SoLoMo

logo_vierkant_med_res

 

Het is niet de bedoeling om hier een marketing column van te maken. Maar heel af en toe mogen we ons wat vrolijk maken over ‘buzzwords’, over nieuwe kortlopende hypes, en kortweg, over het achterwege laten van gezond verstand bij de quasi blinde rat-race om bij te blijven in het digitaal geweld.

Als u nog nooit van ‘SOLOMO’ gehoord hebt, is dat niet erg, maar hou het in het oog! Het is de samentrekking van Social, Local, Mobile. Het is ook het magisch begrip waarmee de kleine en middelgrote bedrijven zullen kunnen delen in het gouden manna van de Sociale Media en de Internet economie. Immers, door al je activiteiten toe te spitsen op je lokale omgeving, er daarbij van uitgaand dat je de sociale media kan gebruiken en dat je dat ook best meteen mobile doet, ligt het goud bij wijze van spreken al voor het grijpen. Handig hè.

Op zich is de stelling niet verkeerd. Op zich is de formulering van dat soort stellingen ook niet nieuw. U hebt allicht wel al gehoord over Think Global, Act local, als klaroenstoot voor grote merken om het te maken in lokale markten. Dat was de voorloper, en als u er wat management boeken op naslaat gaat u er vast nog andere vinden.

Met SOLOMO gaan we dus iets fijner te werk.  En helaas leidt het tot bijwijlen hilarische toestanden, waarbij je je kunt afvragen of het nog ooit wel goedkomt met onze jachtende meute goudzoekers.

Dat het concept kan werken, daar hoef je geen Einstein voor te zijn. Wie er in slaagt om lokale activiteit te verzoenen met een succesvol business model, geënt op sociale media, heeft al een stapje voor. Als je daarenboven ook nog eens inspeelt op het gegeven dat mobile/’always-on’  enorm snel penetreert in de maatschappij, weet zich verzekerd van een plaatsje onder de zon. Helaas, helaas, het blijft soms wat hangen in de implementatie.

Grosso modo zie je drie grote groepen. Enerzijds de enkelingen, entrepreneurs die er in geslaagd zijn om effectief met dat model te werken. Ik denk persoonlijk dat de restaurant app voor mobile phones ‘Aan tafel’, kan uitgroeien in die richting. Dat zijn ook geen initiatieven om je vrolijk over te maken, wel om blij om te zijn. Omdat ze inspelen op een consumentenbehoefte en een oplossing aanreiken, die je erg éénvoudig aanneemt. (niet dat er geen werk meer aan de winkel zou zijn!)

Vermakelijker wordt het in het geval waarbij men krampachtig probeert om één van de andere dimensies te integreren in de marktactiviteiten om toch maar te kunnen poneren dat men erbij hoort, en dat het dus wel zal lukken. Een voorbeeldje? Winkels die QR codes (u kent dat vast) op hun etalage kleven, die de consument dan moet scannen, om terecht te komen op… de website van de winkel.  Jaaaa! Een sterk staaltje van vakmanschap. Want gewoon de url van de website, nou ja, dat heeft wel iets oubollig, mijnheer, wij zijn mee, wij weten hoe je een QR code kunt aanmaken! Kid you not, ik heb het al gezien bij kapperszaken in het Antwerpse en ook op de achterkant van vrachtwagens. Bijzonder handig, om te proberen dat in je scanner van je smartphone te vatten. Dat is dus de verkeerde invulling van SoMo, bovenop de ‘local’.

Het omgekeerde bestaat ook. Een hele industrie die geilt op de nieuwe media en navenante technieken om toch maar te verbergen dat ze fundamenteel nog even ouwbollig bezig zijn als tien jaar geleden. Voorbeeldje graag? Rekrutering,  want dat moet nu ineens ook allemaal mobiel  en social zijn.

Zonder al te technisch willen zijn. Uiteraard is het goed dat jobsites  en rekruteringssites responsive design in zich dragen (een jeukwoord om simpelweg aan te geven dat je ze op elk mogelijk toestel moet kunnen lezen).

Maar om nu te zeggen dat mobile recruitment dé trend van het jaar wordt. Ik dacht het niet. Het veranderen van baan, om welke reden dan ook, is niet iets dat je zomaar eventjes snel doet, in de file, of al wandelend naar de broodjeszaak. Dat maak je mij nooit wijs. Daarvoor is de betrokkenheid, het belang gewoon te groot.

Rekruteerders  die denken dat ze met een ‘solomo’ benadering het gouden ei binnengehaald hebben moeten iets verder kijken, wat minder meelopen met de trends en wat fundamenteler nadenken over hun business. Solomo verdient hier een andere invulling, die veel meer te maken heeft met ‘het nieuwe werken’, met mobiliteitsproblemen en met het inschakelen van andere werkmethodes via sociale media in het proces. Als dusdanig denk ik dat het de HR departmenten moeten zijn die SOLOMO in grote letters boven hun bureau moeten hangen, om dat wars van alle technische snufjes als filosofie mee te dragen in hun benadering van een moderne arbeidsmarkt.

DM Column : Het onnavolgbare volgen

DM COLUMN Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, is dol op Twitter. Maar hij ergert zich toch een beetje aan de ‘followers’ en het fenomeen van ‘terugvolgen’.

Op Twitter heb je ‘followers’ en word je ‘gefollowed’. Het zijn afschuwelijke woorden voor de vrijgevochten intellectuelen die we allen pretenderen te zijn. Ik vind dat ze daar een andere term moeten voor bedenken. Omdat het niet echt klopt. Of toch wel? Ik heb er alleszins mijn bedenkingen bij.

