Joe Dynamite, (L)inked-in: leer eens wat (pijn) verdragen

(Column De Morgen 2014… morgen wordt duidelijk waarom)

Toronto, ongeveer 10 jaar geleden. Wat me in die stad opviel, was in eerste instantie het hoog ‘Europees’ gehalte van sommige wijken, en anderzijds de grote aanwezigheid van jongens en meisjes met een hoog ‘inkt-gehalte’. Getatoeëerd dus. Niet van het slordige werk, maar echt kunstige, veelkleurige en uitgebreide tattoos, op gevarieerde lichaamsdelen van vaak nog erg jonge mensen. Zelf heb ik niet de behoefte om mijn wegtanend, uitdijend lijf te voorzien van versieringen of prentjes. ’t Is een beetje zoals met mijn werkplek, soberheid en zo min mogelijk ornamenten.

Lees verder

Mag het ietske meer zijn?

DMBE_shine_wit

We kennen het zinnetje van bij de slager. De mens kon er niet veel aan doen. Zijn normen kwamen niet echt overeen met het metrisch stelsel. Het soortelijk gewicht van een schijfje salami en een snede hesp is nu éénmaal niet gelijklopend. Gaandeweg kwam het concept te staan voor een slinkse manier om met je klanten om te gaan. Toch altijd maar proberen om net dat ietsje meer in de maag te splitsen of uit de portemonnee te vijzen. Lees verder

Sociaal Kapitaal

DMBE_shine_wit

Ik Skype niet graag. Ook al weet ik dat je het beeld kunt uitzetten, het is iets erg vreemd, praten tegen je computer. Call me old-fashioned!  Maar gisteren was het toch erg leuk. Naar aanleiding van een eerder stukje, over bestellen in de horeca met behulp van je smartphone, was ik in gesprek geraakt op Skype met een van de bezielers van het project. Het zou geen Nederlander zijn , hoor ik u smalend denken. Misschien wel, misschien niet. Lees verder

Saai zonder smart phone

logo_vierkant_med_res

U kent dat. Iets te haastig vertrekken van thuis, gehaast naar je afspraak rijden en onderweg beseffen dat je telefoon nog in de lader zit. Als ik op zo’n moment op minder dan 15 kilometer van huis ben, zal ik altijd terugrijden. Deze keer kon ik niet. Ik was net dat ietsje te laat vertrokken, en ik heb een erg grote hekel aan te laat komen. Lees verder

Terrasjes

logo_vierkant_med_res

Ik schrijf dit stukje  ergens op een terras op één van de Wadden-eilanden. En ik ben helemaal blij. Uiteraard omdat ik hier zit, maar nog veel meer omdat ik – niet gehinderd door technische bezwaren van welke aard ook – kan doen wat ik moet doen. Stukjes schrijven, het internet raadplegen, contact houden met vrienden en collega’s.  Ik kan zelfs wijn bestellen zonder op te kijken. Hoe tof is dat niet. Lees verder

Netiquette

logo_vierkant_med_res

NIEMAND SCHRIJFT NOG ALLES MET HOOFDLETTERS, TOCH? Op het internet lijkt het dan alsof je roept. Ik vind het fascinerend om te zien hoe bepaalde ‘netiquette’ zich redelijk snel verspreidt en veralgemeend wordt binnen een bepaald medium of een bepaalde groep.

Bovengeschetst is er dus eentje, die al bestaat van toen er nog massaal met email werd gewerkt. Bedenk ook de irritatie die je toen voelde opkomen bij mensen die het hele bedrijf in kopie zetten bij iedere scheef gedraaide bedenking die ze zich maakten. Heel snel begreep men dat het de productiviteit niet echt ten goede kwam, en riepen bedrijven regels in het leven, als het zich al niet spontaan organiseerde, omdat iedereen er last van had. Email hadden we onder de knie, en het heeft maar een vijftal jaar geduurd. Lees verder

Het Echte Gesprek

logo_vierkant_med_resDan schrijft een mens al eens een column, waarbij eigen gedrag aan de kaak gesteld wordt, dan wordt hij overdonderd door reacties. Op zich niet erg, integendeel zelfs, maar mochten die reacties nu nog ergens over gaan, over de kern van het verhaal bijvoorbeeld. Maar dat was dus niet het geval. Het was een geschimp, een onbehouwen inhakken en bovenal, bovenal een grotesk verval in clichés. Daar krijg ik dus jeuk van.

