, soms zelfs met een zicht op het spelbord, en vervolgens toverden de apps de meest lucratieve woorden tevoorschijn. De vooruitgang van de technologie hé. Je hebt er geen verweer tegen.

Mijn lijdzaam verzet bestond er uit om systematisch éénlettergrepigen te produceren. Een zachte blinde in het land van de veelogen. Ik juichte hun gebruik van taal immers toe, ze konden er misschien iets van leren. Mijn vriendin gooide het spelletje gewoon toe. Als we het nu nog eens spelen, dan is het live rond het bord, met haar zoontje erbij en een glas wijn op tafel. Veel leuker, socialer en vooral eerlijker.

En toen ontdekten we Draw Something. Pictionary, maar met twee. Slim uitgedacht ook, want je speelt als het ware samen naar een recordaantal beurten. Hoe beter je tekent, hoe sneller de tegenspeler kan raden en vice versa. Hoe moeilijker het woordje dat je kiest, hoe meer punten je krijgt. Ik ben Picasso niet, dus kies ik meestal redelijk voorzichtig. Wat ik niet kan tekenen, daar begin ik niet aan, het is al moeilijk genoeg.

Groot was dan ook mijn verwondering toen bleek dat men ook daar de kluit aan ’t belazeren was. Gewoon door het te raden woord neer te schrijven. Niet eens als een rebus. Neen, gewoon schaamteloos, alle lettertjes netjes op een rijtje. Wat is dan nog de bedoeling? Een record bijeenharken op slinkse wijze? Wie bedrieg je daarmee? Ben ik dus ook mee gestopt.

In mijn honger naar ‘social games’ en de daar bij horende sociale contacten dacht ik het later nog eens gevonden te hebben: SocialChess! Ik vind het niet uit, het bestaat echt! Online schaken tegen een wildvreemde, maar wel met dien verstande dat je min of meer op eigen ELO rating kan kiezen.

Ik hou van schakers. Het zijn intelligente mensen, integer ook. Met liefde voor het spel. Die vinden het spel zo edel dat ze niet, nooit zouden ‘cheaten’. Zij hebben zelfs een erecode, de koning wordt niet van het bord genomen.

Wat had je gedacht. Het viel mij al op dat bepaalde spelers systematisch opgaven als ze met wit mochten beginnen. Onlogisch, omdat je daar toch een zet voorsprong mee hebt. Ze wonnen echter iedere keer weer tegen me, als ik met wit begon. En weet je hoe dat kwam? Omdat ze de partij naspeelden met een computer naast zich. Stromannen in een virtueel schaakspel, hoe triest kan je leven eruit zien. En dat alles om te winnen.

Neen, geef mijn portie maar weer aan Fikkie. Ik zal wel weer naar pornosites surfen. Op zich is dat wellicht ook sociaal te noemen.

Het offensief van de introverten

Ik ga geen vrienden maken met deze post. Het zij zo. Ik weet niet of het u is opgevallen, maar de laatste tijd circuleren er opvallend veel posts  op Google+, Facebook, Pinterest, en de andere copieer-universa van deze wondere digitale wereld over hoe we introverten moeten begrijpen, en waarom we ze moeten accepteren zoals ze zijn, etc. Ik vind dat vreemd.

Een gebruiksaanwijzing, aangereikt door een bepaalde groep, aan de anderen. Er is in dat verband bijvoorbeeld ook het hilarische stuffwhitepeoplelike waar ons inzage wordt gegeven door een zwarte medemens (althans dat denk ik) over hoe belachelijk wij, de white people, ons gedragen, maar dat is van een heel andere orde. Dat is om te lachen. Dit ziet er ernstig uit…Die mensen menen het, een waar offensief tegen onbegrip.

Door mijn onoordeelkundig gebruik van ‘we’ en ‘ze’, hebt u al kunnen opmerken dat ik mezelf niet echt tot de ‘introverten’ reken. Ik denk dat dat juist is. Ik tater, kwetter, maak lawaai. Wat niet wil zeggen dat ik niet over introspectie en/of een zekere mate van abstract denken kan komen. Zie ook ‘Mannen weten waarom‘.  De stellers des manifest doen dat ook niet. Maar toch..

Ik lees dingen als :

“What they need is a reason to interact. They don’t interact for the sake of interacting”

“Introverts often don’t see a reason for beating around the bush with social pleasantries”

“They take in data and experiences very quickly, and as a result, don’t need to be there for long to “get it.” They’re ready to go home, recharge, and process it all. In fact, recharging is absolutely crucial for Introverts.”

“They’d prefer to be valued for their novel ways of living. They think for themselves and because of that, they often challenge the norm.”

Nu ik geloof het allemaal wel, en ik wil het ook best volgen, als het het leven voor iedereen wat makkelijker maakt, maar de fundamentele vraag is: waarom moet er een gebruiksaanwijziging komen voor bepaalde mensen?

En impliceert het feit dat anderen daar moeten aan conformeren dan ook niet dat dat hun eigenheid, hun integriteit in het gedrang komt, of op zijn minst aangetast?

Op de universiteit placht ik graag aanwezig te zijn op de cursussen formele logica, gegeven door kanjers als Van Damme, Baeten etc… Allemaal discipelen van Apostel (wie denkt dat ik nu grapjes maak, zoek het op, Apostel was een prof die menig lans gebroken heeft voor interdisciplinair denken, to say the least). Het was één van de weinige vakken waar ik niet broste, omdat het ook echt interessant was. Een basisstelling in de formele logica is dat een propositie A evenwaardig is aan ‘niet A’.

Het is mij altijd bij gebleven, naast ‘mijn vrijheid begint waar die van u ophoudt’, een variante op het mijn en dijn beginsel (mooi hè, hoe een academische opleiding 25 jaar na datum nog rendeert). Als de introverten dus respect opeisen voor hun zijnswijze, ten koste van de extraverten, dan mag het omgekeerde ook. Waar stopt zo’n oefening?  Wat mij het meest stoort in het hele verhaal is de gelijkschakeling tussen extravert = roeper = oppervlakkig. Myers Briggs wist al dat het zo niet ineen zit.

En hoe zit het met algemeen aanvaarde normen van beleefdheid, en opvoeding? Ineens worden dat ‘social pleasantries’. Pas op, ik ben geen beleefdheidsrakker, mij maakt het allemaal niet zoveel uit, maar social pleasantries zijn ook wat het woord zegt, ze maken het sociale leven, de omgang iets aangenamer. Waarom zou je dat dan niet aanhouden? Geldt dat overigens ook voor die mensen hun kinderen? En als dat het geval is, help je ze er dan echt mee?

