Mannen zijn prutsers!

dingen die mijn man niet weet

dingen die mijn man niet weet

Jongens. Heren. Mannen… wij zijn prutsers! Het blijkt nog maar eens.  Ik ben – zoals u wellicht weet – een fervent  maar onregelmatig lezer van de Libelle. Zowel de Nederlandse als de Vlaamse. Goed gemaakt boekje en het verschaft inzicht in de zieleroerselen van de sterke, zwakke kunne. De vrouw, dat onnavolgbare schepsel.  Lees verder

Too Hot to handle: Hot Marijke!

De Morgen wou er liever niet aan, wegens niet strokend met hun opinie over vrouwen en uitbuiting, waarvoor alle respect. Dus heb ik hem maar hier geplaatst… Met als voordeel dat ik er ook nog een prentje bij kan plaatsen

Hot_Marijke

U vraagt zich allicht nu al af wat de maatschappelijke relevantie is van een stuk over ‘Vlaanderens bekendste hoer’, zoals ze zichzelf graag omschrijft. Die ligt op verschillende vlakken.  Een tijdje geleden werd in De Morgen, in een artikel van Saskia De Coster, een discussie gevoerd over prostitutie en het verbieden ervan. Lees verder

De Charmeur

freecomplimentthumb

Ik heb het er mee gehad. Het eeuwigste gezever over ‘wat voor een charmeur ik wel ben’. Het zal uiteraard aan mijn taalgevoeligheid liggen, of het gebrek daaraan, maar ik ben helemaal geen charmeur. Ik heb alleen geen probleem om met vrouwen te praten. Voilà!

Het zit namelijk zo. Ondanks het feit dat ik bij wijze van spreken concurrentie geef aan de grootste kluizenaars, overkomt het mij van tijd tot tijd dat ik toch nog wel eens een stapje in de wereld zet. Hetzij privé, hetzij beroepsmatig. Grof geschat is de helft van de wereldpopulatie vrouwelijk. De kans dat ik met een vrouw babbel is één op twee, nog daargelaten het feit dat ze meestal over meer onderwerpen kunnen zeveren dan mannen (auto’s sport, drank en vrouwen), en dat ze beter luisteren, wat hen – in mijn ogen alleszins – tot leukere gesprekspartners maakt. Lees verder

Showen of Werken?

IMG_2734

Vrienden hebben een hond gekocht. Een schattig beestje, maar dat is zowat altijd het geval met pups. Het is pas later dat ze uitgroeien tot evenbeeld van hun baasje en daardoor onuitstaanbaar worden. En ik weet waarover ik het heb. Lees verder

Zieke mannen

travel-illness-avoid-sick-holiday

Afgelopen weekend was ik ziek. Niet zo’n beetje grieperig, neen, echt ziek. Ziek, zoals alleen mannen ziek kunnen zijn. Met veel zelfmedelijden, met kreunen, afzien en dat verschrikkelijk gevoel helemaal alleen op de wereld te zijn. Niemand die je pijn kan inschatten, niemand die beseft hoe groots je bent. Dat je, ondanks  die afschuwelijke pijnstoten, toch nog in staat bent om min of meer normale conversaties te voeren, terwijl de destructieve storm door je tempel raast.

Ok, het was maar een darmonsteking of iets van die strekking, waarbij de hoofdproblematiek zich situeert rond de vraag met welke lichaamsopening je boven de pot gaat hangen, maar toch.

De mensen staan er niet bij stil hoezeer dit soort signalen ingrijpen op de alreeds fragiele geestesgesteldheid van de ouder wordende man. Ik was altijd een fervent aanhanger van het adagium ‘de geest beslist en het lijf zal wel volgen’. Onverzadigbaar is het woord, gulzig ook, onverantwoordelijk zelfs, met graagte. Nachten doortrekken, metabolisme uitdagen tot het extreme, en alles tegen een hoog ritme. De dag dat ik dat allemaal niet meer kan, tja, dan hoeft het ook niet meer. En ik heb nu het gevoel dat dat aan’t gebeuren is.

