Hybrid Watte?

Screenshot 2013-12-02 15.12.40

Jeuj! Ik ben de “officiele hofblogger” van STIMA voor het internationale marketing congres.

Een tijdje geleden schreef ik een column in De Morgen over dat congres en de inflatie van de termen. Ik was er niet zo zeker van of we nu wel of niet een naam moesten geven aan de marketeers van vandaag. Hoeveel hybrider dan gisteren waren die dan wel niet? Het thema van het congres is namelijk ‘The Hybrid Marketeer’.  Hybride marketers, dat zijn dus de jongens en meisjes die begrepen hebben dat het spel nu iets anders wordt gespeeld dan vroeger. Dat er meer bij komt kijken, dat het niet noodzakelijk allemaal zo academisch hoeft te zijn. Lees verder

Sociaal Kapitaal

DMBE_shine_wit

Ik Skype niet graag. Ook al weet ik dat je het beeld kunt uitzetten, het is iets erg vreemd, praten tegen je computer. Call me old-fashioned!  Maar gisteren was het toch erg leuk. Naar aanleiding van een eerder stukje, over bestellen in de horeca met behulp van je smartphone, was ik in gesprek geraakt op Skype met een van de bezielers van het project. Het zou geen Nederlander zijn , hoor ik u smalend denken. Misschien wel, misschien niet. Lees verder

Netiquette

logo_vierkant_med_res

NIEMAND SCHRIJFT NOG ALLES MET HOOFDLETTERS, TOCH? Op het internet lijkt het dan alsof je roept. Ik vind het fascinerend om te zien hoe bepaalde ‘netiquette’ zich redelijk snel verspreidt en veralgemeend wordt binnen een bepaald medium of een bepaalde groep.

Bovengeschetst is er dus eentje, die al bestaat van toen er nog massaal met email werd gewerkt. Bedenk ook de irritatie die je toen voelde opkomen bij mensen die het hele bedrijf in kopie zetten bij iedere scheef gedraaide bedenking die ze zich maakten. Heel snel begreep men dat het de productiviteit niet echt ten goede kwam, en riepen bedrijven regels in het leven, als het zich al niet spontaan organiseerde, omdat iedereen er last van had. Email hadden we onder de knie, en het heeft maar een vijftal jaar geduurd. Lees verder

SoLoMo

logo_vierkant_med_res

 

Het is niet de bedoeling om hier een marketing column van te maken. Maar heel af en toe mogen we ons wat vrolijk maken over ‘buzzwords’, over nieuwe kortlopende hypes, en kortweg, over het achterwege laten van gezond verstand bij de quasi blinde rat-race om bij te blijven in het digitaal geweld.

Als u nog nooit van ‘SOLOMO’ gehoord hebt, is dat niet erg, maar hou het in het oog! Het is de samentrekking van Social, Local, Mobile. Het is ook het magisch begrip waarmee de kleine en middelgrote bedrijven zullen kunnen delen in het gouden manna van de Sociale Media en de Internet economie. Immers, door al je activiteiten toe te spitsen op je lokale omgeving, er daarbij van uitgaand dat je de sociale media kan gebruiken en dat je dat ook best meteen mobile doet, ligt het goud bij wijze van spreken al voor het grijpen. Handig hè.

Op zich is de stelling niet verkeerd. Op zich is de formulering van dat soort stellingen ook niet nieuw. U hebt allicht wel al gehoord over Think Global, Act local, als klaroenstoot voor grote merken om het te maken in lokale markten. Dat was de voorloper, en als u er wat management boeken op naslaat gaat u er vast nog andere vinden.

Met SOLOMO gaan we dus iets fijner te werk.  En helaas leidt het tot bijwijlen hilarische toestanden, waarbij je je kunt afvragen of het nog ooit wel goedkomt met onze jachtende meute goudzoekers.

Dat het concept kan werken, daar hoef je geen Einstein voor te zijn. Wie er in slaagt om lokale activiteit te verzoenen met een succesvol business model, geënt op sociale media, heeft al een stapje voor. Als je daarenboven ook nog eens inspeelt op het gegeven dat mobile/’always-on’  enorm snel penetreert in de maatschappij, weet zich verzekerd van een plaatsje onder de zon. Helaas, helaas, het blijft soms wat hangen in de implementatie.

Grosso modo zie je drie grote groepen. Enerzijds de enkelingen, entrepreneurs die er in geslaagd zijn om effectief met dat model te werken. Ik denk persoonlijk dat de restaurant app voor mobile phones ‘Aan tafel’, kan uitgroeien in die richting. Dat zijn ook geen initiatieven om je vrolijk over te maken, wel om blij om te zijn. Omdat ze inspelen op een consumentenbehoefte en een oplossing aanreiken, die je erg éénvoudig aanneemt. (niet dat er geen werk meer aan de winkel zou zijn!)

Vermakelijker wordt het in het geval waarbij men krampachtig probeert om één van de andere dimensies te integreren in de marktactiviteiten om toch maar te kunnen poneren dat men erbij hoort, en dat het dus wel zal lukken. Een voorbeeldje? Winkels die QR codes (u kent dat vast) op hun etalage kleven, die de consument dan moet scannen, om terecht te komen op… de website van de winkel.  Jaaaa! Een sterk staaltje van vakmanschap. Want gewoon de url van de website, nou ja, dat heeft wel iets oubollig, mijnheer, wij zijn mee, wij weten hoe je een QR code kunt aanmaken! Kid you not, ik heb het al gezien bij kapperszaken in het Antwerpse en ook op de achterkant van vrachtwagens. Bijzonder handig, om te proberen dat in je scanner van je smartphone te vatten. Dat is dus de verkeerde invulling van SoMo, bovenop de ‘local’.

Het omgekeerde bestaat ook. Een hele industrie die geilt op de nieuwe media en navenante technieken om toch maar te verbergen dat ze fundamenteel nog even ouwbollig bezig zijn als tien jaar geleden. Voorbeeldje graag? Rekrutering,  want dat moet nu ineens ook allemaal mobiel  en social zijn.

Zonder al te technisch willen zijn. Uiteraard is het goed dat jobsites  en rekruteringssites responsive design in zich dragen (een jeukwoord om simpelweg aan te geven dat je ze op elk mogelijk toestel moet kunnen lezen).

Maar om nu te zeggen dat mobile recruitment dé trend van het jaar wordt. Ik dacht het niet. Het veranderen van baan, om welke reden dan ook, is niet iets dat je zomaar eventjes snel doet, in de file, of al wandelend naar de broodjeszaak. Dat maak je mij nooit wijs. Daarvoor is de betrokkenheid, het belang gewoon te groot.

Rekruteerders  die denken dat ze met een ‘solomo’ benadering het gouden ei binnengehaald hebben moeten iets verder kijken, wat minder meelopen met de trends en wat fundamenteler nadenken over hun business. Solomo verdient hier een andere invulling, die veel meer te maken heeft met ‘het nieuwe werken’, met mobiliteitsproblemen en met het inschakelen van andere werkmethodes via sociale media in het proces. Als dusdanig denk ik dat het de HR departmenten moeten zijn die SOLOMO in grote letters boven hun bureau moeten hangen, om dat wars van alle technische snufjes als filosofie mee te dragen in hun benadering van een moderne arbeidsmarkt.

Twijfel

etoile_logo-zw copy

Schoon mensen. In je leven kom je soms mooie mensen tegen. Het overkomt mij ook. De man stond midden de receptie, erg rustig, met een glas wijn in de hand. Hij scheen niet echt behoefte te hebben aan babbel. Hij had er ook niet  echt problemen mee dat er niemand tegen hem sprak. Hij trok het niet aan, en hij stootte het ook niet af.

Voor mij is dat iets onwezenlijk. Een receptie, dat houdt het midden tussen een speeltuin en een arena. Een misselijkmakende, dolle dynamiek, waarbij al je zintuigen gespannen zijn, op onvoorstelbaar veel niveau’s. Vermaken, intellectueel scherp staan, beleefd zijn, hoofs, mensen naar de zin maken, mensen met elkaar in aanraking brengen, contacten niet uit het oog verliezen die je eventueel nog zou willen zien. Nooit genoeg tijd,  Hij had daar geen last van. Mijn reflex was, om er toch maar eventjes mee te praten, zodat hij zich niet alleen zou voelen. Ik denk niet dat hij daar behoefte aan had.

En dan begin ik na te denken. Want mooi heeft zelden of nooit iets te maken met fysieke kenmerken. Heel soms met uitstraling, maar meestal gewoon met een ogenschijnlijke discrepantie tussen wat ze zijn en wat ze uitstralen. Met durven kwetsbaar zijn en dat tonen. Met twijfel, en nederigheid.

Als brulboei en tafelspringer ben ik het gewoon mijn twijfels en mijn onzekerheden heel erg dicht bij mezelf te houden en er vooral voor te zorgen dat mensen daar niet naar kijken of willen in peuteren. ik laat het gewoon niet toe.

Deze mens zat zo niet ineen. Bedachtzaam, doordrongen van een zeker besef van eindigheid, en van beperkte kennis. En anderzijds barstend van het talent. Maar dat wou hij zo niet geweten hebben. Ik lulde maar raak, hij luisterde. Geamuseerd, en beleefd, of gereserveerd.

Ik nam afscheid, omdat het op één of andere natuurlijke wijze ook gewoon genoeg was. We zouden elkaar wel nog zien. Ook dat geloofde ik.

En ik vroeg me af, in het naar huis rijden, of zijn leven nu makkelijker is dan het mijne. Vele pinten later weten we dat nog steeds niet. Maar we werken wel samen. ’t Is een begin.

 

 

Roept zo niet!

logo_vierkant_med_res

Alles heeft een modieuze naam. Elk fenomeen kan zelfs theoretisch onderbouwd worden. Extraverte tafelspringers die over alles een mening hebben en overal en alomtegenwoordig zijn. Vroeger heette dat gewoon irritante eikel. Nu verzorgt zo iemand zijn ‘personal branding’. U hoort het goed. Het persoonlijke merk.