De existentie van introverten moet omzwachteld en omzichtig benaderd worden. Geef hen tijd om aan een nieuwe situatie te wennen, geef hen de ruimte om zich als een hork te gedragen en hun monologue interieur voor zich te houden, zodat iedereen in het donker tast.

Weet dat zij – in tegenstelling tot de oppervlakkige opdonders aan de andere kant – over een rijk en complex zieleleven beschikken. En dat dat niet altijd even eenvoudig is, ja zelfs bepaald zwaar om te dragen, omdat hun dopamine parcours nu éénmaal anders is. Ik heb het er moeilijk mee. Echt!

Ik denk dat ik mij ook ga outen als introvert, kan ik lekker doen wat ik wil.

Begrafenisondernemers hebben het moeilijk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Belgische uitvaartsector klaagt. Er sterven te weinig mensen, en de uitvaartsector is op sterven na dood. Ok, ok, flauwe geintjes, en ik zal me er van weerhouden.

Maar toch, je zal maar marketing manager zijn in de uitvaartsector. Hebben ze dat daar? Laat ons er van uitgaan van wel. Dat maakt het nog zo leuk. Hoe zwengel je de vraag aan? Het klinkt immers te onkies om te zeggen ‘hoe krijgen we meer doden?’.

Uiteraard, het knippen in de sociale zekerheid, en de zorg, zal op lange termijn wel zijn steentje bijdragen tot het gezond krijgen van deze sector. Maar dat kan niet echt de bedoeling zijn. Bovendien jaagt dat enkel de low-end van de markt aan, arme sloebers die dan zo’n OCMW begrafenis krijgen.  Zonder het decorum en de schone schijn van prachtig mooie autobanden vol bloemen. Daarmee redden we het niet. Stopzetten van alle Go for zero initiatieven, dat lijkt me ook niet zo verstandig, teveel collateral damage. Ze moeten echt dood zijn, niet gewond, en daar zijn te weinig garanties voor.

We zijn te gezond, daar gaan we niks kunnen aan veranderen. Toch niet op korte termijn. We vergrijzen en er zit geen dynamiek meer in onze populatie. Misschien toch ook niet oproepen tot meer kindjes maken, los van het feit dat dat ook niet meteen een snelle oplossing is.

Deseizoenalisering, zoals met roomijsproducten, lukt dat? Moeilijk toch maar weer. De dood laat zich niet commanderen, al zijn tax stimuli misschien wel een mogelijkheid. Net zoals een boreling fiscaal het gunstigst is in december (een heel jaar ten laste), zou je een aflijvige ook een regime kunnen geven dat hij best in januari sterft, om nog een heel jaar mee te kunnen tellen in de aanslagen. Koppel daar een soepeler euthanasiewetgeving aan, en een paar andere gunstmaatregelen en we komen er misschien wel. Maar het blijft gedabber in de marge.

Promoties, twee kopen, één betalen. Koop nu, sterf later… ik weet het niet. Dat je zo’n doodskist dan in je garage houdt om er voorlopig nog wat skimateriaal in op te bergen, het kan natuurlijk.  Multi functie kistjes…. met bagagerek-clips. En stapelmogelijkheden…

Het brengt ons naadloos bij de aanbodzijde?  Ik zie wel wat mogelijkheden.

We kunnen de hype van de markt volgen en voor experience marketing gaan. Een Death Theme park, mega uitvaartbeurzen (fotgraferen toegelaten, life acts on stage (sic).  ‘Open coffin days bij de diverse handelaren, alternatieve mixes bij crematie (I smoked my buddy with Columbian Red or Afghan Black)…

Productvernieuwing. Inspelend op de eco-trend. Biodegradable coffins, er moet toch iets mee te doen zijn. De ultimate recycler, met actief natrium, fosfaat en stikstof.

Ook evenementiëel, waarom enkel een uitvaartplechtigheid, en daar stoppen? A near-death celebration behoort ook tot de mogelijkheden. Met feestelijke receptie.  De bijna-dood-borrel… Ook in drukwerk en print zijn er mogelijkheden tot categorie expansie… Denk aan kalenders, aftellen tot D-day…

Zo zie je maar weer, met  wat creativiteit kan elke marketeer toch helpen om één van onze handelsactiviteiten van de ondergang te redden.  Gaat u rustig verder op mijn elan…

(voor ik het vergeet, het is niet de bedoeling mensen te kwetsen die met leed geconfronteerd worden, ik mijmerde gewoon ziek verder op een nieuwsbericht van vorige vrijdag, that’s all. Met uitdrukkelijke excuses voor de slechte smaak)

Op is op

Als je uitkijkt naar het einde… Ben je dan klaar of ben je op?

Mijn vader had het  zo ongeveer op zijn vijfenveertigste.
‘Van mij mag het stoppen, veel beter zal het toch niet worden…’Ik zat naast hem in de auto, en protesteerde hevig.
Tot op vandaag weet ik nog niet of het was omdat ik vreesde dat ie mij mee zou nemen
in zijn omhelzing met een brugpilaar, of omdat ik zelf vond dat het leven te prachtig was,
of omdat ik hem oprecht graag zag en zou missen.

Dat laatste, daar ben je als knul niet klaar voor, om dat toe te geven…
Maar dat wil niet zeggen dat het niet waar zou zijn.
Dus ik smeet al de voor de hand liggende argumenten in zijn richting.
Praten zonder te luisteren, meer kon je op die leeftijd ook niet van me verwachten.  Van welke puber wel? Vrees niets, hij leeft nog, zij het jammer genoeg vegetatief. Misschien ook iets wat ik hem wou besparen.

Nu heb ik zelf kinderen. Ik heb er een goede band mee, denk ik, maar niet dezelfde als mijn ouders met ons. Het traditionele kerngezin, het had wel wat, qua elkaar aanvoelen.  Ik ben er ook niet zo goed in. Het contact is dus minder. En de aanvechting van mijn vader, ik heb ze ook. In alle oprechtheid.  En niet om medelijden op te roepen, hoegenaamd niet. Ik ben een goedgemutst mens, laat dat duidelijk zijn. Maar dat belet me niet om na te denken.

De buurt waar ik woon, daar heb je veel bruggen. Over water, over sporen, over snelwegen. Ik betrap me er op dat ik daar de laatste jaren anders naar kijk. Niet als lelijke, architecturale wangedrochten, niet als infrastructuurmonumenten, maar als middelen… Springen, hangen, of niet… Angst en andere overwegingen weerhouden me er van.  Waarschijnlijk ben ik ook een te grote angsthaas voor pijn. ‘Ze’ zeggen wel dat je alles op het internet kunt vinden, but then again…

Het valt me op dat het onmogelijk is om in alle luciditeit over het onderwerp te praten. Je inner circle is ontzet en voelt zich tekort gedaan… Betekenen wij dan niets? Uiteraard wel, maar mag het even? Het gaat nu heel even niet over jullie.