Los van het feit dat ik met groeiende afkeer naar mijn in verval verkerende ruïne kijk – wat eens mijn trots lijf was – voel ik ook objectief veranderingen. Gewrichten die kraken, spieren die verslappen en niet meer meewillen zonder protest, en nu dit. Want vergis u niet, deze jongen heeft een genezingsproces dat van vader op zoon werd doorgegeven in onze familie. Een erg simpel gegeven. Slapen, stinken en stilletjes sterven. Geen verzorging, niemand aan je bed met sapjes of hapjes. Gewoon alleen en met rust gelaten worden. Na 24u is alles voorbij. Altijd.

En nu dus niet meer. Ik ben zaterdag halsoverkop vertrokken van bij het K-wezen. (Neen het had niets met haar kookkunsten te maken, gij onverlaat), en ik ben van dan tot nu gewoon blijven sukkelen, heerlijk wentelend in zelfmedelijden. Pendelend tussen pot en bed. Niet fris allemaal.

En passant wat Tv kijkend, en gezien hoe in Scheire en de Schepping een bevalling werd gesimuleerd bij mannen. Toegegeven, onze pijngrens ligt waarschijnlijk niet erg hoog. Allicht niet zo hoog als ons zelfbeeld.

Zieke zeurpieten, ze zijn zo zielig…

Konten, Tattoo’s en meer

3306-as-tattoos-also-gang-tattoos-use-of-old-english-letters-is-explored

Een echte kroeg. Ondanks het rookverbod toch een beetje rokerige atmosfeer, luide muziek, veel verloop. Twee koppeltjes kwamen een partijtje biljart spelen, tegen en met elkaar. De mannen namen hun beestjes mee. En ze biljarten.

Het zijn de momenten waarop ik democratisering en massacultuur vervloek. Dames die er op uit trekken hebben nogal eens de neiging om zich wat op te maken, die willen er goed uit zien. Ook dat is een relatief begrip. Ik vind het persoonlijk vreemd om wel je lippen bij te stiften in een soort radioactief rood, maar tegelijkertijd voldoende vet in je haar mee te slepen om een frituur te depanneren in geval van nood.

Ik snap de  toegevoegde waarde van de walm van synthetische bloesjes niet, bovenop een commercieel geurtje van Armani.  En ik vind  – echt waar –  dat  er een ‘kontbudsman’ moet komen.

Het concept is simpel. Een kont zit vanachter, dat zie je niet zelf. Ikzelf heb tegen mijn dochters al gezegd dat ze me moeten waarschuwen. Ventenbillen in een jeans, dat kan tot op een bepaalde leeftijd, maar daarna is het over en zielig. Dat zie je meestal niet zelf. Maar daar houdt het dan meestal ook op, wat mannen betreft.

bij vrouwen ligt dat anders. Een jeans maakt of kraakt een kont. En er komt veel bij kijken. De kontbudsman moet een gedistingeerd iemand zijn, die op tactvolle wijze kan verwittigen dat één en ander echt niet kan, en op constructieve wijze de dames met raad en daad bij staan.

Het zou ons te ver leiden om alle fenomenen uit de doeken te doen, maar voor de vuist weg noem ik, de befaamde ‘cameltoe’ (ja, die zit dan aan de voorkant, dat weet ik), de te laag uitgesneden jeans voor dames met iets te veel rondingen waardoor zowel tramp stamp, stringwear of sloggy in een onfortuinlijk daglicht komen te staan, flodder tout court, en de naadjes… Laat er geen misverstand over bestaan, ik heb het niet over formaat en/of volume. Integendeel. Er mag wat ronding en gewicht in zitten, geen enkel probleem.

Onze dames hadden dat advies kunnen gebruiken, en meer van dat…  Hoe erg moet het zijn om Marlies Dekkers te zijn, en je product te zien hangen rond zielige borstjes, waarbij het ingewikkeld  en als zinnenprikkelend gegeven bedoelde netwerk van lintjes en touwtjes een beetje zielig verloren hangt tussen twee welvingen, de naam borst onwaardig?  Misschien waren die borsten as such wel te doen, maar het feit dat ze helaas moesten vechten om aandacht in een constellatie van een aantal buikplooien en love handles (om beleefd te blijven), deed ze letterlijk in het niets verdwijnen.