Heel af en toe komt er iemand opzetten die het durft te hebben over het echte gesprek. En passant wordt dan uiteraard gewag gemaakt van het virtuele gewauwel, dat liefst van al in de hoek van de vlotte marketingboys en -meisjes geduwd wordt. Een man die ik mijn vriend mag noemen, die met eigen handen een reclamebureau uit de grond heeft gestampt en als bedrijfsleider probeert om dat zo goed mogelijk te doen, stopt op zulke momenten de discussie omdat hij weigert in de clichémolen mee te draaien.

Geef het misschien ook eens toe: het is gewoon te gemakkelijk en het getuigt van een schrale intellectuele leegte. Het onvermogen om in te zien dat de kwaliteit van een discussie of een boodschap niet afhangt van het medium of het platform, en dan maar meteen alles neersabelen.

Het is waarschijnlijk – het feit dat ze zich niet willen laten kennen en met pseudoniemen intekenen zegt al iets – een bepaalde soort mensen. Mensen die jaren geleden dachten dat het internet zou overwaaien. Niet dat ze het nog zullen toegeven. Ondertussen maken ze zich vrolijk over Twitter en Facebook, want daar staan ze boven. “Het is tijdsverlies.”

Gemakshalve vergeten ze allicht dat ze ondertussen datzelfde door hen verketterde internet gebruiken voor communicatie binnen hun non-profit organisaties. Dat ze met graagte profiteren van de goedkope vluchten en de interessante aanbiedingen. Dat ze meer dan ooit in staat zijn om iets over hun eindbestemmingen te weten te komen.

Daarbij verliezen ze uit het oog dat een hoop enthousiastelingen, dromers en fanaten bezig geweest zijn met virtueel gewauwel. Om er iets van te maken, om een project, een idee gestalte te geven. En dat ze daarbij meer dan een keer op hun bek gegaan zijn, om smakelijk uitgelachen te worden door de cynische kantkijkers, die op dat moment triomfantelijk weggingen, blij en overtuigd van het groot gelijk. De idealisten, de dromers, ze klopten zich het stof van de kleren en herbegonnen.

De cynici, dat zijn ook de mensen die het nu waarschijnlijk een goede zaak vinden dat er eindelijk vooruitgang geboekt wordt in mobile payments via gsm. Moet ik even uitrekenen hoe lang men daar al mee bezig is? Of hoe mobile apps en mobile marketing daar hun rol in hebben gespeeld? Hoe het internet en de betere kennis rond data en networking daar baanbrekend zijn geweest? Daar zaten inderdaad flops tussen. En allicht ook wat gewauwel. Maar het gebeurt ondertussen wel. Men noemde het tijdverspilling en de verkeerde prioriteiten.

Het is fijn om bij het selecte kransje te horen dat graag naar lezingen over ‘networked economy’ gaat, over ‘het nieuwe werken’ en dat academische concepten met bedachtzame blik doorgrondt. Niks mis mee, integendeel, hoe meer er nagedacht wordt hoe beter het gesteld is met deze wereld. Maar weet wel dat het ondertussen aan het gebeuren is, zonder participatie van onze vrienden die aan de zijlijn staan te roepen dat het allemaal niet deugt en dat we terug moeten naar het echte gesprek.

Wat is dat, het echte gesprek? En waarom zou dat – in het wereldje dat duidelijk niet het hunne is – meteen gewauwel zijn.  Is er een monopolie op het echte gesprek, dat omkaderd moet worden met fijne wijnen en bepaalde high brow kaders of thema’s?