Voor mensen die Twitter niet kennen, heel kort waarover het gaat. De micro-blogdienst laat toe om berichtjes van maximum 140 karakters de wereld in te sturen, over zowat alles waar een mens tegenwoordig een mening over kan, mag en wil hebben. Je maakt een account aan op www.twitter.com en je kan aan de slag. Simpel zat. Alleen moet je natuurlijk wel een publiek opbouwen dat bereid is te luisteren naar je ongein, en daar knelt vaak het schoentje. Het aantal volgers als maat voor de aantrekkelijkheid van uw zieleroerselen. En hoe je zoiets moet aanpakken.

Het zegt u niet nog steeds niet zoveel en dat mag best. Voor sommigen is het echter een substantieel deel van hun leven, en zelfs van hun sociale contacten. Je kan daar vraag- en uitroeptekens bij plaatsen, het is gewoon niet anders. En het is ook niet verkeerd.

Zelf ben ik verslingerd op het medium. Mijn ochtendhumeur, de kwaliteit van mijn stoelgang, de ergernis bij weer een onverklaarbaar kleinhandelsfenomeen, ik kan het er allemaal kwijt. Sterker nog, er wordt op gereageerd. Ik krijg steunbetuigingen door gelijkgestemde neuroten, en word afgezeken door anderen. Het hoort er allemaal bij. Fijne oppervlakkige vrienden zullen we maar denken. Er zitten ook echte goede vrienden tussen, ja zelfs familie. Allemaal geïnteresseerd in mijn rijk innerlijk leven. Geweldig toch?

Op zich is dat natuurlijk een iets te simpel beeld van het gebruik van het medium. Ik gebruik het ook als doorgeefluik voor informatie en nieuws, voor de verspreiding van artikels en blogposts die ik schrijf, en simpelweg omwille van de geestige gevatheid van veel twitterati. Je leert nog eens iets, en je leert nog eens iemand kennen. Want het is al bij al een vrij democratisch medium.

Het is ook een erg eerlijk medium. In die zin dat je meestal gewoon doodgezwegen wordt als je niets interessant te vertellen hebt. Ik vind dat een geruststellende gedachte. Een kwiet die dag in dag uit zijn gram wil halen over groot voetbalonrecht, aangedaan aan FC Locomotief Genoelselderen, is meestal geen lang leven beschoren.

Omgekeerd ook. Vlaanderens bekendste prostituee, Hot Marijke, kan mij tot haar lezers rekenen. Gewoon omdat ze (soms) zinvolle dingen zegt, en soms dingen waar ik het totaal niet mee eens ben, waar ik dan ook meteen in de contramine ga. Je leert op die manier een heel klein beetje de mens achter een fenomeen kennen.

Anderzijds, fijne denkers, politici en hoogleraren die occasioneel een tipje van de sluier oplichten van wat hen privé bezighoudt en daardoor ergens wat toegankelijker worden. Ik kan het wel smaken, zo’n Geert Noels die het eens niet over de Griekse crisis heeft maar over die andere passie van hem, het fietsen.

Grappig ook hoe het allemaal wat verweven blijft. En lokaal. Mensen die we kennen, die we leren kennen. Neem bijvoorbeeld onze noorderburen met hun ‘open’ en brutale mond. Ik zie ze graag verschijnen om na een tijdje aan te geven dat ik het niet echt hoef, hun online scheldpartijen, en grote bek opzetten tegen elkaar. Dat hoeven wij niet, hier in Vlaanderen.  Andere cultuur, mijnheer. En eten uit de muur bovendien. En zo blijft de wereld toch maar lekker een dorp, met occasioneel wat verplaatsingen naar het buitenland, onder de vorm van Engelstalige tweets.

Wie mij beter kent, weet dat ik zo’n stukjes nooit schrijf zonder een opborrelend ergernisje. Nooit erg, nooit vervelend, maar een ergernisje, desalniettemin. De volgers dus, en het fenomeen van terug volgen.

Zoals een goede vriend van mij onlangs formuleerde: “De leerling kiest de leraar”. Dat is ook zo op twitter. En maar best ook. Een keuze gebaseerd op ‘kwaliteit’ van de inhoud. Mensen mogen daarbij zelf bepalen wat ze als kwaliteit zien. Voor de ene is dat humor en spitse taal, voor de andere is dat het herkauwen van white papers. Vrijheid, blijheid, je doet maar.

Maar ram het ons niet door onze strot, of probeer het ons niet op een slinkse wijze te verkopen. Want los van de semantiek, van het ‘volgen’, waar ik als heftig rebellerend mens toch mee worstel, Twitter heeft op dat vlak wel wat nadelen.

Hoe meer en beter je tweet, hoe meer mensen je beginnen te volgen. Die pikken dat op omdat je verhaaltjes verspreid worden, maar ook omdat ze op basis van erg specifieke zoekwoorden op zoek zijn naar mensen met bepaalde interesse.

Als je in een berichtje het woord koffie gebruikt, kun je er vergif op innemen dat je meteen ‘gevolgd’ wordt door een tiental koffieaccounts, die waarschijnlijk ingefluisterd kregen dat ze op deze manier ‘conversaties monitoren en deelnemen aan diezelfde conversaties’. En beleefdheidshalve (iets wat onze mama en papa ons geleerd hebben) wordt je dan geacht terug te volgen, wat betekent dat je hun berichtjes in je twitterstroom ziet opduiken.

