DM COLUMN Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, is dol op Twitter. Maar hij ergert zich toch een beetje aan de ‘followers’ en het fenomeen van ‘terugvolgen’.
Op Twitter heb je ‘followers’ en word je ‘gefollowed’. Het zijn afschuwelijke woorden voor de vrijgevochten intellectuelen die we allen pretenderen te zijn. Ik vind dat ze daar een andere term moeten voor bedenken. Omdat het niet echt klopt. Of toch wel? Ik heb er alleszins mijn bedenkingen bij.
Voor mensen die Twitter niet kennen, heel kort waarover het gaat. De micro-blogdienst laat toe om berichtjes van maximum 140 karakters de wereld in te sturen, over zowat alles waar een mens tegenwoordig een mening over kan, mag en wil hebben. Je maakt een account aan op www.twitter.com en je kan aan de slag. Simpel zat. Alleen moet je natuurlijk wel een publiek opbouwen dat bereid is te luisteren naar je ongein, en daar knelt vaak het schoentje. Het aantal volgers als maat voor de aantrekkelijkheid van uw zieleroerselen. En hoe je zoiets moet aanpakken.
Het zegt u niet nog steeds niet zoveel en dat mag best. Voor sommigen is het echter een substantieel deel van hun leven, en zelfs van hun sociale contacten. Je kan daar vraag- en uitroeptekens bij plaatsen, het is gewoon niet anders. En het is ook niet verkeerd.
Zelf ben ik verslingerd op het medium. Mijn ochtendhumeur, de kwaliteit van mijn stoelgang, de ergernis bij weer een onverklaarbaar kleinhandelsfenomeen, ik kan het er allemaal kwijt. Sterker nog, er wordt op gereageerd. Ik krijg steunbetuigingen door gelijkgestemde neuroten, en word afgezeken door anderen. Het hoort er allemaal bij. Fijne oppervlakkige vrienden zullen we maar denken. Er zitten ook echte goede vrienden tussen, ja zelfs familie. Allemaal geïnteresseerd in mijn rijk innerlijk leven. Geweldig toch?
Op zich is dat natuurlijk een iets te simpel beeld van het gebruik van het medium. Ik gebruik het ook als doorgeefluik voor informatie en nieuws, voor de verspreiding van artikels en blogposts die ik schrijf, en simpelweg omwille van de geestige gevatheid van veel twitterati. Je leert nog eens iets, en je leert nog eens iemand kennen. Want het is al bij al een vrij democratisch medium.
Het is ook een erg eerlijk medium. In die zin dat je meestal gewoon doodgezwegen wordt als je niets interessant te vertellen hebt. Ik vind dat een geruststellende gedachte. Een kwiet die dag in dag uit zijn gram wil halen over groot voetbalonrecht, aangedaan aan FC Locomotief Genoelselderen, is meestal geen lang leven beschoren.
Omgekeerd ook. Vlaanderens bekendste prostituee, Hot Marijke, kan mij tot haar lezers rekenen. Gewoon omdat ze (soms) zinvolle dingen zegt, en soms dingen waar ik het totaal niet mee eens ben, waar ik dan ook meteen in de contramine ga. Je leert op die manier een heel klein beetje de mens achter een fenomeen kennen.
Anderzijds, fijne denkers, politici en hoogleraren die occasioneel een tipje van de sluier oplichten van wat hen privé bezighoudt en daardoor ergens wat toegankelijker worden. Ik kan het wel smaken, zo’n Geert Noels die het eens niet over de Griekse crisis heeft maar over die andere passie van hem, het fietsen.
Grappig ook hoe het allemaal wat verweven blijft. En lokaal. Mensen die we kennen, die we leren kennen. Neem bijvoorbeeld onze noorderburen met hun ‘open’ en brutale mond. Ik zie ze graag verschijnen om na een tijdje aan te geven dat ik het niet echt hoef, hun online scheldpartijen, en grote bek opzetten tegen elkaar. Dat hoeven wij niet, hier in Vlaanderen. Andere cultuur, mijnheer. En eten uit de muur bovendien. En zo blijft de wereld toch maar lekker een dorp, met occasioneel wat verplaatsingen naar het buitenland, onder de vorm van Engelstalige tweets.
Wie mij beter kent, weet dat ik zo’n stukjes nooit schrijf zonder een opborrelend ergernisje. Nooit erg, nooit vervelend, maar een ergernisje, desalniettemin. De volgers dus, en het fenomeen van terug volgen.
Zoals een goede vriend van mij onlangs formuleerde: “De leerling kiest de leraar”. Dat is ook zo op twitter. En maar best ook. Een keuze gebaseerd op ‘kwaliteit’ van de inhoud. Mensen mogen daarbij zelf bepalen wat ze als kwaliteit zien. Voor de ene is dat humor en spitse taal, voor de andere is dat het herkauwen van white papers. Vrijheid, blijheid, je doet maar.
Maar ram het ons niet door onze strot, of probeer het ons niet op een slinkse wijze te verkopen. Want los van de semantiek, van het ‘volgen’, waar ik als heftig rebellerend mens toch mee worstel, Twitter heeft op dat vlak wel wat nadelen.
Hoe meer en beter je tweet, hoe meer mensen je beginnen te volgen. Die pikken dat op omdat je verhaaltjes verspreid worden, maar ook omdat ze op basis van erg specifieke zoekwoorden op zoek zijn naar mensen met bepaalde interesse.
Als je in een berichtje het woord koffie gebruikt, kun je er vergif op innemen dat je meteen ‘gevolgd’ wordt door een tiental koffieaccounts, die waarschijnlijk ingefluisterd kregen dat ze op deze manier ‘conversaties monitoren en deelnemen aan diezelfde conversaties’. En beleefdheidshalve (iets wat onze mama en papa ons geleerd hebben) wordt je dan geacht terug te volgen, wat betekent dat je hun berichtjes in je twitterstroom ziet opduiken.
Ik wens die verlichte geesten allemaal prettig irritante huidziektes en geweldig korte armpjes. Dat is geen conversatie volgen, dat is kortzichtig en opportunistisch omspringen met de zaken in de hoop op één of ander korte termijn gewin. Quod non. Bij mij toch niet (meer). Het resultaat is immers frustratie, ergernis en ruis. En dat is jammer. Door het ontbreken van echtheid, authenticiteit. En dat werkt dus eerder contraproductief.
Ik raad die mensen dan ook aan om dringend het uitstekende boek van Steven Van Belleghem te lezen, ‘De Conversation Company’, misschien gaan ze het dan wel begrijpen. Het is niet enkel een spelletje van veel mensen bereiken, het is vooral een verhaal van geloofwaardigheid en juistheid.
Wie mij niet gelooft, doe de test met volgend zinnetje en kijk wat voor onheil het je oplevert: “De Nigeriaanse transseksuele hoer bestelde nog een gin tonic terwijl ze cash ontving voor haar laatste blowjob”. Gegarandeerd lachen. En denk er in het vervolg aan, wij zijn geen volgvee!