Je kennissenkring reageert ongelovig en spottend… Jij? Onnozelaar, dat durf je toch niet en bovendien, jij, de nar, de clown, the life of the party…  Da’s het nadeel als je op een bepaald moment beslist hebt om je uiterlijke ik, il buffone, alle ruimte tot ontwikkeling te geven, daar mag ik dan weer niet kinderachtig over doen, dat heb ik immers zelf gezocht. De mooie verdediging van de oppervlakkigheid.

En toch… Wat doe je hier? Genetisch materiaal doorgeven, een stukje meerwaarde creëren en dat is het toch ongeveer? Als dat naar eigen inzicht vervuld werd, moet je dan per se de rest van de rit nog uitzitten?

Het is zoals zuinig zijn met je relatie, ik geloof daar niet in. Je beleeft het, gulzig, intens, tot het op is… Het vuur en de intensiteit, dat is wat je wil, niet één of ander smeulend kutvuurtje waar je je handen aan kan warmen!

Jotie ’t Hooft, hoe onvoldragen zijn poëzie ook moge zijn, in de ogen van sommigen/de meesten, heeft ook met dat gevoel gespeeld. Als ’t klaar is, mag je dan weggaan? Of moet je per se de normen respecteren?

Ik heb onlangs een discussie gevoerd dat ik de euthanasiewetgeving onzin vind omdat ze zich beperkt tot oud en/of chronisch en ongeneselijk ziek. Pas op ik ben geen expert,  maar ik geloof heel erg in discussiëren om je eigen standpunten aan te scherpen en:of te zien ontkrachten, Popper meets Plato, iets in die stijl.  Mijn standpunt was dat het mag ingevoerd worden, samen met de meerderjarigheid.

Waarom ook niet? Ik denk dat je er veel leed mee bespaart. Als je dat gegeven in een proces giet kom je immers onmiddellijk op een aantal voordelen uit.

Ten eerste de indentificatie. Het immense voordeel om pijnloos  uit het leven te stappen, heeft een prijs. Je moet er over praten, je moet het kenbaar maken. Dan kan er geholpen worden, dan kan er gepraat worden, dan  kan er gekeken worden hoe ‘echt’ die doodsdrift is.

Het is niet ondenkbaar dat depressies, inzinkingen, ‘het-geen-uitweg-meer-zien’ relatief ‘eenvoudig’ uit de weg kunnen geholpen worden, met dezelfde bezielende inspanning en toewijding die de mensen van de zelfmoordlijn nu tonen. Het voordeel is gewoon dat je het inschakelt in de gezondheidszorg, dat je het au sérieux neemt ipv het dood te zwijgen (pun not intended).  Je officialiseert en maakt een kanaal dat daar op de juiste manier kan naar kijken en over oordelen en mee bezig zijn. ik denk dat dat een verluchting is voor velen.

Ik ben niet naief, velen zullen dit pad niet kiezen, en zich in de eenzaamheid van de laatste oplossing wentelen, maar voor al die anderen, die we a) geidentificeerd kregen b) geen oplossing konden aanbieden, c) die logisch en rationeel kunnen aangeven dat ze er uit willen stappen,  kunnen we dan minstens een menswaardige manier van sterven voorstellen, Soms is zelfs de opluchting van een oplossing al van die aard dat ze energie geeft.

Het impliceert natuurlijk dat je  puur filosofisch gelooft in de uitgangspremisse, dat het soms gewoon op is. Ik ben atheist, dat helpt.  Dat is een debat dat zich buiten de gezondheidszorg afspeelt. En toch weer niet.

Ga maar eens na welk leed  er opgestapeld wordt door mislukte probeersels, alarmkreten, aandachtspogingen en dies meer.  Leed voor de familie,  trauma’s bij vrienden en kennissen, dikwijls vreselijke gevolgen voor het slachtoffer, kosten in de gezondheidszorg.  We kunnen ons dat besparen. En door het kanaal te openen, groeit er inzicht, en wellicht ook research. En dus oplossingen, op welk vlak ook.

Maar nogmaals, ik hoef het niet. Ik kwam net thuis en keek in de ogen van mijn dochter, en dan is alles altijd ok.  ‘T is niet omdat je denkt dat het op is, dat het ook daadwerkelijk zo is.

(Mocht ik mensen kwetsen, dan al bij voorbaat excuus, ergens over praten, hoe stuntelig en onbeholpen ook,  is m.i. altijd te verkiezen boven het zedig doodzwijgen)

Ongelofelijk connected en ontzettend eenzaam

We zijn aan’t ontsporen. Allemaal samen. Allemaal samen zwermen we van het ene naar het andere, op zoek naar het nieuwe, het betere, het andere. Mocht ik niet beter weten, ik zou zweren dat we iets zochten.

Ik sla gemakshalve een paar jaar over over, maar het afgelopen jaar na de kouwe kak/scheet in een fles (schrappen wat niet past) van Diaspora, zag ik iedereen naar Quora zwermen, om daar tot de vaststelling te komen dat we elkaar eigenlijk niet zo bijzonder veel te vragen hebben.

Niet getreurd, Linkedin was aan een inhaalbeweging bezig, dus allen daarheen. Een wildgroei van groepjes, discussies, newsplatformen, blijk gevend van bedrijvigheid, maar een vreselijke  inhoudelijke armoede etalerend.  Onder het mom van bezig zijn worden er schijndiscussies geïnitieerd waar een beetje onderlegde eerstejaarsstudent economie eigenlijk meteen antwoord op zou (moeten) kunnen geven. En alles wordt met een aura van expertise omhuld, terwijl het fundamenteel niets te betekenen heeft.

Pas op, ik pleit mezelf niet vrij, ik doe heel hard mee. Na Linkedin (new and improved) kwam Google+, en ondanks zijn kwaliteiten en mooie layout vrees ik dat het ook niet echt de killer app zal worden… maar ik kan me vergissen.  Tussendoor hebben we ook even de Pinterest hype meegemaakt, mooi, veelbelovend en creatief, maar toch ook een gigantisch herkauw-apparaat.

En toen kwam Connect.me en ik vergeet er nog een paar, allemaal leuk, en allemaal mensen die – net als ik –  als ‘dewiedeweerga’ hun hele netwerk van het ene platformpje connecteerden naar het volgende, om te beseffen dat ze er daar ook niets mee uitrichtten. En ik wil niet gezegd hebben dat elk van die platformen geen meerwaarde heeft, verre van, daarvoor ben ik een te enthousiast gebruiker. Ik deel een overweging, meer niet.