Ik wens die verlichte geesten allemaal prettig irritante huidziektes en geweldig korte armpjes. Dat is geen conversatie volgen, dat is kortzichtig en opportunistisch omspringen met de zaken in de hoop op één of ander korte termijn gewin. Quod non. Bij mij toch niet (meer). Het resultaat is immers frustratie, ergernis en ruis. En dat is jammer. Door het ontbreken van echtheid, authenticiteit. En dat werkt dus eerder contraproductief.

Ik raad die mensen dan ook aan om dringend het uitstekende boek van Steven Van Belleghem te lezen, ‘De Conversation Company’, misschien gaan ze het dan wel begrijpen. Het is niet enkel een spelletje van veel mensen bereiken, het is vooral een verhaal van geloofwaardigheid en juistheid.

Wie mij niet gelooft, doe de test met volgend zinnetje en kijk wat voor onheil het je oplevert: “De Nigeriaanse transseksuele hoer bestelde nog een gin tonic terwijl ze cash ontving voor haar laatste blowjob”. Gegarandeerd lachen. En denk er in het vervolg aan, wij zijn geen volgvee!

DM Column : Don’t Push it

DM COLUMN “Is er een verband tussen Zazoo-condooms en een nieuwe televisiezender zoals TNT?”, vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. “Ja dat is er: de reclamemaker is dezelfde en de manier waarop hij zich bedient van het internet om een viraal effect te hebben verschilt ook niet veel.” Waarna een mens zich kan afvragen hoe spontaan of oprecht zo’n ‘viraal effect’ op internet is.

Het is ondertussen al een aantal jaar geleden, maar ik herinner het me nog als gisteren. Guillaume Van der Stighelen komt ons kantoor binnengestapt, destijds bij Duval Guillaume, klapt zijn pc open en toont een spotje, zonder iets te zeggen. 30 seconden later zit iedereen met een grote glimlach te gniffelen. Het spotje haalde vervolgens zilver in Cannes, het grote reclamefestival, en de rest is geschiedenis.

Waarom moet ik daar nu aan denken? Naar aanleiding van de commotie in datzelfde online- en reclamewereldje over het TNT-filmpje, waarvan ik het linkje ook toegevoegd heb. Omdat er zoveel parallellen zijn. Zelfde bureau, zelfde aanpak, zelfde resultaat: talk of the day.

Het condoomspotje was één van die spotjes waarvan de klant eigenlijk ook wel vond dat het geniaal was, maar hij had of noch het budget, of de durf en het gezag om het ding voluit ‘airplay’ te geven. Dus zocht men een manier gezocht om de wereld toch te laten meegenieten. David tegen de rest. Calimero maakt het verschil.

Het filmpje werd met graagte door de creatieve gemeenschap en de vrienden van de vrienden doorgestuurd en geshared, omwille van zijn creatieve en taboedoorbrekende aanpak,  en kreeg in no-time de aandacht die een creatief pareltje verdient. Eerst in België, dan daarbuiten.

Nu, zoveel jaar later, doet datzelfde bureau de stunt nog eens over.  Binnen de week is het filmpje een absolute hit en scoort sterker dan de meeste superbowl spots. Bravo! En toch is dit filmpje anders, en een ietsje minder geloofwaardig.

Wat stoort er mij? Ik ben niet zo sullig te geloven dat er destijds ook niet aan ‘seeding’ gedaan werd, alleen leek me dat minder gestructureerd dan nu. En het Calimero-effect ontbreekt deze keer. Niet dat dat er altijd bij hoort, alleen geeft het te denken over de kunstmatige aard van het ‘virale’ effect.

Ik heb een bijna kinderlijk geloof in sociale media, omdat het zo’n mooi, eerlijk en direct medium is. Een medium dat de kracht van echte ‘word-of-mouth’ in zich draagt, waarbij goede creatieve uitingen, grappige en goede vondsten altijd naar boven komen. Zoals goede blogposts hun weg vinden en slechte doodgezwegen worden. Geloof me, ik kan er over meespreken.

Dat het ‘push-filmpje’ een hit zou worden, dat kon bijna niet anders. Het is leuk gemonteerd, je bent benieuwd naar de afloop en het het is gewoon grappig. Waar ik wantrouwig word, is het moment waarop ik vaststel dat het na minder dan een week al zo’n hoge toppen scheert.

Want TNT, wat is dat eigenlijk? Het is niet de pakjesdienst. TNT is deel van Turner, de groep die ook eigenaar is van CNN, Turner sports, TCM (Turner Classic Movies) en dan noem ik maar de belangrijkste. Geen kleine jongen dus.

En zie, daar prijkt het filmpje trots op de homepage van Turner.com. Iemand met meer verstand dan ik, zal allicht wel kunnen uitvogelen hoeveel hits dat oplevert, vooral ook als de lancering – weze het dan ironisch – aangekondigd wordt als ‘TNT launches with a big bang in Belgium’. Goeie truken van de foor.

Ook op Youtube is het filmpje niet klakkeloos neergepoot, maar door met zorg uitgekozen partners. Niks verkeerd aan. In een recordtempo krijgt het beestje het aantal views waardoor iedereen zich op de borst kan kloppen. Daar gaat het mijns inziens een beetje fout. Kijk eens hoe goed ons creatief werk, kijk eens hoe goed wij het medium begrepen hebben.

Ik vind dat spijtig, om twee redenen. Ten eerste omdat het de authenticiteit van ‘word-of-mouth ondergraaft. Je kunt in principe niet voorspellen wanneer je een ‘viral’ verhaal gaat maken. Het ontstaat. Door appreciatie. Door erkenning van originaliteit, van kwaliteit. De cynische medemens zegt nu, terecht, dat ik een dromer ben. Dat is dan maar zo.