U herinnert zich waarschijnlijk de tijd dat we het hadden over introverten en extraverten. Extraverten hadden het makkelijk om zich te uiten, riepen het hardst en het snelst, waren het grappigst op feestjes en de ware allemansvrienden. Als dolle dartele hondjes storten ze zich in het gewoel en lieten zich de strelingen en de bewonderende aaitjes welgevallen.  Altijd feest om zo’n beestje in je midden te hebben. Tegelijkertijd was er echter ook een grote consensus, ja zelfs een uitdrukkelijk vermoeden dat er geen oorzakelijk verband was tussen hun gevatheid en de diepgang van hun intellectuele causerie.

Integendeel zelfs, meestal ging men er zelfs van uit dat ze maar wat kreetjes bijeenwauwelden en dat je voor het echte, betere denkwerk beter af was met het muurbloempje dat aarzelend meningen onder voorbehoud formuleerde.  Ook niet juist.

Ik ben goed geplaatst – als extreem extravert – om mijn soort te verdedigen. Jaren heb ik de stelling verdedigd dat traag en onzeker formuleren geen garantie was voor intelligentie. Hoogstens van een vermoeden van bedachtzaamheid.

Maar de laatste tijd zie ik meer en meer het omgekeerde gebeuren en ik vind dat jammer. Het podium – de helaas bij momenten ijlig lichte intellectuele arena van de ‘social-media-denkers’ – wordt bezet, volzet met jongens en meisjes die erg succesvol zijn qua  ‘personal branding’.

Wat wil dat zeggen? Dat ze er in geslaagd zijn hun persoonlijk merk ‘mens’ te vermarkten in een bepaalde expertise.  Wat telt daarbij? De activiteit. Vooral de activiteit. Druk, druk druk, bezig zijn.

Presentaties geven, die presentaties vervolgens met veel poeha delen op slideshare, en daarover nog eens druk en uitbundig twitteren, kwetteren en kwekken.

En dat kunstje wordt herhaald, en herhaald, en dan zie je van bepaalde vrolijke kwieten tien presentaties over een bepaald onderwerp waar alleen de eerste slide en mogelijks de laatste verandert. Maar ondertussen zijn ze expert. Zelfbenoemd, zelfverklaard.  Of ze knutselen flinterdunne theoretische constructies in elkaar. Het rammelt aan alle kanten, maar  het klinkt oppervlakkig prachtig.  Als ze dat goed spelen dan krijgen ze meer volgers, meer fans, meer likes, meer lawaai. Dan zijn ze influential, en krijgen ze een hogere Klout score.

Klout score, de heilige graal van je social media gewicht. Hoe meer je geneuzel opgepikt wordt hoe hoger.. De universele maat voor je expertise… in sommige gevallen klopt dat, maar verre van altijd.

We evolueren naar een  zogezegde kennismaatschappij waar de roepers, de ‘oversharers’ en de herkauwers maar al te gemakkelijk een veel te groot gedeelte van het forum pakken.

Het ontwikkelen van juiste en iets diepgaandere theorieën dat vraagt tijd. En die hebben we niet. Want we moeten roepen en bezig zijn met onze conversatiemanagement aanpak.

Flitsend blinkend koetswerk, maar een heel, heel licht motortje, daar kom je niet ver mee…

Yelo en de twittersfeer

Onlangs werd mij gevraagd of ik wou deelnemen aan een experiment. Twitteren en tv kijken. Niet voor het goede doel, maar voor de reclame. Van de yelo app van Telenet. Ik vond dat een fijn plan. Om verschillende redenen.

Ten eerste, het heeft wel iets. Heel dikwijls voegen twitter commentaren geestigheid toe aan anders redelijk flauwe programma’s. Het absolute hoogtepunt  is in dat verband het Eurovisiesongfestival. Volgens mij heeft dat het aan twitter te danken dat het niet totaal in de Oosteuropese vergeetput is terecht gekomen, wegens ten enen male te weinig pluimen in de kont om nog aantrekkelijk te zijn. Zelfs een niet onintelligent mens als PDW geniet er van, of de onvolprezen Nico Dijkshoorn. Wie ben ik dan wel?

Ten tweede. Twitter is erg valabel geworden om het reclamezappen tegen te gaan. Uitgesteld kijken en tegelijk geestig zijn op twitter, het zit er niet in, dat zijn vijgen na Pasen. Je moet het moment meepakken. Oude gezelligheid  in een nieuw jasje, allemaal samen voor de buis, al dan niet met een tablet op schoot.

Ten derde. Ik vind Yelo als idee ongelofelijk sterk. Critici zullen opwerpen dat het vastloopt en dat het nog niet perfect is, dat kan allemaal wel zijn, maar toch is het ‘nice thinking’. En het toevoegen van een twitter module is éénvoudig lekker verder gedacht. Als ik het gezeur hoor over slechte streaming denk ik altijd aan dit fragmentje van C.K. Louis (vanaf 1m43, maar het kan geen kwaad om het helemaal te bekijken.

Ten vierde. Ik ben  eerlijk gezegd een heel klein beetje uitgekeken op de kleine groep twitteraars. Ik hunker naar nieuw bloed, naar interessante en geestige mensen. Ik heb al eens gezegd dat ik het een erg democratisch medium vind, omdat geinige onzin een kans heeft en omdat saaiheid, domheid gewoonnaar de catacomben van de desinteresse verhuizen. Of tenminste niet verder doordringen. Dus ja, initiatieven waardoor één en ander aan elkaar gekoppeld worden en de twitter tribe uitbreidt. Waarom niet?

Het enige wat me aan het hele ding stoorde, was dat ik aangesproken werd op mijn commerciële motieven. Door de mannen van de rechte leer. Oprechte excuses dus, but then again.

Ik heb vier avonden aan een stuk telkens een uurtje wat over en weer getwitterd over een programma dat ik normaal niet bekijk. Ik vervuilde de twittersfeer met twee hashtags. En ik gaf een ipad weg. Big deal, bite me for it.  Het enige wat in de plaats gevraagd werd was een beetje geestigheid. Die is er niet echt uitgekomen. Dat is spijtig. Misschien zijn we met zijn allen toch minder geïnspireerd dan we soms zelf denken.

En ik ben vier uur van mijn leven kwijt, die ik niet terugkrijg, maar daar heb ik wel ook een ipad voor gekregen. Ik ken slechtere deals.

Gij moogt mijn vriendje niet meer zijn (Amable column)

Het ouderschap, het is nog nooit eenvoudig geweest, maar het wordt er de laatste tijd niet makkelijker op. De kindjes hebben er namelijk een nieuw pestmiddel bij ontdekt. De schuld? Die van ‘t internet en de sociale media, natuurlijk. Vriendjes worden op Facebook, daar gaat het over, dat schone privilege!

Het nieuwe stigma, of ‘t oude, ‘t hangt er van af hoeveel luciditeit je aan de dag legt. Het ‘vriendje’ zijn krijgt immers een totaal nieuwe dimensie. We mogen meespelen met de pubertruken van onze kinderen. Als we niet sympathiek zijn worden we ‘gedefriend’. Het heeft niets te maken met vriendschap, of wat dan ook, de kinderen hebben ontdekt waar het op aankomt, kennis is macht. En door ons te niet toe te laten tot hun ‘inner circle’, hun Facebook kudde, nemen ze macht af. Erger nog, ze brandmerken ons publiekelijk. We mogen geen deel meer uitmaken van de warme wolk van vrienden die onze kinderen omgeven. We worden voor kennissen, vrienden en familie aan de schandpaal genageld… ‘Hoe, zijt gij geen vriend met uw eigen kinderen op Facebook, amai!’ Het is een geseling, een stigma dat duidelijk is, en slechts door weinigen eervol gedragen. En eigenlijk is dat jammer. Want het is onbetekenend.

Er was een tijd dat ouders het totaal niet ambieerden om het vriendje van hun kinderen te zijn. ‘t Was zo al moeilijk genoeg. Opvoeden, kleden en eten geven volstond. En van wat er met de vrienden en vriendinnen gebeurde, daar trokken alleszins mijn ouders zich bitter weinig van aan. Tenminste, ze hadden ons op voorhand richtlijnen en kaders gegeven waarbinnen onze baldadigheden geduld werden. Die richtlijnen hadden te maken met tijdstippen, met hoeveelheden, met locaties. En heel soms met personen. ‘Ge kunt zien dat ge om 12u thuis zijt, niet zat, en als ik u uit ‘De Mascotte’ moet komen halen of ge zit weer bij die onnozele trien van hier twee huizen verder zal ’t uwen besten tijd niet zijn’.

Duidelijk, misschien niet al te subtiel, maar we wisten wel waar de grenzen lagen. Wat we daarbinnen uitspookten, daarvan merkten mijn ouders nuchter op dat het bij de jeugd hoorde, daar gingen ze zich niet druk over maken, ze hadden wel wat anders te doen, en ze wilden zelf ook nog een leven hebben.

En als ze via-via gehoord hadden dat we weer één of andere idiotie hadden uitgespookt, dan regelden ze dat vlot en kordaat, zonder hun bronnen prijs te geven. ‘Twee weken binnen, ge weet wel waarom!’. Wij wisten inderdaad min of meer waarom en accepteerden, omdat niemand er bij gebaat was om de dingen tot op het bot uit te zoeken. ‘t Kon immers alleen maar erger worden.

Achteraf bekeken was dat was eigenlijk fantastisch. Het sociale netwerk bestond toen ook, maar het was iets duister, niet voorgeformatteerd, of volgens bepaalde regeltjes. Nooit ben ik er achter gekomen hoe en waar mijn ouders hun informatie over mijn wandaden bijeenhaalden, maar ze wisten het wel altijd.

Dat is nu anders, het lijkt er soms wel op alsof we debiliseren samen met onze kinderen. ‘Hoe? ik mag geen vriendje van u zijn op Facebook? En uwe papa wel? ‘ Het is een status sysmbool geworden, een teken dat we goed bezig zijn, en op goede voet staan met onze kindjes,best friends forever of zo. Eigenlijk mag je er toch niet aan denken.

En die kleine etterbakjes weten het zo goed, dat ze er hun ouders mee raken. Net die ene die het eigenlijk goed meent. Die heeft het meestal het hardst te verduren.