Misschien moet men er eens bij stilstaan hoe dat werkt op Twitter. Een opmerking, doordacht of niet, wordt gepareerd. Of geannoteerd. En dan gaat de bal aan’t rollen. Niet zelden worden na twee of drie woordenwisselingen de andere kanalen ingeschakeld en komt men tot een afspraak waarbij over een bepaald onderwerp, hoe klein of betrekkelijk ook, een boompje opgezet wordt. Op café of bij een koffie. Of eender hoe. Voor mijn part bij een ‘twunch’. Nog zo’n concept dat men belachelijk mag noemen, maar niets meer is dan de integratie van virtuele kanalen met fysieke gebeurtenissen. Denk misschien eens na wie in die context de faciliterende rol toebedeeld krijgt.

Wat belangrijk is, is dat het gebeurt. Niet zelden extreem korte ontmoetingen tussen wildvreemden die heel heftig hun standpunten delen en verdedigen en daarna besluiten dat er nog zoveel andere raakvlakken zijn. Mogelijkheden om over te praten en te discussiëren. Waarna de korte meetings uitlopen en vriendschappen of kennissen ontstaan. Ik zie daar het gewauwel niet van.

Als ik het over een echt gesprek heb, dan heb ik het over interactie over een onderwerp en over conclusies en denkrichtingen. Of dat nu via een digitaal medium gebeurt of op café of in een besloten spelonk, dat maakt niet uit. Ik denk dat de meeste twitteraars vandaag heus wel doorhebben wanneer iets gehypet wordt of wanneer iets echt toegevoegde waarde heeft. Tegelijkertijd zijn ze ook perfect in staat tot het achterwege laten van misplaatst cynisme en genieten ze van de mogelijkheden van het medium.

Altijd bereid tot het houden van een echt gesprek hierover, en ja, ik lees ook nog steeds gewone boeken, liever dan op Kindle of iPad.

Zwijgen

logo_vierkant_med_res

Ik sta elke dag op om 6 uur. Gewoon omdat ik dan al wakker ben en het weinig zin heeft om dan nog uur te liggen draaien. Door de jaren heen heb ik een reflex ontwikkeld om niemand te storen bij dat ontwaken, maar tegelijkertijd ben ik bijzonder nieuwsgierig naar wat ik eventueel gemist heb tijdens de voorbije zes uur slaap. Eerst check ik mijn mail. Dan Facebook, Linkedin en Google+. Daarna ontwaakt Twitter zacht. Daar beleef ik het meeste plezier aan. Dat en Flipboard. Om bij te blijven.

Ik kan me voorstellen dat mensen met kinderen, en de bijhorende stress van het ochtendlijk georganiseer nu heel bedenkelijk kijken. Het spijt me. Ik heb doorgemaakt wat jullie op dit moment doormaken, en ja, dat is een andere hectiek. Maar ik ben er van af. Sorry.

Het gaat me echter niet zozeer om die luxe, of de aberratie dat een mens al om zes uur ’s ochtends in de arena van het ochtendlijk social media geweld wil treden. Ik wil het veeleer hebben over iets wat me beangstigt. De ontgoocheling die ik bij mezelf noteer als er te weinig mentions en/of volgers bijgekomen zijn op Twitter. De desillusie dat er niemand gereageerd heeft op een leuk of diepzinnig bedoelde Facebookstatus, en desgevallend ook het geringe aantal echte mails, echte interacties in mijn mailbox.

Als dit herkenbaar is, dan zitten we uiteraard met een probleem, u en ik. Voor de anderen is er niks aan de hand, huivert u gewoon mee met de bedenkingen.

Afkicken van het gebrek aan reacties, het zal allicht ook wel duiden op een overdreven behoefte aan bevestiging, aan een reflex om leuk of interessant gevonden te worden. Ik pleit schuldig. Ik vind het leuk om in interactie te treden met mensen, snel en spits te reageren, te engageren in woordspelletjes.

Veel erger wordt het als we doelbewust op zoek gaan naar content, naar grappige quotes, naar bemerkingen, om toch maar die conversatie stroom op gang te houden. Ook daar pleit ik schuldig. Het overkomt mij. Zoals een andere thuiswerker ooit zei: ‘mijn Twitterstream, dat zijn mijn virtuele ‘watercooler’ collega’s, het leidt wat af, het is een babbeltje, het vermijdt het sociale isolement, wat je als zelfstandige, thuiswerkende toch wel riskeert”. Maar waar ligt de grens?