En alsof dat nog niet voldoende was, doken aan beider zijden heur welvingen ook nog eens wat tattoos op, vanuit de okselholte, Vleugeltjes! En dat waren de zichtbare ornamenten, ik mag er niet aan denken hoevele kronkelende slangen zich vanuit donkere nesten omhoogwikkelen rond haar lendenen. Verfomfaaide vlindertjes die onderhand vervaarlijk afdalen in een machteloos gefladder richting klamvochtige bilspleet. Tweety en Mickeymouse die meegroeien in de obesitas vanop de schouder. Neen, waarlijk verheffend was het niet.  En dan heb ik het nog niet over het arsenaal ‘rings n things’ dat her en der vastgeschoten was op dat lichaam. Allicht ook op onvermoede plaatsen.

Vleugeltjes, aan de voorkant… Fly away with me, of zo. Wat bezielt iemand, om zoiets te doen?

Ik weet dat het een gevoelig onderwerp is. Vrijheid blijheid, eens te meer, en bodyart, en expressie en ik heb me er niet mee te moeien, ik weet het allemaal. Maar wat brengt het bij? Misschien moet ik me er gewoon geen vragen bij stellen, maar dat is ondertussen te laat.

Zij en haar vriendin speelden een spelletje, terwijl de venten bier haalden. Ze lachten, de nacht moest nog beginnen, met al zijn beloftes. Misschien waren ze wel gewoon gelukkig.

Only god can judge them, en misschien ook de Kontbudsman.

 

Het steunende zuchten

Ik doe dat snel. Omdat ik niets wil missen van het gesprek waar ik net even van weggelopen ben. Nog niet in het lokaal aangekomen gaat de rits al open, en verlichting volgt. Afkloppen en handen wassen, en verder praten. Zo hoort het. Deze keer zou niet anders zijn. En toch…

De man naast mij had het lastig. Zucht, kreun, zucht, persgrimassen. Ik blikte even discreet opzij. Hij keek me droevig aan. ‘Prostaat hè, man, miserie! Ge zult er ook nog wel mee te maken krijgen’. Ik voelde de droeve heimwee naar de tijd dat hij als viriele vent de wereld zou gaan veroveren. Die tijden lagen ver achter hem, en verder dan een voorstadswoning met tuinhuis, annex zeurwijf, was de veroveringstocht niet geraakt. Er volgden nog wat details over zijn condition humaine, ik laat ze maar voor wat het was. De tristesse druppelde er van af… traagzaam, steunend.

Een vriend van mijn vader, geweldig briljant causeur en libertijns zuiper had daar minder moeite mee. Hij kwam een keertje terug van toiletbezoek op café, met een doorweekte ‘voorbroek’ zoals ze dat in de Vlaanders zeggen, en hij trok zich daar verder niks van aan. ‘Ik heb geen tijd om te wachten op wat gezeik als ik hier geweldig lekker aan’t lullen ben. Het droogt wel aan de mast, en morgen is er wel een andere broek’.

Echte mannen, ze hebben iets ranzig, en toch ook mooi. Ik hoop dat het mij bespaard blijft.

Mooie Jongens en Clichés

Heel af en toe overkomen er mij dingen die mij in verwarring brengen. Omdat ze mooi zijn, omdat ze niet meteen verwacht worden. Omdat het mij op de één of andere manier vrede schenkt met mijn omgeving. Dan suddert dat een tijdje, om onherroepelijk zijn uitweg te vinden in één of andere schrijfgulp. Zoals nu.

Vrees niets, het heeft niets te maken met een mogelijke bekering tot de Griekse beginselen, maar alles met mijn rotsvaste overtuiging dat mannen altijd jongens blijven. Hoe hard ze ook hun best doen om dat te verbergen. Godzijdank.

Een tijd geleden liep ik in de buurt van de Oudaan, een beetje te slenteren. Een vreemde etalage trok mijn aandacht. Het was wat donker en het hield het midden tussen een tweedehands boekenwinkeltje en een vintage designuitdragerij waar ze nog niet zo heel veel collectie stukken hadden, maar wel veel goesting. Eerste indruk.