Misschien ligt daar ook de sleutel voor een mooie Facebook relatie met uw kinderkens. Trek het u vooral niet aan en doe er vooral niets mee. Niet reageren, niet recupereren, niet ‘liken’, en eigenlijk ook niet lezen. Waarom zou je ook? Om door een moeras van taalfouten te waden en in een existentieel niemandsland terecht te komen waar niets gebeurt, tenzij informeren naar de staat van het ademhalingssysteem? ‘Hey, oewist, asemdenog?

Want er is eigenlijk niets veranderd in vergelijking met vroeger. Hun leven, hun leefwereld, hun speeltuin. Kinderen voelen haarscherp aan wat hun ouders al dan niet tolereren, en daar spelen ze mee. Ze weten ook dat die ene in staat is om alle clubfoto’s alle zotte chiromomenten te analyseren en daar A+B+C van te maken, daar waar de andere allicht nooit verder geraakt dan ‘ah ja, ik heb u op ne foto gezien met een jongen’. Liever dan tekst en uitleg te verschaffen proberen ze dat te ontwijken, Niks nieuws onder de zon.

Ik heb mijn hele leven slechts één keer iets gezegd op een foto van mijn zoon toen die een gigantische toeter wiet scheen te roken. Daarvan heb ik gevraagd om dat toch eventjes iets discreter te behandelen. De foto werd vervangen door eentje van hem met zijn zus, allebei met sigaretten en een dikke pint. Minstens even aanstootgevend. Ik had het begrepen. Het is een spelletje, laat je er niet in vangen, want het heeft allemaal zo weinig te betekenen.

Mannekes, we zijn het uit handen aan’t geven.

Stel u voor. Een feestje. Mensen lopen door elkaar, mannen en vrouwen staan ontspannen te keuvelen.  De tijd, die lange stille stroom, meandert  geholpen door sloten alcohol en hapjes. Het is gezellig! Zomeravonden zoals ze moeten zijn. Met openspattende lachsalvo’s, blije gezichten, opgeruimde sfeer.

Ineens, oorverdovend, het schrille gefluit van een voetbalhooligan. De gesprekken verstommen, iedereen kijkt op. De vrouw in kwestie, haalde haar vingers uit de mond,  had aan één blik genoeg en sprak de gevleugelde woorden uit: ‘T is tijd voor de kinderen!’.

Zonder boe of ba, vertrokken drie van de aanwezige venten om allerhande kinderen op te halen van een scoutstoestand. Bedremmeld, als schooljongens. zonder iets terug te mompelen. Betrapt op hun gebrek aan planning en time management. want het was tijd voor de kindjes, en ze hadden beloofd dat ze er gingen voor zorgen. De sfeer tussen de venten was totaal kapot, mentaal konden ze dit even niet aan. alcohol en een volledige hergroepering van de rangen was nodig om het evenwicht te herstellen.

De vrouwen waren alweer aan’t keuvelen. De amazone van het fluitsignaal schonk zich nog een glas in en hernam de conversatie waar ze ze een fractie eerder had afgebroken, met een allerbeminnelijkste glimlach.

Twee dagen later. Een terrasje in de Kempen. Ik overdrijf niet, maar vijf keer op rij kwam er een mooie wagen aangereden, telkens een vrouw aan het stuur, met naast zich haar vent. Nog net goed genoeg om de handtas aan te geven bij het uit stappen.

Jongens, waar gaat dat naar toe? Waar is de tijd dat we ’t voor ’t zeggen hadden? dat wij met de dikke bakken reden? etc etc…

Vergis u niet, de fluitvrouw, petite, as they say, was geen hooligan. Ze is doctorandus in de fysica, heeft er nog een andere master bovenop geplakt en danst bovendien als geen ander. Daarnaast zorgt ze ook nog eens voor het feilloos ineenpuzzleen van de naschoolse activiteiten van haar progenituur en is ze niet te beroerd om desgewenst die andere buur, vent en vader van een vriendje uit de nood te helpen als er early babysits moeten geregeld worden. Want hij heeft veel werk, en ’t is allemaal niet zo makkelijk te regelen, met enkel maar een poetsvrouw en de mama die komt helpen.

Lezers dezer kolommen, weten hoe na het mandom mij aan het hart ligt. Nooit zal er een onvertogen woord over mijn lippen komen om onze soort imagoschade toe te brengen, maar ik denk dat we verkeerd bezig zijn jongens.

Met onze ‘we regelen dat wel’ konden we het halen zolang we ‘den auto en de gsm’ hadden en een schare van vrienden om in de improvisatie mee te werken. Maar die vlieger gaat niet meer op. De ‘maskes’ studeren beter, organiseren beter en scoren beter.

En eerlijk, hun conversaties zijn boeiender. Zet vijf venten bijeen, in een gezelschap waar vrouwen rondlopen, en na een kwartier gaat het over auto’s, of mountainbikes. Is het dat maar?

We moeten opletten. Als ze straks ook nog grappiger worden is het gedaan, hebben we geen rol van betekenis meer te spelen. Willen we daar allemaal wat aan denken? En een fijn weekend gewenst!

DM Column : Het onnavolgbare volgen

DM COLUMN Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, is dol op Twitter. Maar hij ergert zich toch een beetje aan de ‘followers’ en het fenomeen van ‘terugvolgen’.

Op Twitter heb je ‘followers’ en word je ‘gefollowed’. Het zijn afschuwelijke woorden voor de vrijgevochten intellectuelen die we allen pretenderen te zijn. Ik vind dat ze daar een andere term moeten voor bedenken. Omdat het niet echt klopt. Of toch wel? Ik heb er alleszins mijn bedenkingen bij.

Voor mensen die Twitter niet kennen, heel kort waarover het gaat. De micro-blogdienst laat toe om berichtjes van maximum 140 karakters de wereld in te sturen, over zowat alles waar een mens tegenwoordig een mening over kan, mag en wil hebben. Je maakt een account aan op www.twitter.com en je kan aan de slag. Simpel zat. Alleen moet je natuurlijk wel een publiek opbouwen dat bereid is te luisteren naar je ongein, en daar knelt vaak het schoentje. Het aantal volgers als maat voor de aantrekkelijkheid van uw zieleroerselen. En hoe je zoiets moet aanpakken.

Het zegt u niet nog steeds niet zoveel en dat mag best. Voor sommigen is het echter een substantieel deel van hun leven, en zelfs van hun sociale contacten. Je kan daar vraag- en uitroeptekens bij plaatsen, het is gewoon niet anders. En het is ook niet verkeerd.

Zelf ben ik verslingerd op het medium. Mijn ochtendhumeur, de kwaliteit van mijn stoelgang, de ergernis bij weer een onverklaarbaar kleinhandelsfenomeen, ik kan het er allemaal kwijt. Sterker nog, er wordt op gereageerd. Ik krijg steunbetuigingen door gelijkgestemde neuroten, en word afgezeken door anderen. Het hoort er allemaal bij. Fijne oppervlakkige vrienden zullen we maar denken. Er zitten ook echte goede vrienden tussen, ja zelfs familie. Allemaal geïnteresseerd in mijn rijk innerlijk leven. Geweldig toch?

Op zich is dat natuurlijk een iets te simpel beeld van het gebruik van het medium. Ik gebruik het ook als doorgeefluik voor informatie en nieuws, voor de verspreiding van artikels en blogposts die ik schrijf, en simpelweg omwille van de geestige gevatheid van veel twitterati. Je leert nog eens iets, en je leert nog eens iemand kennen. Want het is al bij al een vrij democratisch medium.

Het is ook een erg eerlijk medium. In die zin dat je meestal gewoon doodgezwegen wordt als je niets interessant te vertellen hebt. Ik vind dat een geruststellende gedachte. Een kwiet die dag in dag uit zijn gram wil halen over groot voetbalonrecht, aangedaan aan FC Locomotief Genoelselderen, is meestal geen lang leven beschoren.

Omgekeerd ook. Vlaanderens bekendste prostituee, Hot Marijke, kan mij tot haar lezers rekenen. Gewoon omdat ze (soms) zinvolle dingen zegt, en soms dingen waar ik het totaal niet mee eens ben, waar ik dan ook meteen in de contramine ga. Je leert op die manier een heel klein beetje de mens achter een fenomeen kennen.

Anderzijds, fijne denkers, politici en hoogleraren die occasioneel een tipje van de sluier oplichten van wat hen privé bezighoudt en daardoor ergens wat toegankelijker worden. Ik kan het wel smaken, zo’n Geert Noels die het eens niet over de Griekse crisis heeft maar over die andere passie van hem, het fietsen.

Grappig ook hoe het allemaal wat verweven blijft. En lokaal. Mensen die we kennen, die we leren kennen. Neem bijvoorbeeld onze noorderburen met hun ‘open’ en brutale mond. Ik zie ze graag verschijnen om na een tijdje aan te geven dat ik het niet echt hoef, hun online scheldpartijen, en grote bek opzetten tegen elkaar. Dat hoeven wij niet, hier in Vlaanderen.  Andere cultuur, mijnheer. En eten uit de muur bovendien. En zo blijft de wereld toch maar lekker een dorp, met occasioneel wat verplaatsingen naar het buitenland, onder de vorm van Engelstalige tweets.

Wie mij beter kent, weet dat ik zo’n stukjes nooit schrijf zonder een opborrelend ergernisje. Nooit erg, nooit vervelend, maar een ergernisje, desalniettemin. De volgers dus, en het fenomeen van terug volgen.

Zoals een goede vriend van mij onlangs formuleerde: “De leerling kiest de leraar”. Dat is ook zo op twitter. En maar best ook. Een keuze gebaseerd op ‘kwaliteit’ van de inhoud. Mensen mogen daarbij zelf bepalen wat ze als kwaliteit zien. Voor de ene is dat humor en spitse taal, voor de andere is dat het herkauwen van white papers. Vrijheid, blijheid, je doet maar.

Maar ram het ons niet door onze strot, of probeer het ons niet op een slinkse wijze te verkopen. Want los van de semantiek, van het ‘volgen’, waar ik als heftig rebellerend mens toch mee worstel, Twitter heeft op dat vlak wel wat nadelen.