Ik ben niet alleen met die vrees. Toen ik deze column opzette, wist ik eigenlijk even niet waar te beginnen. Ik heb het gewoon aan mijn Twittervriendjes gevraagd: “Iemand een idee waar ik het over kan hebben?”. Wat het meeste terugkwam – en ik simplifieer –  was dat, als er niets te zeggen is, dat mensen dan moeten leren zwijgen op sociale media. Net zoals we op Facebook ook onze tijd niet meer verdoen (of toch veel minder) met onzinnige statusupdates, is dat het volgende ‘rijpingsproces’ van de sociale media.

Het is niet erg dat er eventjes niet over of tegen je gekletst wordt. Get used to it!.

Jonge Wolven

logo_vierkant_med_resDe vorige column, waar ik de vloer aanveegde met de ‘oversharers’ heeft nogal wat stof doen opwaaien en discussie losgeweekt. Dat is fijn. En inderdaad, een zeer terechte opmerking is dat ik een wel zeer aanmatigende stelling verdedigde. Wie bepaalt wanneer iemand een expert is, en wanneer content goed genoeg zou zijn?

Laat er geen misverstand over bestaan, ik hou van alles wat met internet en sociale media te maken heeft. Ik kan dan wel eens mistroostig doen over oppervlakkigheid, de teloorgang van menselijke contacten of de vluchtigheid van de analyse. Het punt blijft: het is een fantastische omgeving om in te groeien en te leren.

Het feit dat ik dit stukje voor mijn lievelingskrant mag schrijven heeft bijvoorbeeld alles te maken met mijn blogactiviteiten, met het ontwikkelen van een vaardigheid ‘online’ en niets met wie ik ken. Het gaat over het demonstreren van kennis en kunde, en het tonen van talent. In die zin is het internet een gigantische, lekkere etalage van know-how. Elke dag opnieuw zie ik wel ergens een jonge wolf die het met verve opneemt tegen een oude krokodil. Een ogenschijnlijk arrogant jongmens dat zich – niet gehinderd door enige vorm van conventie of regel – vragen stelt en antwoorden geeft op problemen, met een creativiteit waar ik ontzettend blij van word. Niet zelden haalt hij/zij dan de mosterd uit één of andere uithoek, hetzij geografisch, hetzij kennistheoretisch, maar de interwebs zijn hun bondgenoten.

Let wel, dat zijn jongens en de meisjes die zich niet inschrijven in de gevestigde ordening, maar die hun ding doen vanuit hun talent. Wat mij betreft zijn dat de nieuwe ambachtslui. Ze excelleren in iets, en maken dat te gelde. Of misschien niet eens te gelde, ze halen daar waarde uit, en levenskwaliteit.  En het is fantastisch om ze bezig te zien en ze tegen het lijf te lopen. Ze hebben hun eigen ritme, hun eigen waardes, ze schrikken er niet voor terug om ‘er even uit te stappen’ en te investeren in hun eigen ontwikkeling, ten koste van comfort.


Wat te denken van getalenteerde psychologen, die een goedbetaalde job als communicatiestrateeg laten schieten om barista te worden? IT-jongens die de firmawagen definitief parkeren om met wijn bezig te zijn? En dat zijn dan de klassiekers. Er bestaan ook anderen die het internet gebruikt hebben om hun droom substantie te geven, en nadien datzelfde medium gebruiken om te realiseren wat ze bijeen gefantaseerd hebben. Daar ligt de meerwaarde. Ik word daar blij van.

En het houdt niet op, ook in het onderwijs bijvoorbeeld zie ik dat ‘reversed learning’ meer en meer ingang vindt, en persoonlijk vind ik dat een zegen. Zonder sociale kanalen zoveel moeilijker te realiseren. Nog los van de andere voordelen die het biedt, je leert je studenten veel en veel beter kennen, niet alleen in je vakgebied maar ook daarbuiten.

Dus ja, hoe meer internet, hoe meer initiatieven, hoe liever.