Spotify… zelfde verhaal, het werd een erezaak om er als de kippen bij te zijn. De Early Adopters konden pochen over hun moeilijkheden om hun UK account om te zetten naar een Belgische, de andere lieten zo snel mogelijk weten dat ze niet opgerzet waren met Justin Bieber/Selah Sue reclames tussen de muziek. Ik denk dan, wees blij dat het Milow niet was! Maar dat terzijde.

In no time zitten we met zijn allen weer bij elkaar in de anonieme warmte van weer een nieuw dingetje waar we wat bij elkaar kunnen binnenkijken.  En het is niet verkeerd, je leert mensen echt wel op een andere manier kennen. Gortdroog op linkedin, geestig op twitter en met een verrassend goede muzikale smaak op lastfm, of spotify.

De grootste tristesse moet echter nog komen, ik ben nog niet klaar. Ik ben al een tijdje fan van Komen Eten, omdat het zo bevreemdend is, voyeurist, intriest en hilarisch. En toegegeven, met Twitter op de voorgrond is het even mooi amusement als het Eurovisie songfestival met vrienden samen. Maar al die mooie mensen, intelligent, en hard werkend, en met zo veel geweldige boeiende mogelijkheden om zich te amuseren, zitten mooi na, of tijdens, het eten naar het ‘kaske’ te kijken,  alleen, of met twee en met elkaar te communiceren via de interwebs.

De vooruitgang meneer!

En dan begin ik te denken. En vooral ook naar mezelf te kijken. De ‘attention span’ in heel dit verhaal, die wordt alsmaar kleiner.  Wie een paar jaar geleden continu zijn status update op facebook werd gevraagd of hij niets beter te doen had. De halveringstijd van een bericht op facebook is volgens mij nog ongeveer een halve dag, daarna verzinkt het onherroepelijk naar de achtergrond. Bij Twitter is dat nog minder. Als je niet post, besta je niet.

Ik weet waarover ik het heb en u, als u eerlijk bent ook. Extreem vroeg opstaan en je hersenen pijnigen om origineel te zijn en te tonen dat je er al weer bij bent. Snel reageren. Geestig zijn. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het een heerlijk medium. Maar zoals al eens gezegd ’t is een gigantisch café, waar je’t overzicht kunt behouden en naadloos van de ene conversatie in de andere kunt binnenbreken, en dus ook oeverloos kunt lullen. I love it.  Maar wat stelt het allemaal voor? En hoe zwaar grijpt het in, in echt productieve tijd?

Ik maak mezelf dan wijs dat ik het doe tijdens de dode uren in de auto, maar die uren hoeven niet dood te zijn, ik zou ze even goed kunnen besteden aan echt denkwerk. In plaats daarvan hengel ik naar aandacht, en promoot ik een imago, waar ik me dan nadien moet voor forceren om het ook nog eens waar te maken.

En u doet hetzelfde. Echt wel. U gaat samen met kindjes op stap en beide echtelieden putten zich uit om instagrammetjes, digitale hierogliefen uit te wisselen over wat ze aan’t doen zijn.  En iedereen kijkt via het schermpje mee, hoe gezellig het wel is. Ik weet niet hoe gezellig dat wel is? Ik denk dat het veel gezelliger kan. Als ik met mijn lief op stap ben, dan wordt er gepraat, ruzie gemaakt, gelachen, geleefd, maar de behoefte om uitgerekend dat ‘samen’ te doorbreken door individuele kreetjes in cyberspace is onbestaand.

Toevalligerwijze zat ik gisteren met twee van mijn kinderen (laat ons ze gemakshalve water en vuur noemen) aan tafel, en begonnen we te praten. Lang heeft dat geduurd, en bevredigend was het gevoel. En warm de herinnering, zelfs de dag nadien.  En in alle eerlijkheid, het was juister en voelde beter aan dan een tijdslijn vol bijval van mensen over weer een gevatte geestigheid. En nogmaals,  als geen ander, ik kick op die geestigheden!

Ik las gisteren dat creatie kennelijk geboren wordt uit frustratie, métier en eenzaamheid, (Stone). Ik wil dat wel geloven. In plaats daarvan blijf ik dikwijls  gebiologeerd naar het schermpje, de schermpjes staren. Krijg ik wel genoeg #FF? Evolueren mijn social metrics wel in de juiste richting?  Ben ik wel ‘bezig’?

En ik verrechtvaardig het door te stellen dat ik converseer met mijn lezers, mijn fanbase, mijn virtuele vrienden. En dat zijn ze ook echt, iedere keer ik twitjes tegenkom in het echt blijf ik me verbazen over de geestigheid en de veelzijdigheid van hun persoonlijkheid. Het is toch gewoon veel leuker ‘in ’t echt’  meestal?

Mijn dochter zei gisteren, het nadeel van facebook is dat je nooit meer een verhaal kunt vertellen tegen vriendinnen, want ze weten het al van op facebook. Hoe triest!

En het absolute dieptepunt is nu bereikt, waarbij heelder hordes intelligente mensen Scrabble liggen te spelen. Niks mis mee, alleen doen ze’t via hun tablet, of smartphone, in stilte. Alleen. Zonder te kunnen lachen om bijeen gefantaseerde woordjes. En ze cheaten, om te kunnen winnen…  How low can you go?

Met wat pech spelen ze tegen elkaar… woordenloos.

Het strelen van boeken

Er zou een woord moeten voor bestaan. De liefde bedrijven is het niet, maar puur fysiek genot ondervinden door het aanraken van boeken, dat zou toch een naam moeten hebben?

Ik heb een paar boekenplankjes geinstalleerd, en dat krijg je weer dat eeuwige gevecht. wie mag er op, en hoe? Ik heb er vroeger al eens over geblogd, dat dat een allesbehalve éénvoudige taak is. Welk keuze criterium? Een paar plankjes, dat is geen bibliotheek oefening, ’t is niet dat je alles onder handen neemt. Neen, nu zijn er wat? 40, 60 boeken die promotie krijgen. Die van het stapelen verdwijnen naar de verhevenheid van de plank. Publieksspelertjes. Blijvertjes, Klasbakken.

Maar ook daar moeten er regels en rechtvaardigheid zijn. Ok, dat boekje van Finkielkraut is mooi, en het staat scherp om het gelezen te hebben, maar wat heeft het met je gedaan? De emotionele weging is te beperkt. Locke daarentegen, in de goedkoopste uitgave ooit, is een certitude. Net zoals die ene goedkope uitgave van Lijmen/Het Been niet hoeft te vrezen. Ja, boeken hebben een ziel, en net zoals in Toy Story, denk ik dat je ze pijn kunt doen door verwaarlozing.

Van meet af aan is duidelijk dat het een arbitraire keuze wordt. Een keuze die bepaald zal worden door omslag, kloutscore van de auteur, likeability van het onderwerp, en dan last but certainly not least… Wat heeft het boek gedaan met mij.