Hoe meer en beter je tweet, hoe meer mensen je beginnen te volgen. Die pikken dat op omdat je verhaaltjes verspreid worden, maar ook omdat ze op basis van erg specifieke zoekwoorden op zoek zijn naar mensen met bepaalde interesse.

Als je in een berichtje het woord koffie gebruikt, kun je er vergif op innemen dat je meteen ‘gevolgd’ wordt door een tiental koffieaccounts, die waarschijnlijk ingefluisterd kregen dat ze op deze manier ‘conversaties monitoren en deelnemen aan diezelfde conversaties’. En beleefdheidshalve (iets wat onze mama en papa ons geleerd hebben) wordt je dan geacht terug te volgen, wat betekent dat je hun berichtjes in je twitterstroom ziet opduiken.

Ik wens die verlichte geesten allemaal prettig irritante huidziektes en geweldig korte armpjes. Dat is geen conversatie volgen, dat is kortzichtig en opportunistisch omspringen met de zaken in de hoop op één of ander korte termijn gewin. Quod non. Bij mij toch niet (meer). Het resultaat is immers frustratie, ergernis en ruis. En dat is jammer. Door het ontbreken van echtheid, authenticiteit. En dat werkt dus eerder contraproductief.

Ik raad die mensen dan ook aan om dringend het uitstekende boek van Steven Van Belleghem te lezen, ‘De Conversation Company’, misschien gaan ze het dan wel begrijpen. Het is niet enkel een spelletje van veel mensen bereiken, het is vooral een verhaal van geloofwaardigheid en juistheid.

Wie mij niet gelooft, doe de test met volgend zinnetje en kijk wat voor onheil het je oplevert: “De Nigeriaanse transseksuele hoer bestelde nog een gin tonic terwijl ze cash ontving voor haar laatste blowjob”. Gegarandeerd lachen. En denk er in het vervolg aan, wij zijn geen volgvee!

Social Gaming, smerige bedriegers allemaal

DM COLUMN Hoe sociaal zijn ‘social games’ eigenlijk? Dat vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. Niet bijzonder, blijkt.

In de sociale media wordt er al eens gepraat over ‘gamification’. Een mooi woord waarmee bedoeld wordt: het toevoegen van een spelconcept aan een andere (meestal saaiere) activiteit, met de bedoeling de aantrekkelijkheid ervan te verhogen. Punten verdienen! De boel wat opleuken.

Mijn stelling? De mens is niet te vertrouwen, en daarmee uit. We moeten ons daar toch eens over bezinnen. Die continue neiging om de boel naar de verdommenis te helpen door de regeltjes te omzeilen, wie help je daar nu mee?

Het stopt namelijk niet bij ‘gamification, er is alweer iets nieuw ontdekt in de sector: ‘social gaming’! De boerenjongen in mij vraagt zich dan af of er ook ‘asocial gaming’ bestaat. Dat is dan waarschijnlijk die eenzaat die maniakaal probeert zijn oog-hand coördinatie te verbeteren door zijn spelconsole te bedienen terwijl zijn andere hand een blik Red Bull en wat chips beroert.

Maar ‘social gaming’ dus. Samen spelen, gebruik makend van de menigvuldige ‘sociale’ platforms die de interwebs aanreiken. En waar het meteen ook misloopt. En waarom ik mij er in opwind.

Zo’n jaar geleden was er een spelletje: Wordfeud. Een soort eigentijdse Scrabble. Je speelt het tegen iemand anders, online, op een Scrabblebord. En tussendoor kan je nog gezellig keuvelen ook. Chatten heet dat dan. Een absoluut jeukwoord, maar dat terzijde. Een erg leuke actualisatie van een fijn spel. Ik was er meteen voor gewonnen, want ik hou wel van spelletjes.

Nu ben ik zelf redelijk goed met woordjes. En mijn vriendin ook. Toch kregen wij keer op keer op onze donder van mensen die we kenden via Twitter en er daar nooit in slaagden een tweet de wereld in te sturen zonder taalfouten. Het zegt niets, maar het zegt toch iets. Want op Wordfeud ontpopten ze zich tot heuse taalvirtuozen, die monsterscores haalden met de woordjes die ze op het bord smeten. Ik begreep er niets van en begon licht existentiële problemen te vertonen.

Tot mijn vriendin me wees op het bestaan van allerlei hulpapplicaties: kleine programma’s waarin je jouw lettertjes kan ingeven, soms zelfs met een zicht op het spelbord, en vervolgens toverden de apps de meest lucratieve woorden tevoorschijn. De vooruitgang van de technologie hé. Je hebt er geen verweer tegen.

Mijn lijdzaam verzet bestond er uit om systematisch éénlettergrepigen te produceren. Een zachte blinde in het land van de veelogen. Ik juichte hun gebruik van taal immers toe, ze konden er misschien iets van leren. Mijn vriendin gooide het spelletje gewoon toe. Als we het nu nog eens spelen, dan is het live rond het bord, met haar zoontje erbij en een glas wijn op tafel. Veel leuker, socialer en vooral eerlijker.

En toen ontdekten we Draw Something. Pictionary, maar met twee. Slim uitgedacht ook, want je speelt als het ware samen naar een recordaantal beurten. Hoe beter je tekent, hoe sneller de tegenspeler kan raden en vice versa. Hoe moeilijker het woordje dat je kiest, hoe meer punten je krijgt. Ik ben Picasso niet, dus kies ik meestal redelijk voorzichtig. Wat ik niet kan tekenen, daar begin ik niet aan, het is al moeilijk genoeg.

Groot was dan ook mijn verwondering toen bleek dat men ook daar de kluit aan ’t belazeren was. Gewoon door het te raden woord neer te schrijven. Niet eens als een rebus. Neen, gewoon schaamteloos, alle lettertjes netjes op een rijtje. Wat is dan nog de bedoeling? Een record bijeenharken op slinkse wijze? Wie bedrieg je daarmee? Ben ik dus ook mee gestopt.

In mijn honger naar ‘social games’ en de daar bij horende sociale contacten dacht ik het later nog eens gevonden te hebben: SocialChess! Ik vind het niet uit, het bestaat echt! Online schaken tegen een wildvreemde, maar wel met dien verstande dat je min of meer op eigen ELO rating kan kiezen.

Ik hou van schakers. Het zijn intelligente mensen, integer ook. Met liefde voor het spel. Die vinden het spel zo edel dat ze niet, nooit zouden ‘cheaten’. Zij hebben zelfs een erecode, de koning wordt niet van het bord genomen.

Wat had je gedacht. Het viel mij al op dat bepaalde spelers systematisch opgaven als ze met wit mochten beginnen. Onlogisch, omdat je daar toch een zet voorsprong mee hebt. Ze wonnen echter iedere keer weer tegen me, als ik met wit begon. En weet je hoe dat kwam? Omdat ze de partij naspeelden met een computer naast zich. Stromannen in een virtueel schaakspel, hoe triest kan je leven eruit zien. En dat alles om te winnen.

Neen, geef mijn portie maar weer aan Fikkie. Ik zal wel weer naar pornosites surfen. Op zich is dat wellicht ook sociaal te noemen.

Ongelofelijk connected en ontzettend eenzaam

We zijn aan’t ontsporen. Allemaal samen. Allemaal samen zwermen we van het ene naar het andere, op zoek naar het nieuwe, het betere, het andere. Mocht ik niet beter weten, ik zou zweren dat we iets zochten.

Ik sla gemakshalve een paar jaar over over, maar het afgelopen jaar na de kouwe kak/scheet in een fles (schrappen wat niet past) van Diaspora, zag ik iedereen naar Quora zwermen, om daar tot de vaststelling te komen dat we elkaar eigenlijk niet zo bijzonder veel te vragen hebben.

Niet getreurd, Linkedin was aan een inhaalbeweging bezig, dus allen daarheen. Een wildgroei van groepjes, discussies, newsplatformen, blijk gevend van bedrijvigheid, maar een vreselijke  inhoudelijke armoede etalerend.  Onder het mom van bezig zijn worden er schijndiscussies geïnitieerd waar een beetje onderlegde eerstejaarsstudent economie eigenlijk meteen antwoord op zou (moeten) kunnen geven. En alles wordt met een aura van expertise omhuld, terwijl het fundamenteel niets te betekenen heeft.

Pas op, ik pleit mezelf niet vrij, ik doe heel hard mee. Na Linkedin (new and improved) kwam Google+, en ondanks zijn kwaliteiten en mooie layout vrees ik dat het ook niet echt de killer app zal worden… maar ik kan me vergissen.  Tussendoor hebben we ook even de Pinterest hype meegemaakt, mooi, veelbelovend en creatief, maar toch ook een gigantisch herkauw-apparaat.

En toen kwam Connect.me en ik vergeet er nog een paar, allemaal leuk, en allemaal mensen die – net als ik –  als ‘dewiedeweerga’ hun hele netwerk van het ene platformpje connecteerden naar het volgende, om te beseffen dat ze er daar ook niets mee uitrichtten. En ik wil niet gezegd hebben dat elk van die platformen geen meerwaarde heeft, verre van, daarvoor ben ik een te enthousiast gebruiker. Ik deel een overweging, meer niet.

Spotify… zelfde verhaal, het werd een erezaak om er als de kippen bij te zijn. De Early Adopters konden pochen over hun moeilijkheden om hun UK account om te zetten naar een Belgische, de andere lieten zo snel mogelijk weten dat ze niet opgerzet waren met Justin Bieber/Selah Sue reclames tussen de muziek. Ik denk dan, wees blij dat het Milow niet was! Maar dat terzijde.

In no time zitten we met zijn allen weer bij elkaar in de anonieme warmte van weer een nieuw dingetje waar we wat bij elkaar kunnen binnenkijken.  En het is niet verkeerd, je leert mensen echt wel op een andere manier kennen. Gortdroog op linkedin, geestig op twitter en met een verrassend goede muzikale smaak op lastfm, of spotify.