Roept zo niet!

logo_vierkant_med_res

Alles heeft een modieuze naam. Elk fenomeen kan zelfs theoretisch onderbouwd worden. Extraverte tafelspringers die over alles een mening hebben en overal en alomtegenwoordig zijn. Vroeger heette dat gewoon irritante eikel. Nu verzorgt zo iemand zijn ‘personal branding’. U hoort het goed. Het persoonlijke merk.

U herinnert zich waarschijnlijk de tijd dat we het hadden over introverten en extraverten. Extraverten hadden het makkelijk om zich te uiten, riepen het hardst en het snelst, waren het grappigst op feestjes en de ware allemansvrienden. Als dolle dartele hondjes storten ze zich in het gewoel en lieten zich de strelingen en de bewonderende aaitjes welgevallen.  Altijd feest om zo’n beestje in je midden te hebben. Tegelijkertijd was er echter ook een grote consensus, ja zelfs een uitdrukkelijk vermoeden dat er geen oorzakelijk verband was tussen hun gevatheid en de diepgang van hun intellectuele causerie.

Integendeel zelfs, meestal ging men er zelfs van uit dat ze maar wat kreetjes bijeenwauwelden en dat je voor het echte, betere denkwerk beter af was met het muurbloempje dat aarzelend meningen onder voorbehoud formuleerde.  Ook niet juist.

Ik ben goed geplaatst – als extreem extravert – om mijn soort te verdedigen. Jaren heb ik de stelling verdedigd dat traag en onzeker formuleren geen garantie was voor intelligentie. Hoogstens van een vermoeden van bedachtzaamheid.

Maar de laatste tijd zie ik meer en meer het omgekeerde gebeuren en ik vind dat jammer. Het podium – de helaas bij momenten ijlig lichte intellectuele arena van de ‘social-media-denkers’ – wordt bezet, volzet met jongens en meisjes die erg succesvol zijn qua  ‘personal branding’.

Wat wil dat zeggen? Dat ze er in geslaagd zijn hun persoonlijk merk ‘mens’ te vermarkten in een bepaalde expertise.  Wat telt daarbij? De activiteit. Vooral de activiteit. Druk, druk druk, bezig zijn.

Presentaties geven, die presentaties vervolgens met veel poeha delen op slideshare, en daarover nog eens druk en uitbundig twitteren, kwetteren en kwekken.

En dat kunstje wordt herhaald, en herhaald, en dan zie je van bepaalde vrolijke kwieten tien presentaties over een bepaald onderwerp waar alleen de eerste slide en mogelijks de laatste verandert. Maar ondertussen zijn ze expert. Zelfbenoemd, zelfverklaard.  Of ze knutselen flinterdunne theoretische constructies in elkaar. Het rammelt aan alle kanten, maar  het klinkt oppervlakkig prachtig.  Als ze dat goed spelen dan krijgen ze meer volgers, meer fans, meer likes, meer lawaai. Dan zijn ze influential, en krijgen ze een hogere Klout score.

Klout score, de heilige graal van je social media gewicht. Hoe meer je geneuzel opgepikt wordt hoe hoger.. De universele maat voor je expertise… in sommige gevallen klopt dat, maar verre van altijd.

We evolueren naar een  zogezegde kennismaatschappij waar de roepers, de ‘oversharers’ en de herkauwers maar al te gemakkelijk een veel te groot gedeelte van het forum pakken.

Het ontwikkelen van juiste en iets diepgaandere theorieën dat vraagt tijd. En die hebben we niet. Want we moeten roepen en bezig zijn met onze conversatiemanagement aanpak.

Flitsend blinkend koetswerk, maar een heel, heel licht motortje, daar kom je niet ver mee…

Controle? Vergeet het…

logo_vierkant_med_res

Onlangs vonniste het Britse Hooggerechtshof dat platformen als Google juridisch ter verantwoording kunnen worden geroepen voor lasterlijke reacties die op blogs geplaatst worden. Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik word daar niet goed van. Het lijkt mij weer één van de vele manieren om toch maar te proberen om controle over een medium te krijgen. Controle die je eigenlijk al lang niet meer hebt.  En als je nog wat verder nadenkt, controle die je ook nooit meer gaat terug krijgen.