Daarnaast vraag ik me ook af wie dat filmpje nu wel gezien heeft. Het is bedoeld voor televisiekijkend België. Toch? Meer dan 20 miljoen hits. Hoeveel komen er uit Belgie, en hoeveel uit de buitenlanden?

Nogmaals, niks van wat ik zeg is maatgevend voor het creatief brein en voor het planningsgenie, want wellicht ligt daar het echte snufje genialiteit; ‘de metacommunicatie’ over ‘most viewed’ samen met een terugkoppeling naar die thuismarkt. Ik voel me echter een beetje bekocht, ja, zelfs gemanipuleerd, en daar houd ik niet van.

#justsaying

Geboeid Gedacht (column Dmix december)

geboeid

Ik hou van de spurt. De korte intense inspanning, waarbij niet nagedacht wordt over wedstrijdtactiek, maar waarbij voluit gegaan wordt voor het resultaat.
Ik hou van cursiefjes. Het woord is wat in onbruik geraakt, tegenwoordig heet het column. Ik bedoel er de korte stukjes mee, rond een observatie, met de bedoeling te amuseren, tot denken aan te zetten of een glimlach te ontlokken aan je publiek.
Ik hou dus eigenlijk wel van het opgelegd formaat, van de beperking door vorm, tijd, en mogelijkheden. Dat maakt het spannend. Dat geeft beperkingen aan je creativiteit, en tegelijk is het er een onmiskenbaar onderdeel van. Wie het niet kan in de opgelegde vorm is een prutser. Is dat zo? Alsof er niets mis kan gaan als je in de vrije vorm zit.

Tegelijkertijd haat ik het. De stress van de deadline, de beperking van het aantal karakters als je net lekker op dreef bent. Het thema, waar je net toevallig , net nu echt geen zin in hebt.
Zoals ook nu weer. Ik schrijf dolgraag stukjes, over de meest diverse onderwerpen. En iedere keer weer als ik voor Dmix een stuk schrijf gaat het mis. Ik stel uit, schuif het weg, hoop op inspiratie, bedenk flarden zin als ik in de douche sta. Tijdens de wandelingen met mijn honden springen cadensen en gedachtes door de geest, zonder coherentie, niet eens met betrekking op het onderwerp, maar gewoon mooie fragmenten die ik wil gebruiken. Nooit logisch, nooit echt direct bruikbaar. Tot een dag voor mijn deadline gaat dat zo door..

En dan begint de marteling echt. Het opgelegde thema, dat is echt de verschrikking. Net op dat moment zal je zien dat er niets uit de pen komt. Het zoeken naar de eerste zin, het gebruiken van alle goedkope truken om er toch maar onderuit te komen. Schrappen, deleten, twijfelen, drank. Het hoort er allemaal bij.

Het is nochtans simpel. De eerste zin. Als die goed zit, dan ben je vertrokken. Bij mij werkt het toch zo. De eerste zin pakt het beeld, geeft de gedachte weer en daarna valt alles op zijn plooi. Of zou dat sneltreinschrijven, wat op dat moment gebeurt, precies het gevolg zijn van het getob, en maak ik mezelf iets wijs? Alles valt op zijn plaats, alle gedachten rollen netjes geordend uit de toetsen en het stuk staat er. Een beetje nalezen hier en daar, wat mooie,oude woorden toevoegen, en de schrijfkramp is weer achter de rug. De verwondering ook, over waarom dat nu zo moeilijk was. 
En de goesting naar het volgende stuk groeit. 
Ah, wat hou ik van het opgelegd formaat, zeker als ik de spurt gewonnen heb.

Dmix Juni : Jan Van Aken, de teloorgang van de diepgang

Over echte mensen en het gebrek daaraan

Jan Van Aken is ouder geworden, grimmiger ook. CEO zijn van een internationale communicatiegroep gaat je niet in de koude kleren zitten. Vandaag runt hij het jonge Diogenes. Hij is opnieuw CEO maar deze keer van zijn eigen onderneming. Terwijl ik hem zie binnenwandelen in het Mechelse café waar we afgesproken hebben, besef ik dat dit een erg gekleurd verhaal zal worden. En dat mag.
Van Aken is de man die mij – en zoveel anderen – het vak binnenloodste, die mij draaien om de oren heeft gegeven wanneer dat nodig was, maar die ook altijd klaarstond om te adviseren en te duiden. Dat is Jan Van Aken: een man die iedereen spelenderwijs deed beseffen waar het allemaal over ging, die zich nooit helemaal heeft kunnen neerleggen bij de snelle en oppervlakkige verhaaltjes, de niet-gefundeerde theorieën en het gebeuzel. Ontiegelijk veel talent ontbolsteren met zachte, menselijke hand, een people’s man die mee het succes gemaakt heeft van ‘zijn’ Ogilvy en als ‘beloning’ steeds minder met mensen maar meer met cijfers te maken kreeg, ook dat is Jan Van Aken.

De vijftigjarige socioloog – omringd door vrouwen, één echtgenote en twee vrank en vrij in het leven staande dochters, en een voluntaristische hond – pendelde jaren vanuit het landelijke Hingene naar Brussel. Hij was letterlijk de stroom frisse wind in de toen nog vaak Franstalige, licht gebourgeoiseerde advertisingkringen: werken, praten, coachen. Zijn inspanningen leidden opmerkelijk vaak tot resultaten. Visies die gestoeld zijn op ervaring, op onderbouw, op methode ook. ‘Metier’ pleegt men dat te noemen.