De grootste tristesse moet echter nog komen, ik ben nog niet klaar. Ik ben al een tijdje fan van Komen Eten, omdat het zo bevreemdend is, voyeurist, intriest en hilarisch. En toegegeven, met Twitter op de voorgrond is het even mooi amusement als het Eurovisie songfestival met vrienden samen. Maar al die mooie mensen, intelligent, en hard werkend, en met zo veel geweldige boeiende mogelijkheden om zich te amuseren, zitten mooi na, of tijdens, het eten naar het ‘kaske’ te kijken,  alleen, of met twee en met elkaar te communiceren via de interwebs.

De vooruitgang meneer!

En dan begin ik te denken. En vooral ook naar mezelf te kijken. De ‘attention span’ in heel dit verhaal, die wordt alsmaar kleiner.  Wie een paar jaar geleden continu zijn status update op facebook werd gevraagd of hij niets beter te doen had. De halveringstijd van een bericht op facebook is volgens mij nog ongeveer een halve dag, daarna verzinkt het onherroepelijk naar de achtergrond. Bij Twitter is dat nog minder. Als je niet post, besta je niet.

Ik weet waarover ik het heb en u, als u eerlijk bent ook. Extreem vroeg opstaan en je hersenen pijnigen om origineel te zijn en te tonen dat je er al weer bij bent. Snel reageren. Geestig zijn. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het een heerlijk medium. Maar zoals al eens gezegd ’t is een gigantisch café, waar je’t overzicht kunt behouden en naadloos van de ene conversatie in de andere kunt binnenbreken, en dus ook oeverloos kunt lullen. I love it.  Maar wat stelt het allemaal voor? En hoe zwaar grijpt het in, in echt productieve tijd?

Ik maak mezelf dan wijs dat ik het doe tijdens de dode uren in de auto, maar die uren hoeven niet dood te zijn, ik zou ze even goed kunnen besteden aan echt denkwerk. In plaats daarvan hengel ik naar aandacht, en promoot ik een imago, waar ik me dan nadien moet voor forceren om het ook nog eens waar te maken.

En u doet hetzelfde. Echt wel. U gaat samen met kindjes op stap en beide echtelieden putten zich uit om instagrammetjes, digitale hierogliefen uit te wisselen over wat ze aan’t doen zijn.  En iedereen kijkt via het schermpje mee, hoe gezellig het wel is. Ik weet niet hoe gezellig dat wel is? Ik denk dat het veel gezelliger kan. Als ik met mijn lief op stap ben, dan wordt er gepraat, ruzie gemaakt, gelachen, geleefd, maar de behoefte om uitgerekend dat ‘samen’ te doorbreken door individuele kreetjes in cyberspace is onbestaand.

Toevalligerwijze zat ik gisteren met twee van mijn kinderen (laat ons ze gemakshalve water en vuur noemen) aan tafel, en begonnen we te praten. Lang heeft dat geduurd, en bevredigend was het gevoel. En warm de herinnering, zelfs de dag nadien.  En in alle eerlijkheid, het was juister en voelde beter aan dan een tijdslijn vol bijval van mensen over weer een gevatte geestigheid. En nogmaals,  als geen ander, ik kick op die geestigheden!

Ik las gisteren dat creatie kennelijk geboren wordt uit frustratie, métier en eenzaamheid, (Stone). Ik wil dat wel geloven. In plaats daarvan blijf ik dikwijls  gebiologeerd naar het schermpje, de schermpjes staren. Krijg ik wel genoeg #FF? Evolueren mijn social metrics wel in de juiste richting?  Ben ik wel ‘bezig’?

En ik verrechtvaardig het door te stellen dat ik converseer met mijn lezers, mijn fanbase, mijn virtuele vrienden. En dat zijn ze ook echt, iedere keer ik twitjes tegenkom in het echt blijf ik me verbazen over de geestigheid en de veelzijdigheid van hun persoonlijkheid. Het is toch gewoon veel leuker ‘in ’t echt’  meestal?

Mijn dochter zei gisteren, het nadeel van facebook is dat je nooit meer een verhaal kunt vertellen tegen vriendinnen, want ze weten het al van op facebook. Hoe triest!

En het absolute dieptepunt is nu bereikt, waarbij heelder hordes intelligente mensen Scrabble liggen te spelen. Niks mis mee, alleen doen ze’t via hun tablet, of smartphone, in stilte. Alleen. Zonder te kunnen lachen om bijeen gefantaseerde woordjes. En ze cheaten, om te kunnen winnen…  How low can you go?

Met wat pech spelen ze tegen elkaar… woordenloos.

Over Marketinghoeren en Boeren

Ik ben een marketinghoer, en een aandachtsslet. Wie mij kent, of bezig ziet op de sociale platformen en op de diverse hoogmissen van ons métier, zal dat beamen.  Zelf denk ik daar anders over, maar dat doet niet ter zake. Ik weet dat je animo rond je profiel moet houden op de diverse netwerken, anders tuimel je zo de vergeetputten van het wereldje in. En ik wil aandacht, aandacht voor mijn stukjes, die ambachtelijk geschreven zijn, en waar ik best wel trots op ben.

Onlangs ben ik mijn absolute antipode tegengekomen. Een kaasmaker uit Salzburgerland. Hij werd ons aangekondigd als een jonge boer, die erg succesvol bezig was, hoog op de alm, met een kaasmakerij.

Wat we te zien kregen was een helder uit de ogen kijkende, getaande alpenkop, die met een mok koffie en een sigaret voor zich, met nauwelijks verholen afgrijnzen keek naar het stelletje ‘journalisten’ voor hem.

Hij had een pracht van een uitbating, en dat zeg ik zonder een zweem van ironie en ik som even op wat hij op de verschillende locaties als didactische uitleg meegaf.

In de kaasmakerij : “Dit is de kaasmakerij, als u vragen hebt, dan luister ik.”

In de winkel : “Hier verkopen we kaas, boter en spek. Proeven?”

Bij de ovens : “Het rookt omdat ik spek rook, dat gaat niet zonder rook”.

In de kelder: “Mijn kazen gaan bijna kapot van dat geflits!”

Bij zijn toeristenverblijven : ” Het zijn oude, opgeknapte huizen, dat is leuk voor de toeristen”

Hilarisch en juist was het. De man leefde in en voor zijn producten, en al de rest deed er geen zak toe. Hij liep in hetzelfde kloffie rond dat hij al jaren aantrok, gaf zo kort mogelijk antwoord en wilde eigenlijk niets liever dan dat we zo snel mogelijk opkrasten, en hem lieten verder werken.

Was hij onvriendelijk? Neen. Hij had alleen geen zin om zich met bijzaken bezig te houden. En zo hoort het. De kaas was verrukkelijk, de koffie was lekker en ik durf te wedden dat er aan de uitbating van het hof ook niets verkeerd was, alles zat vol, en het ontbijtbuffet zag er heerlijk uit. Meer moet dat niet zijn. Word of mouth, storytelling en conversationmanagement, his way.

Oh, Oh, Les Intéllos

Ha, de intelligentsia! Die schone soort. Sommige van die mensen kom ik ook in het echte leven tegen, op feestjes (ja, ik ben een gelukzak!). Ik heb eens geprobeerd om ze in vakjes te zetten, wat allicht niet klopt, maar op zich best een vermakelijk idee is. Ik ben er eigenlijk benieuwd naar, of u ze ook (h)erkent.

De Bedachtzame. Dat is ‘by far’ de meest ergerlijke. Het is de man/vrouw die traag, en liefst met wat moeilijke woorden de dingen verwoordt op een manier waardoor het gezelschap rond hem onmiddellijk in slaap valt, maar ook niet durft te twijfelen aan zijn autoriteit. Caroline-Gennez-gewijs houden ze hun publiek in een soort van didactische houdgreep. Ze. Verklaren. De. Dingen. Op. Een. Bevattelijke. Wijze. Rinkelt er een belletje? Waar makkelijke dingen moeilijk gemaakt worden, waar spontane opmerkingen ineens verzanden in een epistemologisch debat? Dat type. Waanzinnig saaie mensen om mee te praten. Een lang goed gesprek gevoerd? Het zal wel, maar nauwelijks gedachtenlijnen ontwikkeld.

De Nostalgische Archivaris. Het klinkt hermetisch. Het is het niet, en u kent ze. Is het u nooit overkomen dat u laaiend enthousiast over een boek, een plaat, een theatervoorstelling kwam vertellen, en dat er dan iemand snerend zei dat het vroegere werk beter was? Die types. Vroeger was beter, het eerste werk was beter, in die bezetting klonk het beter, ze hebben al beter gezien, ze weten het beter. Hun kennis is encyclopedisch. Je kunt het ook nooit winnen, want als je het op tijdlijn probeert te halen gaan ze dieper.  Ah, het Stabat Mater… ja, ja, uiteraard Pergolesi, maar wie heeft het uitgevoerd? Welk ensemble? Welke platendruk bedoel je dan? etc, etc…   Met geen mogelijkheid kun je  van dit soort experten debat winnen. Niet dat het altijd om winnen gaat, maar ’t is de manier waarop ze de vreugde van een ontdekking onderuit halen, het zijn de dementors van elk gesprek. Ze zuigen de ziel eruit.

De Rustige Reutelaar. Elk gesprek bestaat uit participanten, onderwerpen en ritme. Let maar eens op, het is echt zo. Wie het ritme onderuit haalt zorgt voor onzekerheid, en zachtjes dooft het verhaal uit. niemand durft nog, niemand kan nog.  De Bedachtzame Reutelaar begint meestal zijn zinnen met ‘Ik ben het er niet helemaal mee eens….. en dan volgt een pijnlijke cadenza aan voorwaardelijken, pauzes, kreunen, risicoloze tussenzinnetjes. Niemand weet waar het naar toe gaat, hijzelf ook niet. Er zijn wat vage toespelingen, wat staren in de verte… Het is onmogelijk om ze te negeren, je kunt ze niet onderbreken en je weet niet wanneer ze klaar zijn. Heel, heel moeilijk! Treurnis wordt ons deel met een rustige reutelaar in ons midden.