En dan begint het strelen, en de gewoontesex. Op zich wellicht een metafoor voor iets anders. Zo’n Oscar Wilde, die weet met zekerheid dat hij terug promotie maakt. Het is goed even te toeven onder de andere boeken, maar de complete works, tja, dat moet gewoon terug in ’t zicht liggen, klaar om te doorbladeren, een quote op te zoeken, bij de hand te hebben… Hij weet het, ik weet het, hij weet ook dat het een kwestie van tijd is voor ie weer op het nachtkastje belandt, de hautaine slet.

Neen dan heeft zo’n Brouwers of Coupland het moeilijker. Mooi, of boeiend, maar ze raakten mij niet. Net zoals ik dweep met Hermans en Reve, kan Mulisch mij gestolen worden. Ook al heb ik er quasi alles van gelezen, hij pakt mij niet. Wolkers wel. En Vestdijk, die oude schurk, komt vanuit de achterhoede terug opzetten, eindelijk klaar voor…

Dichtbundels. Moeilijk! Dan neem je zo’n Zwarte jager van Jules Deelder nog eens vast, op slag dertig jaar jonger, en de grijsaard komt boven. Was het werkelijk zo groot als poëzie? Eerlijker word je ook op deze leeftijd. De Coninck, Claus, meesters van de taal. Deelder en Chabot, punkpoëts en meester van ritme en performance, maar is het een boekje dat op het schap moet? Ondertussen heb ik het opnieuw uit… Toch maar niet, of wel, het is zo mooi, die gebeitelde kop van Jules, en het overweegt niet… het kan er quasi nonchalant tussen. Vooruit dan maar.

Het gaat door, boek per boek, en altijd trager. Het hangen van de plankjes kostte een uurtje tijd, het selecteren van de boeken een dag, en ik ben nog niet tevreden. Of toch wel, want ik heb een heerlijke tijd gehad. Hier en daar een herinnering, een oude bladwijzer, een kattenbel of een post it. Sepia dat opnieuw verlevendigt, herinneringen die aan kleur winnen, een simpel geluk. Of overdrijf ik?

Over Pocahontas en Heidi

We gaan allemaal graag op reis. Dat verbreedt onze achtergrond, onze voeling met de cultuur en zo. Liefst van al gaan we wel naar  quasi uitgestorven beschavingen en uitdagende gebieden. Anders vinden we er niks aan. De zee is voor jonge families met bleitkinderen, de Ardennen is voor ‘treehuggers’ en depressieven, en Spanje is voor het klootjesvolk. Oh ja, en Oostenrijk is voor oude, rechtse, dikbuikige wandelaars. Met lelijke outfits en verkeerde nostalgie naar een tijd toen alles netjes georganiseerd was.

Misschien is dat toch niet helemaal juist. Ik liep gisteren op de alm met Gerhard Wolfsteiner. Ik laat de naam met opzet vallen, niet omdat ik daar extra punten mee scoor, maar omdat ik ook wel zo zou willen heten. Gerhard, je hoort de alpengalm zo al. En Wolfsteiner, hoeveel meer kracht kan een naam niet hebben. Wolf und Stein! man, man man…

Anyway, ik liep daar zo wat te kuieren en bedacht me dat het eigenlijk idioot is dat je met geweld eerst maar even in Nepal wat trekking gaat doen, als je in het Alpengebied over perfect valabele alternatieven beschikt. Wat is er mis met dit land, waarom is het niet sexy?

Als we een Peruviaanse bondgekleurde  vrouw in traditionele klederdracht zien, sturen we trots foto’s naar het thuisfront. Als we een Dirndlmeisjes zien beginnen we meesmuilend Edelweiss te zingen en foute grapjes te vertellen over uitzichten en balkons.

Een gaucho oogst bewonderende blikken. Een alpenboer in lederhozen wordt vergeleken met Bart De Wever. hoe juist is dat eigenlijk?

Is Oostenrijk een anachronisme in Europa? Ik dacht het niet, overal heb je tradities, authenticiteit en misschien nog belangrijker, levenscondities die ervoor zorgen dat bepaalde ontwikkelingen er zijn of niet.

Het gehalte oude, tandeloze maar bijzonder fotogenieke vissers, die aan de kaaien hun net zitten te herstellen is hier bijvoorbeeld bijzonder klein. Anderzijds beseffen ze hier maar al te goed dat ongeveer 1/3 van hun bruto regionaal product (in Salzburg) afkomstig is uit het toerisme. Hoe je dat invult is dan weer een andere zaak, maar ze doen dat allesbehalve slecht, en ze beseffen dat het prijsgeven van die authenticiteit een troefkaart minder is.

Wij kunnen het ons misschien niet voorstellen, maar de anekdote werd me verteld, dat een groep Japanners er werkelijk van uitging dat de Alpenhutten gebouwd werden, speciaal  voor het toerisme. Dat is al even fout, als denken dat je met een hoop achterlijke boeren te maken hebt.

Ik heb hier alleen maar vriendelijke en nuchtere mensen ontmoet… en veel eten, dat ook, ja.

De vluchtigheid…

De sociale media. En hoe ze je helpen in de menselijke contacten. Een stokpaardje. Een ergernisje.  En waar een ergernis is is ook wel een blog te schrijven. Over de vluchtigheid, de paradox van het makkelijke contact, wat resulteert in geen zorg,  geen zorgvuldigheid.

Een tijdje geleden was het mijn verjaardag. Allang niet meer iets waar ik echt vrolijk door word. Om eerlijk te zijn, al van kindsbeen af heb ik elk jaar gehoopt dat mijn ouders het zouden vergeten, zodat ik ’s avonds een beetje verongelijkt zou kunnen doen. Nooit gelukt. Maar verder heb ik er niet veel aan.

Dit jaar was de luim dusdanig dat ik mijn verjaardag ook uit mijn  facebook profiel wipte, ongeveer een week op voorhand en dat ik dezelfde dag ook niemand ongein op mijn prikbord liet schrijven. Als het moest, dan maar via privé berichtjes. Containment heet dat.  Nergens last van gehad. Hooguit vier vijf berichtjes, waar ik dan ook in alle ernst en met plezier op gereageerd heb. Dat lijken mij de mensen te zijn die echt weten wie je bent en hoe het echt zit met je leven. Trieste balans uiteraard, maar niemand heeft gezegd dat het altijd vrolijk moet zijn.