De dagen gingen voorbij en het goede voornemen om er een keer binnen te stappen raakte naar de achtergrond, maar nooit helemaal. Op een avond deed ik het dan toch maar, toen ik  er een schemerlampje zag branden. De man achter het bureautje was onverstoorbaar en las verder, het soort cool waar ik een rechterarm voor zou geven.  Ik begreep het niet zo goed, er zat geen lijn in de boeken, geen thema, ze waren min of meer op kleur en formaat gesorteerd, onwerkbaar, van pulp tot dingen die ik zelf staan heb.

De mens achter zijn bureautje keek mij aan… “kan ik helpen?”

“Ja, leg het mij uit, ik worstel ook met het klasseren der boeken, maar hier ben ik niet mee met het systeem…. “begon ik aarzelend.

“Dan kennen wij elkaar, jij bent Guido(oohh), en ik ben de @pravdaman!”.

Ik weet niet wat dat met jullie doet, maar ik ben altijd blij als ik één van mijn virtueel meer stimulerende contacten ook in het echt tegenkom. Dat was nu niet anders. Tom vertelde, zacht, maar boeiend, met zo min mogelijk woorden, wat het nog mooier maakte. Het hele verhaal bleek een pop-up initiatief te zijn, storefront voor een speak-easy die zich achter de winkel bevond, Het Huis Happaert, ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van Bacardi. Dat huis op zich is al adembenemend. De sfeer van die bar was zo juist, zo elegant en tegelijkertijd helemaal ongedwongen. Ik kan daar niet veel aan doen, maar als een verhaal juist is, in concept en uitvoering, en als de vent die er mij ook nog eens over vertelt zo totaal klopt in dat plaatje, dan ben ik verloren. “Ne schune pee, gelak of da me zegge in Brussel”.

Ik was meteen verkocht. Zodanig zelfs dat ik er de week later terug ging met twee jongens. Ik noem ze even. Het zijn forse namen, venten-namen die kunnen: Wim en Victor. Heiligschennis in Antwerpen, Victor is een Hollander. Leuke vent, ondernemer, de vleesgeworden empathie. Wim is een soort broer.

De jongens hadden zich aan hun woord gehouden en stonden op het afgesproken uur klaar. De verwondering over het boekenwinkeltje deed ook hier zijn werk, en zette het contrast met de opulente sfeer van de bar extra in de verf. Het is een magische plek, waar gesprekken tot hun recht komen, en dat was ook zo mooi en opvallend.

Zet drie venten op café en je krijgt een brallerige, grappige mix van verhaaltjes over voetbal, vrouwen, auto’s en ongein. Nu niet. Er werd zowaar ‘genipt’ van cocktails, meesterlijk bereid, en er werd gepraat, gediscussieerd, geluisterd. Dat het echte jongens waren bleek uit het debiet, dat niet verminderde. Dat het mooie mensen waren bleek uit het verhaal dat opvallend gelijkmatig verder kabbelde.

En toen ging Victor weg. De man moest immers nog naar Nederland terug. Het was al tien uur, dus dat kon je hem niet kwalijk nemen. Zoals dat gaat onder jongens, werd er afscheid genomen met een stevige handdruk en dat was het. Maar het geeft ook een andere soort intimiteit, als je dan met twee over blijft.

Hij was nog niet goed weg, of Wim vroeg me: “had jij ook zin om bij dat eerste rondje van elkaars cocktail te proeven?”. Uiteraard had ik dat ook overwogen, maar onder venten doe je zoiets niet… Het was ook die conventie, die hem er van weerhouden had om dat te doen. Zeker in het bijzijn van een derde. Ik vind dat mooi, grappig. En al helemaal als je er op het moment zelf wil over praten omdat het je ook wat hoog zit.

En toen we wilden afrekenen, een paar drankjes later, bleek dat onze Victor, die we nu met enige gepaste trots ‘vriend’ noemen, dat hele verhaal al op zich genomen had.  Zonder zeuren, zonder berekenen, gewoon. Omdat hij gruwt van clichés en een echte mens is.

Tom, Wim, Victor. Echte venten, mooie jongens en een feest om te kennen.

Mannen, Jagers? Ik weet het niet.