Als leek in de rechtsspraak/rechtsleer onthoud ik het volgende. Bloggers posten hun meningen en visies op platformen. Ze kunnen dat vrijuit doen, mits inachtname van een aantal welvoeglijkheidsregels. Dat heet volwassenheid. Wanneer één of andere nitwit dat platform misbruikt, voor een slecht doordachte post of een scabreuze reactie, dan is dat in mijn ogen helaas een democratisch basisrecht.

Verantwoordelijkheid
Het is mijn democratisch recht als lezer om dat hele verhaal te negeren. Ik kan reageren, ik kan een petitie opstarten of een betoging plannen of och kom, nu we het er toch over hebben, ik zou het hele geval ook kunnen hacken en stoute dingen kunnen doen (maar dan ben ik wel een misdadiger). Wat ik ook kan is naar een instantie stappen en klacht neerleggen om één van die zovele redenen die aangehaald worden in de wet. Laster, eerroof, goede zeden, racisme, noem maar op. Dat zou moeten volstaan. Toch?

Nu heeft men het zover gedreven dat men – daar waar men de identiteit van de auteur niet kan achterhalen – men de uitgever, zeg maar de infrastructuurprovider (Google, WordPress, noem maar op) wil verantwoordelijk stellen. Dat is verschuiven van de eigen incompetentie, en het de facto belemmeren van een activiteit.  Die providers worden op deze manier verplicht om mechanismes (lees: controle op content) in te bouwen.

Gezond verstand
Niet alleen vind ik dat flauw, ik ben ervan overtuigd dat het niets gaat oplossen. Zodra Google of WordPress te stringent worden in de voorwaarden om iets te posten, en dat afhankelijk maken van een – soms bedenkelijke – burgerlijke moraal, zal er een verschuiving optreden. Er zullen altijd anderen zijn die dezelfde infrastructuur en dezelfde mogelijkheden aanbieden en er zal niets opgelost geraken.

Probeer er misschien een keer van uit te gaan dat het internet in vele gevallen een zelfregulerend medium is, waar je al eens een schandaaltje kan schoppen, maar waar voor het overige erg veel gezond verstand regeert. Bagger zal opgemerkt worden, zal één keer scoren en daarna niet meer, of toch niet lang.

Kijk naar Twitter. Kritische geesten worden er gevolgd door mensen die kunnen omgaan met andere meningen. De discussies zijn heftig, maar de keuze om je er aan te onttrekken is geheel de jouwe, en dat werkt. Je moet niet repressief reguleren, met de bedoeling om controle te behouden, het komt allemaal goed, echt wel. Laat het gewoon los, het lost zich op.

25frank voor kinder geluk

LogoVierkant

“Ben ik ouderwets geworden als ik ervan uitga dat lezersbrieven en reacties op blogs, artikels of meningen zouden moeten voldoen aan twee regels: beleefdheid en bijdragen aan het debat?”, vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. “Het zou kunnen, maar het maakt het leven alleszins een stuk prettiger.”

Mijn papa en mama schreven beiden brieven naar de krant. Ze genoten op de één of andere manier met volle teugen van hun democratische rechten en van de diverse spreekbuizen die hen geboden werden om hun mening te uiten.

Mama deed het enkel in de vorm van lezersbrieven naar ‘Het Laatste Nieuws’, steevast vergezeld van een gift voor kindergeluk. Mijn vader schreef naar ‘De Standaard’, en daarnaast stelde hij ook parlementaire vragen. Hij ‘zat’ in de politiek.  Mijn vader was een ernstig man, doordrongen van de zwaarte van het leven.

Als kind boezemde mij dat ontzettend ontzag in… Sssst, vader schrijft. Hij deed dat geconcentreerd, rustig, waardig bijna. In een erg precies, fijn handschrift, en omringd door boeken en naslagwerken. Daar lag ook al eens een woordenboek bij. Om zeker te zijn.

Eens alles geschreven, ging het in een enveloppe, en werd het verstuurd. Mijn vader was niet het type van de gele briefkaarten.