De Cynische Conspiracyman. ‘He is in the know’. Hij weet. wij gissen. Typische uitlatingen van dit soort types zijn ‘Tja, als je denkt dat het zo in elkaar zit….’ (deze drie puntjes zijn dan synoniem voor veelbetekenend stilzwijgen).  ‘Ik denk dat dat redelijk kort door de bocht is, wat je daar zegt, maar goed… (weer cf supra)’ . Je kunt geen domein aanhalen of ze kennen de zogezegde achtergronden, en het maakt niet uit of dat nu mode, architectuur, politiek of bedrijfsleven is. Ze weten het.  Ze weten alles, en wij zullen het later wel in de kranten lezen. Geen hond die dan nog weet wat ze er ooit over zouden kunnen gezegd hebben. Het is een spel van veelbetekenende glimlachjes, van uitgestelde beloftes en van holheid. Maar het maakt indruk.Wij kijken er met grote ogen en onverholen achting naar, ‘coz they know people in high places’. De sfinxen.

De Wauwelende Woordjesbrouwer. Het lijkt alsof ze het grote blufboek van Paul Jacobs vanbuiten kennen. Gebrek aan logische opbouw en argumentatie wordt verborgen onder terminologie. Gebrek aan kennis wordt bedolven onder namedropping en feitjesherkauwen. Uitermate vervelend en irritant, ook omdat het soms fout is, maar niemand durft er tegen ingaan, omdat de meeste mensen die parate kennis niet hebben. Laten uitrazen, die handel en verder babbelen.

De Drammer.  Ik heb mezelf ook maar in een groep gesmeten, ook al maak ik daar puur IQ-matig misschien niet eens aanspraak op. Ik zou liefst van al, altijd een flipboard meezeulen om stellingen redeneringen toch maar goed op te schrijven, zodat er geen inconsistenties in het verhaal komen. Mateloos irriterend en gelijkhebberig, deze soort. Ze pakken je op woorden, op redeneringen, ze willen in heel erg hoge mate gelijk halen, en halen zo de bubbeltjes uit elke sprankelende conversatie. Ze hebben ook geen schrik om zowel demagogische als rhetorische truukjes uit te halen. als er maar gewonnen wordt.

Wat mij van hen onderscheidt is dat ik al heel lang beseft heb dat je dat beter houdt voor een gesprek van man tot man, of vrouw tot vrouw, maar beter niet in gezelschap begint te doen, om bovenstaande reden. It kills the ambiance.  Vandaar dat ik me op recepties onledig houd met licht badinerende bespiegelingen. Oh ja, je moet het ook nooit doen in een gesprek van man tot vrouw, it kills the sex.

Mighty Wallet : conversation starter

Ongeveer een jaar geleden bracht mijn lief mij een klein cadeautje mee uit Frankrijk. ‘The Mighty Wallet’. Het leek op een gevouwen papieren  portefeuille, er stonden wat leuke teksten op, en het leek een typische zomergadget, dat  echter niet in staat zou zijn om mijn klassieke leren portefeuille te vervangen.

Niets is minder waar. Ik ben verliefd op het ding, en het blijkt onverwoestbaar. Bovendien is het een echte conversation starter, van Delhaize tot kleine boetiekjes, overal wordt er positief op gereageerd, met enige nieuwsgierigheid ook.  Het ding biedt plaats aan de nodige plastic, heeft twee zijbergvakjes voor businesscards en documenten en twee compartimenten voor bankbriefjes. alles wat een mens nodig heeft.

Na een jaar begon het zo’n een beetje te verslappen, de kaarten durfden al eens uit de houders te glijden en dus dacht ik aan vernieuwing toe te zijn. Probleem, ik had het nog nergens in België gezien.

En dan valt het mij altijd op, hoeveel klantvriendelijker men is in ‘het buitenland’, in casu Nederland, waar hun distributeur gevestigd is. Vraagje gesteld naar winkelpunten in België, en binnen de vier uur antwoord. Omdat ik ondertussen ook niet stil gezeten had, had ik het al gevonden en gekocht. Wat me wel tegenviel, was de beperkte keuze in de Gentse winkel.

Toen ik daarover gewag maakte  in een bedankmail naar  de distributeur (Abodee)  hebben ze dat ook prompt doorgestuurd naar het winkelpunt in Gent. Als die nu slim zijn, dan doen ze daar iets mee, maar daar heb ik niets meer van gehoord, dus ik vrees het ergste.

Persoonlijk vind ik dat een gemiste kans. Stel dat ze me zeggen dat ze bijkomende modellen in huis hebben gehaald? Wat doet dat met mij als klant? ik voel me gehoord, en ik zal dat ook belonen. Allicht zal ik een aantal van die dingen inslaan, al was het maar om cadeau te geven. Voor minder dan 15 euro heb je een leuk geschenk.

De marketing van die jongens is ook meer dan ok, ga hier maar eens naar kijken, of scan de QR code in (die briefjes zitten standaard in the wallet.

Netwerken : elementaire beleefdheid

U belt mij regelmatig. Met vragen over mijn netwerk. Of ik niet iemand ken die…? Wie ik ken bij die organisatie? Of ik u in contact kan brengen met deze of gene?

Ik vind dat leuk. Het is helaas één van mijn weinige meerwaardes in deze economie. Ik leg graag contact en dat wordt op zijn beurt geapprecieerd door die mensen, en zo onderhoud ik een almaar groter en prettiger en divers netwerk. Dat, én restaurantkeuzes, dat zijn zowat de enige dingen waarvoor ik gebeld wordt. Omdat ik graag eet. Het is een smalle niche, maar het is een niche. Geld valt er niet mee te verdienen.

Waarom doe ik het dan? Omdat het natuurlijk voor me is. Mensen, gezichten en namen onthouden. Omdat ik denk dat ik er u een plezier mee doe. Omdat ik er redelijk goed in ben.

En nu komen we bij de elementaire regeltjes. Ik heb een netwerk, u niet zo. Hoe komt dat? Misschien moet u daar ook eens met een paar mensen over praten, zeker als er nu spontaan in u opkomt ‘want ik ben zo niet, dat is iets voor oppervlakkige mensen’.

Ik respecteer een paar simpele regeltjes. De allerbelangrijkste regel in deze context is : geef en u zal gegeven worden. Het is helaas niet altijd waar, zeker niet op korte termijn, maar zonder deze komen we nergens.  Het is een misvatting om te denken dat je belangrijk bent door de grootte van je kennissenkring. Je bent alleen maar belangrijk als je iets kunt geven, toevoegen. Anders is het geen netwerk, maar parasiteren op de merites van anderen.

Les 1 : Netwerken is geven en delen, niet pakken en profiteren. Zo is het een even grote misvatting om mij even bij uw organisatie binnen te halen om mijn netwerk leeg te melken voor uw sales-objectieven. Het is kortzichtig, lomp en onbeleefd. Wie dat niet begrijpt heeft überhaupt niet veel begrepen.

U moet ook weten dat een netwerk soms op de meest bizarre manieren tot stand komt, zondagochtend kun je op de zeilclub in Oostduinkerke toevallig in contact komen met de grote baas van HP, ’s avonds op het voetbal zit Karel Van Eetvelt regelmatig in de tribunes van Anderlecht, niet steeds in de loges.  (Oh ja, dat zijn ook de plekken waar die mensen vooral gerust gelaten willen worden, dus laat ze hun koffie of pintje drinken en begin niet te zagen, het komt de kwaliteit van je relaties ten goede). En op poepchique conferenties van Agoria kun je gewoon studiemakkers tegenkomen van vroeger, waar je eigenlijk absoluut geen band mee hebt.  De kwaliteit van die relaties ligt hem in de toegevoegde waarde zoals die tot uiting komt. soms is dat gewoon een prettig menselijk contact, soms is dat professionele complementariteit, soms is dat een gedeelde interesse. Het kan van alles zijn.  Het moet echter nooit als futiel beschouwd worden.

Les 2 : Beoordeel de netwerker niet op het tot stand komen van zijn relaties, en deel uw probleem, het kan heel goed zijn dat hij een andere, betere oplossing heeft, omdat hij weet heeft van een speciale behoefte bij iemand anders die hij kent, en waardoor je veel vlugger geholpen bent.

En nu komen we terug bij u. Als u mij vraagt of ik iemand ken, dan antwoord ik nooit gewoon met ja. Omdat u dat niet helpt. Helaas bent u niet altijd geneigd om mij uit te leggen waarom precies u iemand nodig hebt. Uit schrik, confidentialiteit, of gewoon omdat u me wel wil gebruiken, maar de pluimen zelf in eigen kont wil steken. Ik vind dat best, begrijp me niet verkeerd, u doet maar.

Vandaar dat ik meestal een klein beetje uitleg geef: Ja, ik ken die en die, en die relatie is daarop gebaseerd. De ‘ja’ betekent dat er sowieso een relatie is. Niet een beetje zoals ‘ik heb al eens een foto van hem in de Knack gezien, of ik heb het algemeen nummer van zijn bedrijf. Het moet toch iets zijn. Als u die ‘context’  al als onvoldoende professioneel taxeert en daardoor nutteloos, dan maakt u eigenlijk een grove beoordelingsfout en is dat erg bekrompen. U laat voelen dat u mij slecht inschat, en u geeft aan dat u niet veel vandoen hebt met het ‘relationele’. Het gaat over delen. Da’s dus al het eerste waar ik meestal pissig om word. ‘Tja, dat ge hem kent van samen tegen de kathedraal te pissen, daar heb ik dus niks aan”… Lady, we compared dick sizes, how close can you get?

Les 3 : de beoordeling van de kwaliteit van een gegeven contact ligt bij de netwerker, niet bij u. Hoe minder u deelt, hoe groter de kans op mismatch. Maar wijt dat niet aan mij!

De allerlaatste, is er eentje die ik gewoon als waarschuwing meegeef. Door de aard van de zaak ben ik nogal goed in het onthouden van namen, mensen en situaties. Ik zal nooit komen incasseren, ‘call in the favours’. Dat gaat ook in tegen mijn visie over een fijn zakelijk en privé netwerk. Maar het is voor iedereen prettig om een beetje feedback te krijgen. ‘Ja, dat was een erg nuttig contact, we zijn volop bezig’, ‘Neen, helaas, dat ging niet zo goed’ of ‘Sorry, we hebben beslist dat we het anders gingen oplossen maar toch bedankt’. hoe moeilijk kan het zijn?