Ik zit op café. Altijd inspiratie. Alleen deze keer lukt het niet om te schrijven. Er is teveel lawaai. Zou er een verband bestaan tussen dronken en doof? Of is het een reflex, dat zatte mannen, naarmate het spraakvermogen afneemt en wat slepender wordt, luider spreken om toch maar hun waardevol gedachtengoed over te brengen op hun toehoorders?

Het gezelschap naast me. Vier mannen, drie vrouwen. De opluchting van de beginnende vakantieperiode, de zinnenprikkeling van de eerste zonnestralen. Bronstijd. Dat zie je. De jagers hebben hun prooi bijeengedreven. Zo denken ze. Één van hen zal bakzeil halen vanavond en de golden handshake letterlijk krijgen. Alhoewel, t zien er schoolfrikken uit. Mannen met korte hemdsmouwen, ik kan er niet aan doen, het werkt niet bij mij, en ik verzin er meteen triestige hierarchie bij.

Maar jagers dus. Op zoek naar wat ontucht, of wat flirterige egobevestiging. Het maakt niet uit, het gedrag is hetzelfde. Het is overigens zo dat in de prehistorie, of in tribale omgevingen, waar mannen jagers zijn, 90% van het voedsel door vrouwen voorzien werd. De mannen hadden wel mammoets gezien, dat wil niet zeggen dat ze er ook altijd één mee naar huis hadden. ‘Zijn er nog verse bessen in huis, schat? We hebben mooie verhalen te vertellen, den John en ik hadden bijna ne geweldige sabeltand tijger geschoten. Morgen gaan we terug, want we weten hem zitten… En is er nog wat pap, of maiswijn?’ Die stijl!

Ik heb vroeger al gezegd dat mannen die denken dat ze jagers zijn, er eigenlijk niets van begrepen hebben. Maar toch belet me dat niet om een typologie van de jagers te maken aan de hand van wat ik hier aan de toog zie gebeuren. De voornaamste types zijn vertegenwoordigd: de sluipschutter, de braller, de valsen tragen.

De braller is het eenvoudigst te herkennen. Luid, vindt zichzelf fantastisch, is er vast van overtuigd dat iedereen hem geweldig grappig vindt en deinst er niet voor terug om zijn drinkebroers bij tijd en wijle te kakken te zetten. Goede luim, weet je wel, daar moeten ze tegen kunnen!

Hij heeft een simpele verleidingstechniek. Bewondering. Entertainment. Rechtlijnig, éénvoudig, doortastend en brutaal. Hij speelt ook op uithouding, de halve fond. Die anderen zullen wel ontmoedigd worden en hij raapt de brokken op. Doorheen de ‘grappige’ anekdotes weet je alles over hem, en vooral, en veel belangrijker, alles over de materiële welstand. ‘ik herinner mij, in New York…. En ik stap in mijnen Audi, ik heb nen A6… Maar ja, dat gerief om uw zwembad te onderhouden… Pftttt, allez, ik hoop dat ze er haar plezier mee heeft, want na mijn scheiding…. Alles weet je.

Hij moduleert ook, in functie van de prooi, er kan al eens wat cultuur tussen zitten, van het opvallende soort. Hij kan Calatrava aan een discipline, plaats en stijl koppelen, hij kent het grote blufboek, of minstens de methodes die Paul Jacobs, de radiomaker die dat hoogst vermakelijke boekje maakte, ooit bijeen schreef.

Als hij aan het kortste eind trekt is dat niet erg, zijn buit zijn ook de verhalen , al dan niet aangedikt, wie onthoudt dat immers? Het kan hem ook absoluut niet schelen met wie hij op het einde van de avond overblijft. Het gaat immers niet over haar, maar over hem.

De sluipschutter, de grondwerker dat is een ander paar mouwen. Dat is de man die van bij aanvang zorgt voor een goede uitgangspositie. Die heeft al nagedacht, kansen ingeschat en weet dat hij niet over zoveel troeven beschikt. Een schot, do or die.

Hij heeft zijn kansen afgewogen, het gezelschap geëvalueerd. Die ene, dat muurbloempje, die zal het zijn. En de rest is verkoop. En techniek dus.  Openingsvragen, open.  Behoeftebepaling, inzoomen, focussen.