Jan Van Aken startte zijn carrière, zoals veel afgestudeerde pol & soccers – in een slechtbetaald pro-Deostatuut bij het Commisariaat-Generaal voor Toerisme. Wat Jan Van Aken uit die periode bijblijft, is de noodzaak om plannen, nadat ze ontstaan zijn, ook te concretiseren, om mensen het vertrouwen te geven dat ze verdienen en vooral om plezier te hebben in het werk. Van Aken vertelt enkele smeuïge anekdotes over de enige bedrijfswagen die de Dienst voor Toerisme rijk was, een Opel Granada, en wat daar allemaal mee uitgevreten werd. Warme herinneringen ook aan een diensthoofd dat oprecht vertrouwen gaf en mensen met zijn enthousiasme aan het werk kreeg.

Na die start, die ook als vervangende legerdienst dienstdeed, volgde een overstap naar Ketels. Het toenmalige list-brokingbedrijf gold als een begrip in de Benelux, en menig DM-marketeer die nu zijn thuis vindt in de kantoren van WDM, leerde daar het klappen van de zweep. Zijn echte stek bleek Jan Van Aken gevonden te hebben toen hij bij Ogilvy onder de hoede van Philip Greenfield kwam, en erg nauw betrokken werd bij de uitbouw van MDM, het latere Dataconsult. Dat zou later samensmelten met Ogilvy Direct en OgilvyOne worden, de succesrijke poot uit de groep.

De carrières van Jan Van Aken en Philip Greenfield verliepen parallel, waren verbazingwekkend harmonieus en een schoolvoorbeeld van hoe het kan en moet, in een Belgische context. Ze versterkten elkaar en vulden elkaar aan. Philip Greenfield, kamervullend qua présence, Jan Van Aken dan weer kamervullend qua kennis en methodologie. Extravert versus introvert, een bourgeois tegenover een bourgondiër. Ze kregen het zelfs voor elkaar dat Ogilvy in de jaren 1990 de sterkste communicatiegroep van het land werd, met daadwerkelijke implementaties van het zo geroemde maar weinig uitgevoerde 360 gradenconcept. Binnen de groep heeft Jan Van Aken er ook nog eens voor gezorgd dat OgilvyOne de sterkmaker en geldmachine werd.

In 2001 stapte Jan Van Aken over naar The Reference, te verklaren vanuit een nieuwsgierigheid voor wat er kwam aanstormen, maar ook vanuit een verlangen naar kleinschaligheid, echtheid ook. Ook de managementwissels binnen het eigen bedrijf speelden mee. Het avontuur bleek, om uiteenlopende redenen, van korte duur. Maar de ervaring was daarom niet minder boeiend.

Ogilvy, dat mooie eerste lief, sloot hem opnieuw in de armen en hij kwam aan het hoofd te staan van de groep. Met een rechtlijnigheid die hem eigenlijk al zijn hele leven kenmerkt, vertelt hij dit stuk van zijn verhaal: een kroniek van een aangekondigde dood.
Lessons to learn for agencies of the future. Jan Van Aken werd ‘manager’, maar niet zoals vroeger toen het over inhoudelijke trajecten ging. Nu is het ‘serieus’ managen, rapporteren dus. Inhoud maakt plaats voor administratie. Het managen van mensen, het leiden naar enthousiaste teams en goed werk blijken ineens bijna bijzaak. Voor een ‘mensenmens’ zorgt het contact verliezen met je ‘basisgrondstof’ voor een spanningsveld.
Dit jaar zette Jan Van Aken een stap terug om zich te ontwikkelen tot een zelfstandige consultant, die de goesting in zijn metier heeft teruggevonden. Hij verkoopt zijn visie aan CEO’s die met gelijkaardige problemen worstelen.

Gedurende het interview verheft Van Aken zijn stem niet één keer, en steeds weer ontwaar ik monkelend glimlachende lichtjes in zijn ogen, maar ook wat tristesse over de teloorgang van de diepgang. Bij het afsluiten omhelst hij me, zoals vroeger, bijna broederlijk. Met een droog ‘Ik zie het dan wel’ nemen we afscheid. Een schone mens.

Dmix juni : Steven Van Belleghem

Steven Van Belleghem,  Conversation Manager.

Je kon de voorbije maanden geen nieuwsbrief openen, geen twitterclient opstarten, of geen vaktijdschrift meer raadplegen: Insites en Steven Van Belleghem waren omnipresent.

Terecht of ten onrechte, dat doet niet ter zake. ik denk dat er in deze context een aantal interessante opmerkingen kunnen gemaakt worden. Ik wil het boek niet bespreken, dat is uitvoerig gebeurd, en wie dat nu nog niet gelezen heeft, verdient het eigenlijk niet om beloond te worden met een korte samenvatting, die het werk zelf oneer aan doet.

Wat is er wel interessant?
De marketingmachine van InSites Consulting werkt feilloos. De lancering van het boek in Art Cube Gent was zonder meer één van de betere marketing events van dit jaar, het was een feest om de neuzen te tellen en te kijken wie er op het appel ontbrak (vrijwel niemand).
De opvolging na het event was ook foutloos. Een snelle opeenvolging van lezingen, versterkt door de interactieve kanalen, tezamen ook met het gigantisch engagement van Steven en zijn mensen, zorgde ervoor dat de buzzfactor nagenoeg continu steeg. 
Vrij snel volgde dan ook nog eens de Nederlandse lancering, en op dit moment werkt men aan de Engelse versie, met aangepaste voorbeelden (ook dat tekent de grondigheid van het bureau, ze nemen geen genoegen met lokale merken voor de Engelse versie, dus is het zoeken naar nieuwe cases en voorbeelden).