Maar wat zie ik nu? Erger nog, ik constateer het niet alleen, ik doe er ook nog eens aan mee.  Ik kijk ’s morgens eens  op facebook wie er jarig is, zet bij die mensen een fijn goedbedoeld berichtje op hun ‘wall’ ( die moeite doe ik nog wel, wil niet verzanden tussen de happy birthdays en 3 dikke kussen tekstsjablonen) en ’s avonds ‘liken’ ze dat. Kous af, voor iedereen. Twee muisklikken later is ’t al weer voorbij.

Waar wil hij naar toe? Ik hoor het u denken. Welnu, het gemakkelijke contact leidt enerzijds tot een fenomeen dat niemand je verjaardag nog vergeet, maar dat datzelfde gegeven ook absoluut niet meer belangrijk is. Het is uitgehold. Ik stond er vroeger om bekend dat ik rigoureus aan de verjaardagen van mijn vrienden dacht, zelfs aan sterfdata die relevant waren. Dat werd geapprecieerd. Nu is dat ‘normaal’, terwijl het in wezen ‘leeg’ geworden is. En dat is allemaal de schuld van de sociale media. Voilà… het geheugensteuntje  holt uit wat ooit waardevol was.

En helaas, helaas, dat is niet het enige. als je tegenwoordig ziek bent, of godbetert half invalide omwille van wat dan ook, dan wordt dat wel even genoteerd. Maar een halve dag later even prompt vergeten.  “Ze is toch moeilijk bereikbaar! Ik heb een sms gestuurd omdat ze niet opneemt om over die mail te praten die ik haar gestuurd heb.” Dat soort ongein.

Ze is ziek! Ze heeft dat gemeld. Niet om het te acteren en dan te vergeten, maar om er rekening mee te houden!  En als ze er een week niet is, dan is dat geen reden tot irritatie, maar een indicatie van ernst. Het is in die context misschien verkieselijk om even een bezoekje te brengen, eerder dan een moderne-communicatiemiddelen-carpet-bombing-actie in te zetten.

Het is alsof bereikbaarheid zaligmakend geworden is en al de rest doet vergeten. Het resultaat is troosteloze en verarmende communicatie, van een oppervlakkige en trieste soort.  Een beetje jammer eigenlijk. En met deze opwekkende gedachte stuur ik jullie allemaal het weekend in!

De bonsai-kweeksters (slot) : The Model

Een vriend van mij, een intelligente, integere, breeddenkende intellectueel, weliswaar niet van de soort om ‘gecast’ te worden in Hollywood blockbusters, aan de zijde van Angelina Jolie, wegens, niet meteen van de mooiste, slaagde er telkens opnieuw in om relaties op te starten met mooie vrouwen. Fijn voor hem, onbegrijpelijk voor ons.

Het was dermate intrigerend dat ik niet kon nalaten om een schare deernes op de arbeidsvloer te vragen hoe dat eigenlijk in elkaar zat. Waarom kon die kerel dat? Een gouden lid, een fluwelen tong, dat zijn het soort overwegingen die bij mij automatisch naar voor komen. Had ik er al bij vermeld dat hij niet onbemiddeld was? Dat wil ook nogal eens helpen. Het bleek allemaal van geen tel te zijn.

De meisjes hielpen mij  een stap verder en een wondere wereld ging voor mij open.  Er blijken namelijk twee types mannen te bestaan voor er nog maar sprake is van een relatie.

Mijn vriend (we gaan hem gemakshalve Bas noemen) en ik ,behoren beiden tot één van de groepen, dat maakt het wel zo makkelijk. Hij zit in de groep waarvan vrouwen zeggen ‘Ik ga hem veranderen, met wat mooie kleren, en hier en daar wat retouchkes komt het wel in orde’. Een echte menselijke Barbie dus. Ze doen dat ook echt. Het is het soort venten dat meteen na de eerste nacht een nieuw kapsel aangemeten krijgt, en dezelfde week nog wordt er een shopping moment ingelast waarbij hij een lila-debardeurke voor zichzelf mag kopen.  Het bestaat!

Ik zat in de groep waarvan de meeste vrouwen denken ‘ het is een varken, maar op mij zal hij echt verliefd worden, let maar eens op!’. Moeilijker te behandelen maar in essentie hetzelfde probleem. ‘We gaan die jongens veranderen’. Ik weet niet hoe ze dat doen bij jongens van mijn type, maar dat doet verder niet ter zake.

Veranderen, daar komt het altijd opnieuw op neer.  Ik vond dat wel boeiend, wou weten of het klopte en vroeg dus ook langs mijn neus weg aan Bas of dat bij hem ook het geval was, met een nieuwe relatie? Dat ie dan zijn garderobe moest veranderen? ‘Man, oh man, ze hebben mij al van alles aangemeten, zwart wit, trendy, noncalant chic, grunge… en och kom, ik laat maar begaan, als ze dat leuk vinden.Sterk hè?

Da’s een eerste voorbeeld van het modelleren.  Takken worden zachtjes in de juiste richting geduwd, elke maand iets meer, door de juiste kleren, broeken, gympies en geurtjes.

Het kan ook nog anders. Menige knaap heeft bij de keuze van de firmawagen of het zelfbetaalde stalen ros moeten vaststellen dat hij niet met die sportieve coupé naar huis kwam, maar met een stevige gezinswagen… ‘ge moet toch ook aan de kindjes denken’. Sportieve opties sneuvelen voor veiligheidsdenken, looks halen het niet van comfortopties. Het verstand weet je wel? Wat zou je meer pk’s kopen als je voor hetzelfde geld rolgordijntjes op de achterbanken hebt?

De absolute broek-afzakker die mij ooit is meegedeeld is de volgende, en gruwelt nu allen een wijle heen, want het is echt gebeurd!

‘Michel, die moto van u, ge rijdt daar bijna nooit op, en dat pakt zoveel plaats in de garage. Als ge die verkoopt, dan kunnen we daarmee mooie fietsen kopen voor iedereen, dat is nogal een stuk nuttiger’. Beetje vent gespt de helm om en vertrekt voor eeuwig en een dag, zonder ooit nog iets van zich te laten horen.

Maar neen hoor, de volgende dag stond er een advertentie in de krant en werd zijn mooie pronkstuk te koop gezet. En neen, dit is geen pleidooi voor machismo, iedereen doet wat ie wil en waar hij zich gelukkig bij voelt. Maar waar draait het echt om?

Om Pussy control… zoals zijne paarse genialiteit vroeger al zei.

Mannen, we zijn watjes, we hebben geen verhaal,  en het verhaal dat we hebben kunnen we niet eens goed vertellen. Als we niet beter ons best doen, dan zijn we binnenkort overbodig.

Vrouwen zijn sneller, slimmer, werken harder  en hebben the bigger scheme of things begrepen. Zeg dat ik het gezegd heb, en ik niet alleen.