Het wild isoleren, afschermen van de kudde, het intimistische, belangstellende gesprek. De bezwaren aftasten, niet weerleggen, nadenken, concentreren. De zuivere lijn zoeken, qua schootsveld. Hardnekkig, vasthoudend, intens… Ook al ziet het er niet altijd zo uit. Mannen ook met een bijzonder zwaar noodlot. Ze kunnen nooit gaan pissen op café, want dan verbreekt  hun toch al vrij ijle  spanningsboog. Denk aan de jachthut, eens het wild in’t vizier ga je ook niet rap nog even schijten.

Hij bewandelt een dunne lijn, voor je’t weet zeurt hij, dan zoekt de vrouw naar ontspanning, daarvoor was ze hier in de eerste plaats al. En interesse is leuk, maar een hele avond met de zelfde.. Neen, de sluipschutter gebruikt een erg moeilijke techniek. alleen de allergrootsten komen er mee weg.

En dan de derde,  de valsen tragen. Hij doet alsof het hem niet interesseert, doet niet mee met het haantjesgedrag van de braller en is sociaal. Hij babbelt met iedereen, is niet te beroerd om tegelijk ook met de barman wat te keuvelen. De ideale aangever ook voor de braller, die iedere keer de punchline pikt. En vervolgens trots is op zichzelf.

De andere laat het gebeuren.  Tot de braller steekjes laat vallen, allicht ook door de drank. Dan verandert er iets en zie je hoe hij een subtiel spel opzet, lichaamstaal ook, zacht meedeinend op de uitingen van de dames.

Alert voor alle kleine uitingen van afkeuring en ze stante pede uitvergrotend. De mensen vinden hem zacht, beschaafd, een gevoelsmens… Langzaam maar zeker wint hij terrein op de braller, hij pikt al eens een grapje in, hij doet al eens een grap van de ander mislukken. En dan komt het dodelijke wapen boven, kleine, gefluisterde opmerkingen in het oor van de vrouw naast hem. Onweerstaanbaar, ze lacht, hij palmt in, meter na meter wordt de lijn binnengehaald, zonder ogenschijnlijke inspanning. Bewust controlerend, en passant de sluipschutter ook even dwarsbomend. De valse trage wil immers niet alleen een vrouw voor de nacht, hij wil bemind worden door alle vrouwen…

Mannekes, we zijn het uit handen aan’t geven.

Stel u voor. Een feestje. Mensen lopen door elkaar, mannen en vrouwen staan ontspannen te keuvelen.  De tijd, die lange stille stroom, meandert  geholpen door sloten alcohol en hapjes. Het is gezellig! Zomeravonden zoals ze moeten zijn. Met openspattende lachsalvo’s, blije gezichten, opgeruimde sfeer.

Ineens, oorverdovend, het schrille gefluit van een voetbalhooligan. De gesprekken verstommen, iedereen kijkt op. De vrouw in kwestie, haalde haar vingers uit de mond,  had aan één blik genoeg en sprak de gevleugelde woorden uit: ‘T is tijd voor de kinderen!’.

Zonder boe of ba, vertrokken drie van de aanwezige venten om allerhande kinderen op te halen van een scoutstoestand. Bedremmeld, als schooljongens. zonder iets terug te mompelen. Betrapt op hun gebrek aan planning en time management. want het was tijd voor de kindjes, en ze hadden beloofd dat ze er gingen voor zorgen. De sfeer tussen de venten was totaal kapot, mentaal konden ze dit even niet aan. alcohol en een volledige hergroepering van de rangen was nodig om het evenwicht te herstellen.

De vrouwen waren alweer aan’t keuvelen. De amazone van het fluitsignaal schonk zich nog een glas in en hernam de conversatie waar ze ze een fractie eerder had afgebroken, met een allerbeminnelijkste glimlach.

Twee dagen later. Een terrasje in de Kempen. Ik overdrijf niet, maar vijf keer op rij kwam er een mooie wagen aangereden, telkens een vrouw aan het stuur, met naast zich haar vent. Nog net goed genoeg om de handtas aan te geven bij het uit stappen.