De merite van Steven Van Belleghem ligt op twee niveaus, indien niet meer. Lovenswaardig is dat hij de hele dimensie rond conversation als nieuw paradigma heeft weten te vatten en illustreren in een soort van ‘uitvoerbaar’ systeemdenken binnen een bedrijf en voor een merk. Maar daarnaast – en dat is m.i. velen ontgaan – heeft hij ook nog eens de moeite gedaan om de gekende marketing concepten en visies te actualiseren vanuit dat denken.  Als je dan ook nog eens kunt terugvallen op ijzersterke research, dan heb je een mooie krachttoer gerealiseerd.

Het enige wat nu nog moet gebeuren is dat al diegenen die enthousiast met Steven Twitteren ook nog eens de moeite doen om het boek volledig te lezen. Behalve dat stukje over Club Brugge dan, wat overigens enkel aangeeft dat de man toch mens onder de mensen blijft; dat soort vergissingen wordt hem grootmoedig gegund.

Marc Michils, portret

Neen, hij is niet dood, of zo.  Voor DMix, het vakblad van de BDMA schrijf ik regelmatig , en er is geen reden om die niet ook hier even te publiceren. Vandaar dus…

Exemplaren van Dmix kunnen overigens altijd aangevraagd worden via BDMA.

Mark Michils, of het leven in cirkels.

Mark Michils. Zou er één marketeer zijn in België die hem niet kent?  Een man van vele facetten en gezichten, actief op vele fronten.  Met de vlotheid, jongensachtigheid en toegankelijkheid ook, gekoppeld aan een drang naar perfectie. Garantie voor succes? Onzeker. Garantie voor een rijk leven? alleszins.

Het verbaast mij telkens weer dat ik bij dit soort interviews altijd opnieuw op een ‘jeugd’element stoot dat bepalend is voor de uiteindelijke ontwikkeling van een carrière. Dat was zo bij Jan Vierstraete, bij Rosette Van Rossem,  bij Jan Van Aken. Zo ook bij Mark Michils. Meer dan hij soms wil toegeven waart de vroege dood van zijn vader, toen Mark 6 was, door de carrière van de man. 
Het heeft wellicht te maken met verantwoordelijkheidszin, maar ook met zorgzaamheid, en het is niet de plek om een diep psychologisch portret van hem te maken, maar het is mooi om zien dat hij recent het ouderlijk huis gekocht heeft aan zee. Niets gaat verloren, alles komt terug. De cirkel is quasi rond. 
Cirkels blijken hun belang te hebben in de visie die Mark neerlegt over zijn carrière, zijn leven, zijn gezin, zijn extra curriculaire activiteiten. Elke cirkel is een nieuwe wereld, in elk ervan krijg je de mogelijkheid om je verantwoordelijkheden op te nemen en te excelleren en dat moet je dan ook doen.
Vandaar dat hij – naar eigen zeggen buiten zijn wil om – zo dikwijls de primus, de voorzitter van verengingen en organisaties wordt. Als je iets doet, moet je’t goed doen. Mocht ik niet beter weten, ik zou denken met een West Vlaming van doen te hebben. Maar ‘t is een Brusselaar, pur sang.
Wel al heel snel verkast naar Veurne, naar eigen zeggen was dat ook de eerste vreemde taal die hij machtig was, het West Vlaams. Hij deelde de humaniora met Jan Loonens en Jean Marie De Decker, maar of daar ook de basis ligt van zijn politiek engagement, valt zeer te betwijfelen. Ook ‘Moeder Rolmops’ de studentenclub die hij mee hielp oprichten voor West Vlamingen in de verre studentenstad, kan veeleer als symptomatisch worden beschouwd: er moet een organisatie zijn, er moeten belangen verdedigd en geuit worden.

Mark studeert SLM in Gent, en ondanks het feit dat hij volgens de familie ‘Toch niet zo slecht studeerde’ koos hij h voor een carrière in de reclame. Nog een discipel van Theo Van Rooy (Koncept, Mechelen), mag hij na  4 jaar aan de slag bij het toenmalige VVL, waar hij de kneepjes van het vak leert, en zijn echte mentor Van Hees beter leert kennen,  en zich ontpopt tot een betrouwbare luitenant met de ambities van een generaal. Ambities die hij overigens zal waarmaken in 1991.

Het sleutelpunt in de carrière van Michils is ongetwijfeld de oprichting van Quattro in dat jaar, samen met Walter Dermul, Jan Vandenberghe en Jan Cordemans . 
Quattro is het verhaal van vrienden, het verhaal van continuïteit ook, en de kristallisatie van de visie die hij heeft op zakendoen. No ‘hidden agenda’s’, drive, passie en ambitie. Daar kom je het verst mee.

De vier quattrozen zetten eigenlijk de eerste golf van succesvolle lokale bureau’s in gang, in navolging van GV-brindfors het bureau van Gerard Govaerts en Bruno Van Spauwen. We weten allemaal hoe het nadien verder ging, met  Famous, Mortier en DG (overigens wellicht niet toevallig geleid door één van de eerste aanwervingen van Mark bij Quattro, Klaus Lommatsch)

Mark Michils interviewen is eigenlijk een feest, maar tegelijk beangstigend. De ogenschijnlijk vlotte causeur heeft een pak notities onder de hand en leidt het interview routineus in de door hem bepaalde richting. Ik vind dat op zich niet erg, maar het zegt veel over de mate van controle die als een soort tweede natuur aanwezig is. In eender welke toneelverenging is deze man niet de hoofdrolspeler, maar wel de regisseur.