Een paar dagen later werd dan nagekeken hoe het stuk in de krant was verschenen. Haast nooit ingekort, en ook nooit erg gewijzigd. Daar was hij trots op. Verder dan dat ging het niet. Geen knipselmappen, geen manische verbetenheid om elke dag, elke week opnieuw zijn naam in de krant te zien verschijnen. Geen zin om over alles een mening te hebben. Alleen bij dingen die er echt toe deden kroop hij in de pen.

Als je dat proces van iets dichterbij bekijkt, dan stel je een aantal dingen vast. Hij las grondig, dacht na, en als het echt niet kon, niet strookte met zijn eigen overtuiging, dan reageerde hij. Dat reageren was afgemeten, juist en factueel. Nooit impulsief. Nooit de man, altijd de bal. Ook met respect voor de argumenten van de overkant, die hij netjes weerlegde of op de gepaste manier ontkrachtte.

Sinds kort smaak ik de eer en het genoegen om voor deze publicatie mijn stukjes te plegen. Op mijn blog is dat anders, daar schrijf ik voor kennissen, vrienden, fans. Die het zelden of nooit met mij eens zijn, maar dat wel nog helder geformuleerd krijgen, op een manier dat er een integere discussie ontstaat.

Als ik kijk hoe er vandaag gereageerd wordt, op fora, in online kranten platformen, dan schrik ik toch. Het is me toch een geschimp, boers en platvloers.

Maar dat tot daar, ook al is het niet prettig om zoiets te lezen. Het gebrek aan ernst, aan net dat ietsje dieper doordenken, wat het verschil maakt tussen het begin van discussie en scheldproza. Dat vind ik zo jammer. Het naast de kwestie reageren ook.

Is het dan echt zo moeilijk om je te verplaatsen in wat de steller wil zeggen? Eerder dan hem te proberen pakken op iets uit de marge? Is dat het niveau van het debat  in Vlaanderen? Dan is het droevig gesteld.

Neem nu de zogezegde aanval van Bart De Wever op de media. Ik heb niets met die mens, behalve dan dat iedereen schijnt te vergeten dat jaren geleden er maar twee mensen in staat waren (en het lef hadden) om Filip Dewinter weerwoord te bieden: hij en Karel De Gucht. Ik ben die mens daar nog steeds dankbaar voor. Sceptici kunnen zeggen dat het van ongezond bruin evolueert naar een andere gradatie, maar tot nader orde hebben ze daar en toen als ‘fatsoenlijk rechts’ de steun van de kiezer verdiend gekregen.

Maar zelfs al zou ik de meest diepgewortelde antipathie hebben voor BDW, dan nog zou het niet in mij opkomen om hem ‘den dikken, de vieze vetjoep’ of ander fraais naar het hoofd te slingeren. Mij hebben ze altijd geleerd dat je het uiterlijk van een mens niet mag gebruiken in een discussie, omdat dat te gemakkelijk is, en bovendien kan die mens daar niets aan doen. Concentreer je op de inhoud.

En ook daar gaat het mis. Het zal allemaal wel, dat je de mens niet los kan koppelen van de functie en het mandaat, maar maakt dat meteen dat wat hij zegt onjuist is? Gewoon omdat hij toevallig N-VA-kopstuk is? Er is toch wel iets van aan, dat de jacht op de primeur ten koste gaat van de zorgvuldigheid? En dat dat een zorgwekkend gegeven is?

Als je de oorspronkelijke speech leest, dan haal ik daar een stuk bezorgdheid uit naar functioneren van de journalistiek in tijden waar snelheid de bovenhand zou kunnen halen op het controleren van de feiten. Ik vind het niet verkeerd dat iemand daar soms eens op wijst.

Ik begrijp als geen ander dat het misschien als politicus van een partij die onder vuur ligt omwille van de losse pollekes, minder opportuun is, maar dat ontkracht zijn verhaal toch niet?

Ik wil maar één ding zeggen. Formuleer spits, formuleer raak en haal de juiste punten aan, het is te verkiezen boven scheldproza en het is voor iedereen prettiger om te lezen.