Ik zat tegenover hen, wat te schrijven en te prullen. Ze zaten naast elkaar. In’t café. Een beetje zorgelijk. Mooi opgekleed, ’t was tenslotte jaarmarkt, en iedereen liep rond in het dorp, dus ze konden niet achterblijven, ze moesten laten zien dat ze nog meekonden, dat ze er waren.
Ze zeiden niet zo heel veel, maar dat stoorde ze kennelijk niet. Ik vermoed dat er in elke relatie wel een moment komt dat je niet meer zoveel hoeft te zeggen, dat alles al wat gezegd is. Ze plukte een pluisje van zijn cardigan, hij merkte het niet op, en ze keek liefdevol bezorgd naar hem op. Tenminste, zo kwam het bij mij over, want dat willen we graag zien.
De kermiskoers passeerde en hij keek reikhalzend, en met vurige blik naar de passage. ‘Ik kon vroeger met de beste mee, maar ja, den tikker, ’t is allemaal de moeite waard niet om er zottigheid mee op uwen nek te halen!’. Hij sprak het uit, niet naar iemand in het bijzonder, maar alsof hij mij wou uitleggen dat er onder die gebogen figuur nog steeds een atleten hart klopte.
Het oude vrouwtje keek hem ernstig aan, maar zei niets. Ze wenkte de kelner en bestelde een koffie. Hij ging voor een Rodenbachske. Ze zwegen weer. Ik bedacht me dat het wel iets heeft, zo samen oud worden. Maar niet voor iedereen.
‘Twee Rodenbachs man, elke zondag! De rest van de week kom ik aan geen druppel alcohol aan. En om 10u in bed! Dan kunt ge oud worden!’ Weer verwachtte hij geen antwoord, het was een mededeling, zonder meer. Ik kon er mijn voordeel mee doen, als ik dat wou. Ik heb er ook geen mening over. Vrijheid blijheid, 2, 20, whatever.
Hij vertrok naar toilet, en het breekbare vrouwtje aan de andere kant van de tafel keek me monsterend aan.
‘Twee Rodenbachs… altijd weer twee Rodenbachs, en dan gaan pissen. Zot word ik er van. Ik heb niks tegen hem te zeggen. Al lang niet meer. Zijn verhaalkes zijn op. Mijnen eerste man, die mis ik! Daarmee kon ik uren aan de zwier. Na dertig jaar getrouwd hadden we nooit verhaalkes te kort, en we dronken en we lachten, misschien te veel, dat zal dan wel, hij is er tenslotte aan gestorven, maar ’t was tenminste plezant. We leefden.’
‘Den deze,… Ja, ik ga er oud mee worden, en heel snel!’ Ze dronk haar koffie leeg, gaf hem zijn jas aan en ze vertrokken… Gevangen in haar eenzaamheid.
kreeg kippenvel van wat die vrouw zei tegen je.
je kunt het soms gewoon in hun ogen zien… dat ze ’t denken. erger nog, dat ze ervoor willen zorgen dat het hun niet overkomt.
Wederom prachtig geschreven.
Weer zo pakkend op papier geplaatst.
dank je 😉
Schijn bedriegt. Samen oud worden, kan heel mooi lijken, maar soms is het doffe ellende.