Dat komt ook tot uiting in de verhalen over de omvorming van Quattro naar Saatchi, waar hij een ‘reversed take over’ inzette vanuit hun toenmalige positie binnen de DB&B groep.
Met passie legt hij uit hoe je zoiets succesvol doet verlopen. De eigen mensen geruststellen, beslissingen zonder uitstel maken en uitvoeren, en zorgen dat er duidelijkheid is.
Passie, duidelijkheid en autoriteit. Het blijven sleutelbegrippen in het verhaal.
Factoren ook die ervoor zorgen dat hij meestal ook wel zijn zin krijgt. Zowel zakelijk als in het verenigingsleven. Dat dat ertoe geleid heeft dat hij zelf het gevoel heeft dat 100% van zijn tijd opgaat aan zijn job, en daarnaast nog eens 50% aan andere activiteiten neemt hij er graag bij.
Kiesheid gebiedt ons om te zeggen dat we niet verder gepolst hebben naar hoe dat nu in de privé sfeer ging. Dat werd vakkundig afgeblokt met ‘Ik heb een erg intelligente vrouw’ en twee priemende ogen.

Het gesprek kabbelt op een bepaald moment verder en krijgt een meer filosofische wending, als we uitkomen bij zijn visie op management en vriendschap, vooral eigenlijk binnen de context van Quattro/Saatchi.

Elk van de oorspronkelijke oprichters werkt succesvol verder, vanuit zijn sterkte, vanuit zijn opgebouwd verhaal. Jan VDB doet dat in China voor Boondoggle, vanuit zijn passie voor interactieve media. Jan C doet dat binnen het bureau vanuit zijn creatieve insteek. Walter ontpopt zich als een uitstekend merkstrateeg vanuit de luwte die hij zich wenste toe te eigenene, de hectiek van het bureauleven werd er teveel aan. En Mark blijft de coach, die nu vaderlijk toekijkt hoe zijn jonge honden het vak met plezier aan’t leren zijn. En dan hebben we het over het huidige managementteam van Saatchi. Met bezorgdheid, trots en ervaring kijkt hij toe , en stuurt bij waar nodig, maar de laatste tijd meer en meer ‘wanneer erom gevraagd wordt’, en het is goed zo.

Bij het afsluiten lijkt het alsof hij even loslaat, er wordt wat gepraat over de fijne geneugten van het leven, over lange lunches in de Osteria, over vriendschap ook, en het belang om mensen duidelijkheid te geven, zowel in de appreciatie als in de ‘aandachtspunten.

Hij mijmert wat verder en sluit af met de prachtige zin ‘Je laat het toeval toe’. Ik ga er van uit dat dat niet geregisseerd was.

Ik spreek Vrouws

Ik spreek vrouws

Vrouwen weten van aanpakken. Ze zijn georganiseerd op het efficiënt uitvoeren van taken. Ik heb het hier niet over slap gelul zoals multitasking. Neen, ik heb het over “getting things done “. Op tijd, en zoals verwacht. Het is verbazingwekkend.
Ooit vroeg ik  een vrouwelijke collega om even iets voor me te doen, en ik kreeg een staalharde “neen”. Of liever, ik kreeg een poeslieve glimlach en de melding dat ze dat niet ingepland kreeg wegens volledig georganiseerd voor de komende vier weken met haar eigen werk en prioriteiten. Het was nog waar ook, elke taak stond minutieus in de agenda.  Er waren ook geindexeerde to do lijstjes, met prioriteiten en kleurtjes.

Daarmee vergeleken is mijn agenda een studie in Japanse esthetiek en soberheid, hier en daar een naam, een telefoonnummer, een verdwaalde notitie, een goedbedoelde intentie om minutieus te acteren waarover mijn leven gaat.  Waar ik een druk leven leid, hebben zij het druk. Waar ik bezig ben, doen zij dingen. Waar ik puffend een deadline haal, of net niet, warmen zij zich al op voor de volgende taak.
Aan de universiteit was dat al zo, ik zat panisch en koortsachtig de hele cursus door te vlooien op een halve dag van het examen en mijn vriendin ging even fietsen, want ze was klaar. Hoe kun je ooit klaar zijn?  Ze haalde bovendien vlotjes onderscheidingen.

Ja, ik bewonder ze. Daarvoor. En voor de lichtvoetige elegantie en de pasklare oplossingen op onoverkomelijke mannelijke problemen.  Maar niet altijd. En al helemaal niet als ze spreken. Echt waar niet! Ik begrijp ze niet. Het gaat niet over de woordjes, het gaat niet over de complexiteit van hun zinswendingen, het gaat over effect van communicatie, over zin en onzin van de verstrekte informatie, over het vullen van ether met, met, ja met wat? mededelingen waar ik verder niets mee kan. En het ergst van al, ik weet niet eens hoe ik er moet op reageren?

U kent dat ook. Na een dag werk, krijg je de gevreesde vraag, waar bij mijn weten geen enkele man al juist op heeft geantwoord; “Hoe was je dag, schat?” Het antwoord is bij mij onveranderlijk “Goed”, of “Saai”, of “t was ok”.
Er is bij mijn weten geen enkele man, of hij moet van bloemschikken houden, die daar al ooit meer op geantwoord heeft.
En dan krijgen we verhalen. Verhalen over die ene die wat zei, tegen die andere, en toen zei zij weer, waarop ik zei, “ik zeg nog, zeg ik tegen hem. Waarop hij tegen mij zegt, dat het toch wel ongelofelijk is “