Het is veruit te verkiezen boven stiltes, of  ‘Neen, het contact dat hij mij gegeven heeft is waardeloos’, of nog sterker ‘Ja, maar ken je hem, of ken je hem niet… want hier ben ik niets mee’… Grof, beetje dom en lui. Niemand heeft immers gezegd dat het meteen ook raak ging zijn en dat ieder contact uit mijn boekje meteen staat te popelen om uw wonderlijk idee te ondersteunen. Iemand die verkiest om zo met zijn contacten om te gaan, die heeft er meteen gelegen, bij mij toch. Ik sta immers een beetje borg voor de kwaliteit van wie of wat ik achter me heb, en tegelijk wil ik die mensen niet vervelen met ‘your mundane bullshit’ ( courtesy @blissbohemian).

Dat wordt dus ‘één keer, maar geen twee keer’. Geef toe dat dat kortzichtig is van uw kant,  en als u het moderner verwoord wil krijgen, conversation management (courtesy Steven Van Belleghem) is ook toepasbaar op netwerken.

Als u trouwens wat meer aandacht zou besteden aan de regeltjes zouden we met z’n allen al een stuk verder staan. Tot zover deze eerste lezing.

Succes, toppers!

English blogpost ‘on request’, translation of ‘Twitter, the new Farmville’

I received a hatemail. At least it looked like one. With some imagination, it reminded me of a schoolyard brawl.
I had just finished some Twitter follower cleaning-up. Contrary to popular belief, i think it is necessary to do so. It get’s messy otherwise. I agree on ‘the more the merrier’ but still, ‘ortnung muss sein’.
I don’t particularly relish the idea to go in , knee deep, and crawl through thousands of tweets to find something useful or remotely funny.
Via managetwitter, it was a piece of cake to remove like 200 or more ‘not so very active, or simply impolite’ (impolite because they don’t even have the politeness of following you back) twitterati from my list.

With hindsight you could also say, that performing this kind of operations every once in a while allows you to reflect on your (or my) expectations of twitter. That’s not too bad as an idea.
Shortly after my cleaning up, i received a mail from someone stating ‘you unfollowed me, i will do the same to you’. I let you imagine the way in which he/she stuck her tongue out to me and made naughty gestures. It’s all in the mind.

I wasn’t aware of the fact that it was actually a pissing contest? How stupid of me. It changes the rules of the game, of course, if it is a game at all.
Personally, i don’t see the merits of having an enormous flock of followers. Just like with viral campaigns, the driver in all this should be the quality of the content, and not the other way around. and quality can be defined in many a way.
To me it’s all about two things :  Content and the  mild smile. Added value, if you want.

During the Tour de France, i like to follow Lance Armstrong or Robby McEwen. At this particular moment, they tell me nothing of interest. I’m not interested in their training labour, their children, their girlfriends or wives, no not even the Armstrong charity work. so i am  simply not following them. I’m quite sure, they’re ok with that.

I love to follow guys and gals who tweet in an artistic, even absurd way, without adding something to the business. I like to follow the personal problems and struggles of my real life friends, without compromise, even indulging in the whining, the misspellings, the utterly boring description of their renovation works. Because they’re my friends. Unconditionally.

To all the others, the rule is simple :  ‘amaze me, entertain me, surprise me, teach me, help me ‘.  The one thing i didn’t mention is  ‘bore me’.
I don’t need to know about your struggle to find the sun shining out of your arse. I know it is hard to get out of bed, you don’t have to specify it every morning. I don’t need morning greetings and shoutouts. I don’t even want to know in which restaurant you are, unless you add that they have excellent wines. I don’t want to see the pictures of your newborn sprogs, moreover, they all look the same (yeah sorry to spoil the myth, yours isn’t particularly more beautiful than all the others, but you are entitled to your pride! I know what i am talking about, i had four).
This doesn’t mean i am not interested in your observations, on the contrary, but give me balance, humour and/or insights.

Even in the professional field, i have some issues. allow me to explain.
Whomever in our business who isn’t aware of Mr Guy Kawasaki (pro or con is of no importance), who doesn’t know Mashable, and who doesn’t follow a certain number of self proclaimed guru’s, doesn’t take his job for real. And i am serious about it. The tools are there, ignorance isn’t an option.

To all of you, who constantly retweet their tweets. Stop it!
You’re only trying to impress on the ‘minus habenses’ (latin for intellectually challenged) of this world.
Me, being a big fan of the Darwin Awards, i would like this to stop. Stupidity can be wielded out if we all do an effort and stop educating the not so gifted ones.
If you have something useful to add to their observations and/or whitepapers, please do, under acclaim and wild appreciation. At least it looks at that moment you’re engaging in the conversation (seems to be a trending word, you get extra credits in using it). If it’s just displaying your ability to read and copy, refrain from it! Seriously…

Retweets should be diamonds, beautiful observations, rich reflections, a sign of appreciation. anything but crawling up someone’s ass. Share, not slime.

Oh, and before i forget it, there is no, absolutely no added value in little lists, 5 things that, 7 reasons to, 20 rules of ROI, 56 ass remarks… just don’t do it, and don’t retweet it.
How about  agreeing on these simple principles? It’s not about new little friends on the schoolyard, it’s about content, and added value… Now carry on… please.

Baselines

Ik houd van Australische advertising.
Australische advertenties voor bier hebben een soort understatement dat waarschijnlijk alleen door venten kan gesmaakt kan worden. Zoiets in de zin van :  “Drink australian beer, because it’s beer, and it’s australian, and it’s good!” Simpel, to the point. Alle varianten erop komen op hetzelfde neer.

Een al iets ouder voorbeeld in het genre, is het Carlton spotje, op de Carmina Burana, the Big Ad : it’s a fucking expensive ad, and it better sells some beer. How hard can it be?

Voor de liefhebbers van bier en Australie, hier is er nog eentje, tien leuke spots over beer. Er zit er overigens ook eentje voor rum tussen, wat ik ook niet echt begrijp, maar dat terzijde, zal wel australische humor zijn; “You’re not a poofter are you? As long as you can drink it and get drunk with it, who’s nagging about it being beer or not? Just drink it!”

Ik dacht er aan toen ik weer eens voorbij een Switch liep. De winkeltjes waar je wat Mac spullen kunt vinden, maar geen iphones… Iedere keer als ik er voorbij loop verbaas ik me weer over hun baseline.

Ze hebben een kreet waar ik me nu al maanden suf over pieker: Jezelf, maar beter.

Jezelf… dat ben ik. Denk ik. Maar beter?! Hoezo beter? Wat is er dan wel mis met mij? (ok, ok, ik geef toe, er is vanalles mis met mij, maar niets wat een switch zou kunnen oplossen).

We try harder, daar kan ik inkomen, dat zegt iets over het bedrijf.
Just do it… super, à la limite nam Tiger dat iets te letterlijk, maar het blijft mooi. Impossible is nothing… beetje moeilijk, maar het gaat nog.
We keep your promises.. fijntje…
Probably the best beer… geweldig understatement.

Maar… Jezelf, maar beter?

Ik begrijp hem niet. En toen dacht ik… het heeft te maken met Switch… change, verander. Het is toch echt een dikke middenvinger opsteken naar je klanten, of zie ik dat verkeerd? Totnogtoe heeft niemand me overtuigd en blijf ik het knudde vinden. Dus bij deze, als de mensen van Switch, of de copywriter, of de conversation manager het even willen uitleggen aan het groot publiek… Feel free, enlighten me…

Doe het niet voor mij, maar voor al die die beter moeten worden, Just do it!

Hartelijke dank.

Conversatiekramp

Eerder verschenen in het Engels op De conversation Manager

Het begon onschuldig. Iemand die kritiek had over een videostreamer op de site van StuBru. Je moet weten dat wij die site ontwikkeld hebben en het zo’n beetje het paradepaardje van het agentschap is. De man in kwestie vermeldde er in één adem bij dat de BPM niet goed zaten, en eindigde met: ONE #fail.

Wie een beetje vertrouwd is met de twitterati van deze wereld en #fail in één adem met de vermeende naam van zijn bedrijf leest, weet wat dat doet met een mens. Koortsachtig ging ik op zoek naar de ellende die een fail waard was, en in mijn angstdromen natuurlijk epische proporties zou gaan aannemen. Nog voor het einde van de avond zou ONE een trending topic worden van de verkeerde soort, en alle marketing inspanningen van de afgelopen zes maand zouden voor niets blijken.
Ik vond het filmpje, maar kon er niets verkeerd aan ontdekken, niet in het minst omdat het muziekgenre niet echt meer het mijne is (te oud, te grijs, u kent dat).
Dan maar de confrontatie aangegaan, en ondertussen een aantal van onze developpers in de hoogste staat van paraatheid brengend. Ik stuurde een tweetje naar de wraakengel die alles in gang gestoken had; @awaumans (er is ook geen reden om de man niet te vermelden, five minutes of glory, ze zijn er voor iedereen, en eigenlijk heeft hij me een dienst bewezen en hebben we er nadien ook nog kunnen om meesmuilen), met de vraag om iets explicieter te zijn met betrekking tot de fail, en ik kreeg iets later een antwoord waardoor ik me meteen een minus habens voelde,… ik moest immers toch ook horen dat de beats per minute (ja, hij was zo beleefd om het voluit te schrijven, feilloos aanvoelend dat er hier een oude knar in’t spel zat) niet juist zaten.

Nog nooit in mijn leven heb ik verlegen gezeten om een antwoord, en nu deed ik datgene waarvoor ik elke ‘client representative’ door de telefoon sleur en heelhuids opeet. Ik beuzelde iets in de zin van  “We kijken het na”….
“We kijken het na”, het watermerk van de incompetentie, het onvermogen om zinvolle antwoorden te geven aan je klant. Als de dood ben ik er voor. Als je beslagen op het ijs komt voelen mensen dat en zijn ze tevreden met elke inspanning, maar “we kijken het na”, just doesn’t cut it…
Mijn paniek groeide met de minuut, temeer daar onze jongens ook niet meteen een antwoord vonden. Meer nog, ze vonden zelfs geen fout (want dat moet dan weer wel gezegd worden, qua eigenlof, het development team bij ONE houdt niet echt aan kantooruren).

