
“Ben ik ouderwets geworden als ik ervan uitga dat lezersbrieven en reacties op blogs, artikels of meningen zouden moeten voldoen aan twee regels: beleefdheid en bijdragen aan het debat?”, vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. “Het zou kunnen, maar het maakt het leven alleszins een stuk prettiger.”
Mijn papa en mama schreven beiden brieven naar de krant. Ze genoten op de één of andere manier met volle teugen van hun democratische rechten en van de diverse spreekbuizen die hen geboden werden om hun mening te uiten.
Mama deed het enkel in de vorm van lezersbrieven naar ‘Het Laatste Nieuws’, steevast vergezeld van een gift voor kindergeluk. Mijn vader schreef naar ‘De Standaard’, en daarnaast stelde hij ook parlementaire vragen. Hij ‘zat’ in de politiek. Mijn vader was een ernstig man, doordrongen van de zwaarte van het leven.
Als kind boezemde mij dat ontzettend ontzag in… Sssst, vader schrijft. Hij deed dat geconcentreerd, rustig, waardig bijna. In een erg precies, fijn handschrift, en omringd door boeken en naslagwerken. Daar lag ook al eens een woordenboek bij. Om zeker te zijn.
Eens alles geschreven, ging het in een enveloppe, en werd het verstuurd. Mijn vader was niet het type van de gele briefkaarten.
Een paar dagen later werd dan nagekeken hoe het stuk in de krant was verschenen. Haast nooit ingekort, en ook nooit erg gewijzigd. Daar was hij trots op. Verder dan dat ging het niet. Geen knipselmappen, geen manische verbetenheid om elke dag, elke week opnieuw zijn naam in de krant te zien verschijnen. Geen zin om over alles een mening te hebben. Alleen bij dingen die er echt toe deden kroop hij in de pen.
Als je dat proces van iets dichterbij bekijkt, dan stel je een aantal dingen vast. Hij las grondig, dacht na, en als het echt niet kon, niet strookte met zijn eigen overtuiging, dan reageerde hij. Dat reageren was afgemeten, juist en factueel. Nooit impulsief. Nooit de man, altijd de bal. Ook met respect voor de argumenten van de overkant, die hij netjes weerlegde of op de gepaste manier ontkrachtte.
Sinds kort smaak ik de eer en het genoegen om voor deze publicatie mijn stukjes te plegen. Op mijn blog is dat anders, daar schrijf ik voor kennissen, vrienden, fans. Die het zelden of nooit met mij eens zijn, maar dat wel nog helder geformuleerd krijgen, op een manier dat er een integere discussie ontstaat.
Als ik kijk hoe er vandaag gereageerd wordt, op fora, in online kranten platformen, dan schrik ik toch. Het is me toch een geschimp, boers en platvloers.
Maar dat tot daar, ook al is het niet prettig om zoiets te lezen. Het gebrek aan ernst, aan net dat ietsje dieper doordenken, wat het verschil maakt tussen het begin van discussie en scheldproza. Dat vind ik zo jammer. Het naast de kwestie reageren ook.
Is het dan echt zo moeilijk om je te verplaatsen in wat de steller wil zeggen? Eerder dan hem te proberen pakken op iets uit de marge? Is dat het niveau van het debat in Vlaanderen? Dan is het droevig gesteld.
Neem nu de zogezegde aanval van Bart De Wever op de media. Ik heb niets met die mens, behalve dan dat iedereen schijnt te vergeten dat jaren geleden er maar twee mensen in staat waren (en het lef hadden) om Filip Dewinter weerwoord te bieden: hij en Karel De Gucht. Ik ben die mens daar nog steeds dankbaar voor. Sceptici kunnen zeggen dat het van ongezond bruin evolueert naar een andere gradatie, maar tot nader orde hebben ze daar en toen als ‘fatsoenlijk rechts’ de steun van de kiezer verdiend gekregen.
Maar zelfs al zou ik de meest diepgewortelde antipathie hebben voor BDW, dan nog zou het niet in mij opkomen om hem ‘den dikken, de vieze vetjoep’ of ander fraais naar het hoofd te slingeren. Mij hebben ze altijd geleerd dat je het uiterlijk van een mens niet mag gebruiken in een discussie, omdat dat te gemakkelijk is, en bovendien kan die mens daar niets aan doen. Concentreer je op de inhoud.
En ook daar gaat het mis. Het zal allemaal wel, dat je de mens niet los kan koppelen van de functie en het mandaat, maar maakt dat meteen dat wat hij zegt onjuist is? Gewoon omdat hij toevallig N-VA-kopstuk is? Er is toch wel iets van aan, dat de jacht op de primeur ten koste gaat van de zorgvuldigheid? En dat dat een zorgwekkend gegeven is?
Als je de oorspronkelijke speech leest, dan haal ik daar een stuk bezorgdheid uit naar functioneren van de journalistiek in tijden waar snelheid de bovenhand zou kunnen halen op het controleren van de feiten. Ik vind het niet verkeerd dat iemand daar soms eens op wijst.
Ik begrijp als geen ander dat het misschien als politicus van een partij die onder vuur ligt omwille van de losse pollekes, minder opportuun is, maar dat ontkracht zijn verhaal toch niet?
Ik wil maar één ding zeggen. Formuleer spits, formuleer raak en haal de juiste punten aan, het is te verkiezen boven scheldproza en het is voor iedereen prettiger om te lezen.