Dames, dat is te moeilijk, dat is herbeleven van conversaties, van heelder momenten uit jullie persoonlijke biotoop, en wij – de mannen – kunnen daar niets mee. Dacht ik.
Een goede vriendin heeft me namelijk uitgelegd hoe je daar mee om moet gaan. Je moet luisteren als een zusje. Zo simpel is het. En het is inderdaad zo simpel. Het gaat er namelijk niet om dat we iets toevoegen, het gaat er gewoon om dat we het verhaal zijn beloop laten, op een actieve participerende wijze. Het instrumentarium dat je daartoe dient te gebruiken zou je kunnen omschrijven als ondersteunend geknor, maar het is belangrijk dat je betrokkenheid toont, dus niet zomaar instemmend meegrommen.
Ik denk spontaan aan woordjes  als  “Maar, enfin?!”, “Meen je dat nu echt?”, “Goh, en wat zei jij toen?” en dies meer. U merkt het, de vraagvorm is essentieel, en helpt bij het verder formuleren van de stellingen, ideeën en theorema’s. In de geneeskunde noemt men dat de client centered therapie van rogers, maar ik zou nooit zover durven te gaan om te beweren dat vrouwen nu als patienten moeten beschouwd worden. Ik kan alleen maar zeggen dat het werkt.  Sinds ik het doe, gaat de kwaliteit van mijn relatie er met sprongen op vooruit, en kan ik met recht en rede zeggen dat ik vrouws spreek. Men zegge het voort!

(column ook verschenen in DMix, het vakblad voor marketeers met een open vizier)

Zeep…

Zeep 2.0?

Het blijft mij ontroeren. Ik wou net mijn handen wassen toen mijn aandacht getrokken werd op de zeepdispenser. Er hing een etiketje aan, om aan te geven van wie de flacon was. Het labeltje was zo schattig. Klever dezes had er alles aan gedaan om er voor te zorgen dat het etiketje niet opging in het algeheel design. Het moest opvallen! Deze zeep was van PKF, en kon niet zomaar door iedereen gebruikt worden. Zou het dat zijn? Wat bezielt iemand om in een bedrijfstoilet de zeep te willen personaliseren? Soap 2.0?

Mijn hoofd begint dan te tollen, fantasie slaat toe. Ik zie de man, de initiatiefnemer, bijna letterlijk voor me zitten, aan een mooi geordend bureau, met bakjes,… voor in en out. De lade met de potloden, allemaal mooi gescherpt, misschien zelfs op aflopende grootte. Een labeltje op de perforator, de nietjesmachine en wellicht ook de schaar. Vier magic markers, van elke kleur één, en alle vier doen ze het. Met een beetje geluk ligt er ook een gommetje, en om helemaal nostalgisch te worden, verstevigingsringetjes…

Het is een Erik. Erik is een nette mens. Thuis, bij hem in de garage, zie je de steeksleutels ook netjes ophangen, hij heeft er een lijntje rond getrokken, om zeker te zijn dat ze er altijd allemaal hangen, en dat je meteen ook ziet als er iets ontbreekt. Ik twijfel, als er eens echt eentje weg is, koopt hij dan meteen een nieuwe set, of doet ie het toch met eentje, ook al blinkt die dan misschien net iets meer? Drama’s, dilemma’s. Erik heeft ook een stofzuiger voor zijn gazon, en een hogedrukspuit. Altijd paraat

Maar terug naar het kantoor. Het toilet meerbepaald. Er stond al een zeep dispensertje, maar dat was kennelijk niet goed genoeg. We zullen het nooit weten. Is de geur niet lekker, is de schuimfactor onvoldoende? Dus heeft hij wellicht en flesje van thuis meegebracht, wellicht zelfs een onkosten nota binnengebracht? Neen zo is Erik niet, hij doet het voor het goede van de zaak.

Maar aangezien het toilet door meerdere bedrijven gebruikt wordt, moeten er toch wel voorzorgsmaatregelen getroffen worden. Stel je voor dat anderen schaamteloos van de (veel lekkerder geurende) zeep zouden profiteren. Neen dat kan niet, daar moeten we iets aan doen. Ownership moet geclaimd worden,

Een labeltje dus. En binnenkort ook een spreadsheet, om het geschat verbruik te registreren. Ik zie de communicatiegolf volledig escaleren.

Binnenkort zet Erik elke ochtend streepjes op het flacon, om het dagverbruik te meten. En dan volgt er wellicht een labeltje met een uitroepteken “PKF!” Omdat een uitroepteken zo lekker roept! “Het is van ons, blijf er af!”. En nog later krijgen we van die formele berichten.

“Beste bezoeker, uiteraard stellen wij het op prijs dat u uw handen wast bij het verlaten van de toiletten, maar gelieve daarvoor de algemene zeep te gebruiken.” Hier wordt dan kundig gebruik gemaakt van powerpoint fonts, word art en plastic mapjes van Esselte.

En voor je ’t weet krijg je de reactie van de anderen. Stekelige kleine pesterijen. Opmerkingen die ruwweg in balpen gekribbeld worden,  namen die doorstreept worden, god beware ons, misschien wel schunnige opmerkingen…

Fysieke agressie ook, waarbij de mensen van andere bedrijven telkens stiekem op de dispenser duwen, een zielig kwakje achterlatend op het aanrecht. Erik ziet het gebeuren, begrijpt niet wat hij ontketent heft en sterft een stille dood.

De sfeer in het bedrijf geraakt onder nul, de werknemers van PKF worden een beetje uitgelachen,

Communicatie, het blijft een gevaarlijk iets in handen van onbevoegden…

(blog die ook opgenomen werd in het nieuwe iAct nummer, het vakblad van de BDMA)
(http://www.ccmonline.nl/iAct/Home.aspx)