Helder verdriet

Guillaume heeft gezegd dat woorden belangrijk zijn in een context als deze. Ze mogen dan ten enen male tekort schieten om echt en duidelijk te zeggen wat er in je omgaat, schrijven wil nog wel eens lukken.En het wordt geschreven omdat het moet.

Ieder zijn verwerking. Wie vindt dat het getuigt van een verkeerd soort opportunisme, meldt het mij privé maar probeer er niet over te polemiseren, ik heb er geen zin in.

Ik ben slecht in begrafenissen, ik verlies me in mijmeringen, ik betrek het op mijn eigen kinderen, ik beeld me de gedachtes van ouders, vrienden en familie in, en ik ben van slag. Niet alleen voor en tijdens en na, maar nog een hele periode nadien. Wellicht omdat ik een erg grote fan van het leven ben, en de dood doorkruist dat, zonder een zweempje humor.

Ik was vanochtend getuige van helder verdriet, van mensen die samen rouwen, gehuild en gelachen hadden, en dat nu een plaats probeerden te geven. Dat lukte niet, of niet altijd. De stemmen wilden nog wel eens breken na een dappere poging om uiting te geven aan wat men echt voelde.

Maar het was niet donker en somber. En je kreeg op geen enkel moment het gevoel dat je alleen stond met dat verdriet. De teksten waren zinvol, lief en geschreven vanuit gulpende harten. De muziek bood steun, was mooi, en het geheel  reikte schouders aan, ik kan het niet anders zeggen.

Wat opviel, was de sereniteit, de hoop en de vertroosting. Het menselijke. Er is niet echt sprake van aanvaarding in zo’n context, dat kan ook niet. Wat me wel opviel was dat er  getracht werd om een plek, een moment te creëren waarbij ieder  uiting kon geven aan zijn verdriet, zijn medeleven of zijn opstandigheid. Op zijn eigen wijze. En dat was mooi. Het zou nog mooier geweest zijn, mocht je er niet zo een triestig gegeven voor nodig hebben.

Ook alle schijn trok weg. Hier was geen plaats voor vals, voor ons-kent-ons, voor ego trip. De reclame, dat vrolijke bastion van oppervlakkige zelfgenoegzaamheid zag er ineens heel anders uit. Mooie, trotse, lachende mensen, die ineens een ‘coup de vieux’ over zich kregen, en verdriet hadden. Echt verdriet, en medeleven. Met de familie, met de vrienden, wellicht terugdenkend aan eigen kleine of grote persoonlijke drama’s. Grote mannen en vrouwen, dartele meisjes en onbezonnen wilde jongens, die ineens gekrompen leken, bewust van de sterfelijkheid en de fragiliteit.

Een paar uur afstand, een paar uur nadenken over kostbaarheid en vergankelijkheid van het leven. Dat was het.

Op de terugweg heb ik mijn zoon gebeld, om hem te horen, en zonder zwaarte wat over het leven te praten. Ik kan dat gelukkig nog, en het heeft (wat) geholpen.

Fijne mensen

Ik heb het niet voor Bongo-bons. Ik vind dat niet echt geïnspireerd. Toch zijn er onlangs een paar mensen in geslaagd mij er mee te ontroeren. Ik ga er niet flauw over doen.  Het zijn gewoon fijne mensen, zonder veel kapsones.
Wat volgt is een verhaal(tje) over een agentschap zonder pretentie en met hart en verstand op de juiste plaats.

Een paar jaar geleden kreeg ik een lead binnen voor een job waar ons toenmalige bureau niet echt voor uitgerust was. Op aanraden van een vriend en vastbesloten om die klant/lead niet in de steek te laten trok ik met de hele handel naar Vilvoorde, waar een zootje ongeregeld, en kennelijk ook ongeïnteresseerd het hele zaakje aanhoorden. The Parking Lot.  Ze stelden geen vragen, mummelden wat onder elkaar en ik perste een datum uit hun monden, over het wanneer we elkaar zouden ontmoeten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me weinig illusies maakte. Het was alsof ze er geen zin in hadden, en tegelijkertijd waren ze vrolijk, maakten grappen en grollen. We zouden wel zien.

Een week later werd ik vergast op een professionele en leuke presentatie, zonder poeha, zonder veel gezever over ‘wat hebben wij onthouden van de briefing, wat wil de klant misschien, hoe zien wij de opdracht…’ Niks geen gewauwel, gewoon tien slides met op elk van hen  een sterke, juiste idee. 10 verschillende ideeën ook, geen doorslagjes van elkaar,  die met een paar woorden aan de man gebracht werden.
Onwaarschijnlijk plezant, en juist.

Die presentatie werd vervolgens aan de klant doorgestuurd, die het vakkundig de nek liet omdraaien, eerst door zijn bazen in Nederland, nadien door de bazen van de bazen in Zweden. Er was uiteindelijk geen geld voor. Erg jammer!
De ideeën stonden als een huis, en de jongens van The Parking Lot hebben er ons nooit geld voor gevraagd, wegens ‘fair play’, wij hadden immers ook niets verdiend, en iedereen had het moeilijk. Ik was daar erg blij om, al heb ik dat misschien niet laten merken, toen.

X aantal jaren later, kom ik een oude bekende van me tegen, die tussen neus en lippen fluistert dat ze op zoek is naar een bureau. Ik pols, denk en oordeel, en stel ze voor, jawel aan The Parking Lot, maar ook nog aan twee andere. Ik doe niet aan vriendjes politiek, ik probeer een keuze te maken waar mijn professionalisme niet onder lijdt.

Time goes by, and all of a sudden vind ik in mijn brievenbus een Bongobon, met de korte vermelding:  “pitch gewonnen, dank je, Evan.”

Het mooie is, dat er inderdaad niets afgesproken was. Ik doe dat soort zaken – mensen met elkaar in contact brengen, waarvan ik denk dat ze iets met elkaar kunnen doen –  regelmatig, waarom ook niet.
Het aantal bedankingen dat je daarvoor terug krijgt, of  het aantal blijken van appreciatie is 0,0001.  Als er dan iemand geheel uit zichzelf, en op de juiste manier zoiets opstuurt, tja dan ben ik blij, en dan weet ik dat dat fijne mensen zijn.  Een aanradertje dus!