Terwijl ik van mijn kant tijd stond te rekken en mijn organisatie eigenlijk discrediteerde door nietszeggende antwoorden te geven binnen het publieke forum van een twitterstream (analyse post factum) werd er van de andere kant koortsachtig gezocht.
Met één oog op mogelijke retweets en uitbreiding van het ‘schandaal’ en het andere strak op de telefoon gericht, kreeg ik een voorsmaakje van waar communicatie managers bij NMBS, Telenet, en andere Belgacoms waarschijnlijk  dagelijks mee geconfronteerd worden. Niet leuk. In mijn geval : conversatiekramp.

Plots kwam de verlossing, en ook de vloek. De ONE Sloeg niet op ONE Agency maar op het gelijknamige nummer van de Swedish House Maffia. Een mij totaal onbekend, maar blijkbaar hip groepje. De hoon van de developpers werd nu gelinkt aan het hoofdschudden van de alexander waumansen (DJ & parttime geek) van deze wereld… Wij konden er niets aan doen, ik had stennis en amok voor niets gemaakt…
Licht huilend heb ik de bedstee opgezocht, overtuigd van het feit dat ik de digitale generatie ontgroeid was..

En toch, en toch, ik heb het gezien, ik heb gereageerd, ik heb mijn organisatie in werking gekregen, en het misverstand is uit de wereld geholpen. ergens heb ik de lesjes dan toch goed begrepen? Of niet?

Wat mij stoort aan conversaties

Stumble upon, een prachtige “timewaster” tijdens lunchpauzes en dode momenten waarop je niet echt iets wil aanpakken en toch wil doen alsof je bezig bent het internet in al zijn facetten te ontdekken.

Ineens val je op een cartoon. Zie hiernaast. Niet echt grappig, niet echt slecht, hij geeft een soort tongue-in-cheek-moment waar ik wel van hou. Bekijken en verderklikken. Tot mijn aandacht getrokken werd op ’78 reactions’…. 78, op één f#@%* cartoon?
Toch even kijken wat er aan de hand is.

Het begint zachtjes, met wat toevoegingen, grappige opmerkingen zelfs, wat misverstanden, en zelfs goedbedoelde ingrepen van de auteur, die de juiste toon houden, licht, en mild.Hij converseert dus met zijn publiek, om het in vaktermen te zeggen.

En dan barst het los. Econazi’s, compleet humorlozen, azijnpissers, you name it, het voelt de noodzaak om een reactie te geven. Of het nog iets met het onderwerp te maken heeft, doet verder niet ter zake, “we are voicing our opinion and that’s our goddamn right!”.
Voor mij niet gelaten, maar je wordt er zo moe van… Ik heb het zelf ook al een paar keer mogen meemaken, dat ik op bepaalde , licht badinerende stukjes reacties krijg die zo uit de lezersrubriek van het HLN lijken te komen, of dat er ellenlange tirades komen op een facebook status. Het is niet storend, maar het verwondert.

En ik kan het niet helpen, maar als oude grijsaard, merk ik dan mild op, dat we ’t weer eens een beetje aan’t verkloten zijn (pardon my french). De geloofwaardigheid van de direct mail, in de jaren 80, met de terreur van de Vögele receptuur. De telemarketing nadien, vanuit het perspectief van de ‘heilige leadgeneration’. Eerst de gewone consument het leven zuur gemaakt tijdens het avondeten ‘want dan zijn ze zeker thuis’…  nadien overgekalkt naar B to B omgevingen om daar iedereen het leven en het werken te beletten. Natuurlijk komt het nadien weer goed, blijkbaar moeten we eerst toch even door een exces fase gaan, voor de regulering en het begrip er doorkomen, dus eigenlijk moet ik me er niet eens druk om maken…

Nu zijn we bezig met ‘luisteren naar ons publiek’ en het opzetten van ‘meaningful conversations’,… verbluffende inzichten!

Oh, ik kan er niet aan doen, maar ik denk dat lang, heel lang geleden, een wijze man, David Ogilvy, en nog niet eens zo’n slecht communicatiebeest eens gezegd heeft ‘The consumer is not a moron, she’s your wife’.  Dus zo nieuw is het allemaal ook weer niet.

Maar in weerwil van alle goede inzichten, whitepapers, eindeloze retweets en herkauwingen van the same old stuff doen we’t zelfde; we ondergraven de geloofwaardigheid van het medium.

Het zal wel in de lifecycle zitten, en het zal zichzelf wel weer reguleren, maar toch.
Denk aan het #carglasszuigt verhaaltje, of het ‘Dry board-farmville meisje’. Een stupide opmerking, of een geintje wordt eindeloos versterkt en uitvergroot, en dan komen de ‘selfproclaimed’ specialisten aan het woord, die ons komen uitleggen wat er nu wel en niet had moeten gebeuren.

Wat er had moeten gebeuren is gewoon gezond verstand gebruiken en perspectief houden…

De Mensen, Ze … Allez “Men”

‘Men’ heeft gezegd dat ‘ze’ het nochtans goed met mij voorhebben. ‘De mensen’, mijn vrienden. Maar ‘men’ heeft ook zo wel wat bedenkingen, over het al dan niet goed bezig zijn.
Ik zou ‘ze’ graag eens op hun nummer zetten. Ik kan ‘ze’ helaas niet vinden, omdat ze zo ongrijpbaar zijn, zo vluchtig, zo moeilijk te vatten, met hun haastig uitgesproken woordjes en oordelen, al dan niet bijkomend ingekleurd voor extra effect.
Het schijnt dat ‘men’ in mijn vriendenkring wel weet wie ‘ze’ zijn. De mensen kennen ‘ze’.
Kent u dat fenomeen? Het is boeiend en erg vervelend. In de golfclub waar ik bij wijle mijn mondaine tijd  verknoei, heb ik ooit de barman horen zeggen tegen een aantal tooghangers en habitués :  “Heren, we praten niet over leden die er niet zijn’. Ik vond dat toen geweldig mooi.
Maar nu denk ik dat het ook anders kan. Roddelen is inherent aan de menselijke natuur.  Iedereen vindt het wel eens lekker om een straffe uitspraak te doen of iets te verkondigen. Ik pleit er voor dat we daar gewoon de namen bij vermelden. “Max zei me gisteren dat hij vond dat je… ”  Zelfs het beoefenen van journalistiek behoort dan tot de mogelijkheden. Iedereen blogt en publiceert, nu kan iedereen ook aan investigative journalism doen : “Max vindt dat u… hebt u daar een reactie op?
Vergis je niet, het wordt er daarom echt  niet saaier  door.
Natuurlijk ligt er enorm veel kracht in het woordje ‘Men’. Want ‘men’, dat kan een persoon zijn, of ook iedereen die je kent…  Maar dat is dan enkel leuk voor de boodschapper, die kan genieten van onthutsing, verwarring en diepe tristesse. Als we daar echter geïdentificeerde kreetjes van maken wordt het gewoon veel leuker. Aansprekelijker ook. En dus voor verwarring zorgend, en voor ruzie. “Neen, ik heb dat niet gezegd, of toch zo niet…” etc, etc… Misschien kunnen we dat ook nog eens op twitter posten.
Op termijn denk ik dat het een positief effect heeft. Volgens mij is de kans niet onbestaand dat het roddelen in no time de wereld uit is als iedereen er meteen een naam op plakt.
Ik begrijp dat men elkaar wil beschermen tegen lelijke verhalen, maar ik denk dat iedereen er bij gebaat is om van iedereen te weten wat ze over je denken. Het kan alleen maar beter worden.
Willen we dat dan zo doen? … niet meer ‘Men’, maar keiharde namen.
En de zon schijnt!

Dmix juni : Steven Van Belleghem

Steven Van Belleghem,  Conversation Manager.

Je kon de voorbije maanden geen nieuwsbrief openen, geen twitterclient opstarten, of geen vaktijdschrift meer raadplegen: Insites en Steven Van Belleghem waren omnipresent.

Terecht of ten onrechte, dat doet niet ter zake. ik denk dat er in deze context een aantal interessante opmerkingen kunnen gemaakt worden. Ik wil het boek niet bespreken, dat is uitvoerig gebeurd, en wie dat nu nog niet gelezen heeft, verdient het eigenlijk niet om beloond te worden met een korte samenvatting, die het werk zelf oneer aan doet.

Wat is er wel interessant?
De marketingmachine van InSites Consulting werkt feilloos. De lancering van het boek in Art Cube Gent was zonder meer één van de betere marketing events van dit jaar, het was een feest om de neuzen te tellen en te kijken wie er op het appel ontbrak (vrijwel niemand).
De opvolging na het event was ook foutloos. Een snelle opeenvolging van lezingen, versterkt door de interactieve kanalen, tezamen ook met het gigantisch engagement van Steven en zijn mensen, zorgde ervoor dat de buzzfactor nagenoeg continu steeg. 
Vrij snel volgde dan ook nog eens de Nederlandse lancering, en op dit moment werkt men aan de Engelse versie, met aangepaste voorbeelden (ook dat tekent de grondigheid van het bureau, ze nemen geen genoegen met lokale merken voor de Engelse versie, dus is het zoeken naar nieuwe cases en voorbeelden).

De merite van Steven Van Belleghem ligt op twee niveaus, indien niet meer. Lovenswaardig is dat hij de hele dimensie rond conversation als nieuw paradigma heeft weten te vatten en illustreren in een soort van ‘uitvoerbaar’ systeemdenken binnen een bedrijf en voor een merk. Maar daarnaast – en dat is m.i. velen ontgaan – heeft hij ook nog eens de moeite gedaan om de gekende marketing concepten en visies te actualiseren vanuit dat denken.  Als je dan ook nog eens kunt terugvallen op ijzersterke research, dan heb je een mooie krachttoer gerealiseerd.

Het enige wat nu nog moet gebeuren is dat al diegenen die enthousiast met Steven Twitteren ook nog eens de moeite doen om het boek volledig te lezen. Behalve dat stukje over Club Brugge dan, wat overigens enkel aangeeft dat de man toch mens onder de mensen blijft; dat soort vergissingen wordt hem grootmoedig gegund.