Ik ben een vendelzwaaiende volksdanser…

…geweest! Ik ben bij de blauwvoetvendels en het VNJ geweest. Ik heb er zelfs leiding gegeven tot ik 18 was. Mijn opa was een collaborateur – ne zwarten zoals ze dat zegden – en mijn vader is een papenvreter die eigenhandig VU afdelingen heeft opgezet en geleid. Een man die in Brussel menig akkefietje had met het FDF, in verhitte kiescampagnes. Ik heb alle betogingen voor amnestie meegemaakt, als kind. Ik heb in Schaarbeek, Voeren en Komen betoogd. Ik ken elke hoek van de IJzervlakte, en heb klaroenen laten weergalmen op het middenplein van het sportpaleis. Broederband wakes, St Joriskring, zelfs Protea was mij niet vreemd, in naam van de grote volksverbondenheid. 11 juli vieringen waren een feest en bij verkiezingen veranderde ons huis steevast in een geel/zwart bastion, zeer tot ergernis van mijn broer en mijzelf. Het was ook de tijd van de autocaravanen, prachtig gewoon.  Tot daar mijn onvervalst pedigree qua vlaamsnationalisme. Ik wil er ook nog aan toe voegen dat ik wellicht in die periode ook menig ‘Vlaams -Belang-Neleke’ een tong gedraaid heb, maar dat is verder niet relevant.

Hé, hé, dat lucht op! Het zal u wellicht interesseren dat ik dit alles afgezworen heb toen ik naar ’t unief vertrok en verder een uitermate losbandig leven heb geleid, met het hart op de juiste plaats (dit even ter geruststelling van mensen die nu heel erg geschrokken, een slokje water moeten drinken, ga uw gang).

En ik laat dus een baard staan.Openlijk, omdat ik wil laten zien dat ik het zat ben. En ik wil dat wel even uitleggen ook.

Mijn ouders, alhoewel beiden erg flamingant, spraken uitstekend Frans. Als ze op vakantie gingen in de Ardennen, spraken ze Frans, en genoten ze van de streek en de mensen. Als ze in Vlaanderen in contact kwamen met Franstaligen spraken ze Frans, omdat dat de beste manier was om vooruit te komen en elkaar te helpen. In Brussel wilde mijn papa nogal eens principieel doen, maar als hij zag dat er goede wil was, of dat hij met iemand van een Berber-volk te maken had, dan begreep hij ook dat hij het onmogelijke niet kon eisen. Mijn ouders zijn tolerante mensen, die opperbeste relaties hadden met Franstaligen, Marokkanen en Turken uit hun buurt. Ze woonden immers in Brussel, ze hadden geen schrik van die stad. Ze kwamen op voor een soort van volksnationalisme dat gericht was op het laten respecteren van hun rechten in een Belgische context. Ja er werd al eens gescandeerd van ‘België Barst, Belgikske, nikske’, maar dat was relatief onschuldig. Ik ben Brusselaar, en ik heb in de rand gewoond, Overijse, ik beheers mijn landstalen en ik heb ze altijd als een middel, een soort vanzelfsprekend instrument tot communicatie gezien. Verworven rechten allicht!

Het hoogtepunt van elke verkiezing, en we keken daar echt naar uit, was het moment waarop de kiesuitslagen binnenkwamen. Mijn pa, broer en ik bleven aan het beeld gekluisterd, en geen kiesdistrict zo klein of het werd van commentaar, hoon of jolijt voorzien. Het was de tijd van professor Picard, een soort Dartagnan van de statistiek.

De discussies  op TV werden hoofs en scherp gevoerd, en de onderhandelingen zouden, net als nu, lang en moeilijk zijn. Het waren wel onderhandelingen! Met mensen die elkaar begrepen, die begrip konden opbrengen voor de gevoeligheden van elke taalgroep. Daar kwamen fijne compromissen uit (ja, ik vind dat een mooi woord, en niet oneervol). Cools, Schiltz, Spaak. Dat verstond elkaar. Er was de retoriek voor achterban en kranten, en er was het besef van staatsmanschap, verantwoordelijkheid en moral/civic duty. Het werd niet minder hard gespeeld, en bij momenten zelfs een stuk intelligenter.

Nu zie ik egoistische scherpslijpers, die gaan uithuilen bij de pers, die manipuleren, en aan hun kleine toekomst denken. Die bovendien ook de verkeerde gevechten voeren. Het gaat al lang niet meer om Vlaams in Brussel, het ‘vlaamsche volk’ heeft de economische hefbomen in handen, is welvarend en begint nu wel heel erg bekrompen te worden.

Ze willen Brussel, maar laten er zich liefst niet te veel zien, tenzij dan voor één of andere high brow culturele manifestatie.  Dat zijn verkeerde, kleine, bekrompen signalen. Werk vanuit zelfbewustzijn.

‘Koloniseer’ desnoods met je nijver, je werklust en je kapitaal stukken van Wallonië, er is daar grond en arbeidskracht genoeg, maar voer geen territorium oorlog voor een immer kleiner stukje welvaart.

Solidariteit is geen hol begrip, ik ben er niet altijd van overtuigd dat alles wat we zelf doen dat we dat beter doen. Ik gruwel van de enge visie op cultuur zoals een Geert Bourgeois die neerzet, ik houd niet van de navelstaarderij van sommige Vlamingen. Ik heb niks met België, tenzij dan misschien dat ik het een prettig  en mooi-absurd artefact binnen Europa vind. Ik zou niks liever hebben dan een los verband van stammen in een Europese context, en hoe minder staat, hoe liever het mij is.  Maar wat hier gebeurt, het polariseren van twee bevolkingsgroepen, met alsmaar sterker wordende frustraties en het op de spits doen lopen van gevoeligheden en problematieken, daar walg ik van. Ik  zie er ook geen oplossing in.

En zoals steeds, twee vechten, twee schuld. het is niet omdat de Franstaligen als één blok naar voor komen dat het beter is.

Heb ik een oplossing? Neen, niet echt, zeker politiek niet. Machtsblokken zijn wat ze zijn, en in een democratie moeten zij ‘ons’ dan maar vertegenwoordigen. Maar ik vind dus wel dat er mag gereageerd, betoogd en geroepen worden tegen de absurditeit van x honderd dagen geknoei over dossiers die in de retoriek van sommigen wat politieke moed vergen. Misschien moeten we  elkaar adopteren, elke Vlaming één Waal en omgekeerd, en twee keer per jaar een feestje bouwen onder elkaar, om tot meer begrip te komen.  En een klein, nationaal/federaal kieskringetje zou dan misschien wel meer impact hebben… Misschien moeten we wat meer in Wallonië rondrijden en vakantie vieren. Het zijn warme, lieve mensen, met een relativerende blik en echt wel wat meer werklust dan de Vlaming uit Rumbeke soms vermoedt…

Ik steun dus het protest, ten dele omdat het wat absurd is, maar ook omdat ik het tijd vind voor een signaal. En dat dat in een sfeer gebeurt van ‘mensen’ die hun talen kennen, en met een monkelende glimlach al eens een keer naar hun Waalse epigonen knipogen, dat is fijn. Daarom heb ik nu even een baard, en kampeer ik virtueel en zal ik wellicht mijn neus ook even laten zien zondag.