Jongens, waar gaat dat naar toe? Waar is de tijd dat we ’t voor ’t zeggen hadden? dat wij met de dikke bakken reden? etc etc…

Vergis u niet, de fluitvrouw, petite, as they say, was geen hooligan. Ze is doctorandus in de fysica, heeft er nog een andere master bovenop geplakt en danst bovendien als geen ander. Daarnaast zorgt ze ook nog eens voor het feilloos ineenpuzzleen van de naschoolse activiteiten van haar progenituur en is ze niet te beroerd om desgewenst die andere buur, vent en vader van een vriendje uit de nood te helpen als er early babysits moeten geregeld worden. Want hij heeft veel werk, en ’t is allemaal niet zo makkelijk te regelen, met enkel maar een poetsvrouw en de mama die komt helpen.

Lezers dezer kolommen, weten hoe na het mandom mij aan het hart ligt. Nooit zal er een onvertogen woord over mijn lippen komen om onze soort imagoschade toe te brengen, maar ik denk dat we verkeerd bezig zijn jongens.

Met onze ‘we regelen dat wel’ konden we het halen zolang we ‘den auto en de gsm’ hadden en een schare van vrienden om in de improvisatie mee te werken. Maar die vlieger gaat niet meer op. De ‘maskes’ studeren beter, organiseren beter en scoren beter.

En eerlijk, hun conversaties zijn boeiender. Zet vijf venten bijeen, in een gezelschap waar vrouwen rondlopen, en na een kwartier gaat het over auto’s, of mountainbikes. Is het dat maar?

We moeten opletten. Als ze straks ook nog grappiger worden is het gedaan, hebben we geen rol van betekenis meer te spelen. Willen we daar allemaal wat aan denken? En een fijn weekend gewenst!

Man in de uitverkoop, bijna niet gebruikt..

Sommige mannen zijn helden! Martelaars van en voor hun relatie. Stielbedervers ook, die – in naam van het lijdzaam toekijken – de boel voor ons verzieken. Ons, daarmee bedoel ik dan die andere mannen, die niet willen meespelen. Die toorn riskeren, en de stille verwijten er als cliché op de koop toe bij nemen, als een soort geuzennaam. U raadt het al, ik ben geen moderne man. En ik houd niet van shoppen, en al helemaal niet van ‘de soldekes, de uitverkoop’, of hoe je’t wil noemen.
Want daar gaat het over. Ik was toevallig in de stad, op het moment van de eerste koopjesmomenten. Zelf moest ik niet zo meteen deelnemen aan dit jaarlijks terugkerend festijn, maar ik heb toch wat extra tijd genomen om één en ander te bekijken. De mooiste en meest schrijnende momenten uit het leven menig man!

Koopjesmannen zijn helden, die volgens mij geen kik zouden geven als je ze levend op de brandstapel zette, hun lijf overdekt met open wondes, ingewreven met pekel. Geen zucht gaat er over hun lippen, geen kreun wordt opgemerkt, stoicijns dragen zij hun lot. Ik bewonder ze, maar deel dat lot niet, nooit (meer)!

Wie als man zegt dat hij dat nooit gedaan heeft is een huichelaar. We zijn allemaal al eens een vrouw ter wille geweest, zij het dan om de verkeerde redenen, en we hebben allemaal al wel eens een keer zo’n koopjeshelletocht meegemaakt. Maar ik doe het niet meer, maar sympathiseer met hen die hun lot waardig dragen.

Want ik herken de tekenen, en ik weet dat zij allen hetzelfde lot beschoren krijgen ….het nakend falen.

Om te beginnen is er de hubris van de fysieke meerwaarde. Mannen denken dat vrouwen moe worden van het shoppen, en proberen het in eerste instantie op uithouding. Dat is de eerste misrekening. Vrouwen krijgen er maar geen genoeg van, en op het einde van de dag, lopen de echtgenoten er bij als geslagen honden, met struikelend over hun tong, die ergens tussen hun veters hangt te bengelen. Topsport, en de mannen hebben het verkeerde trainingschema gekregen.

Tweede vergissing. Hopen dat een snelle aankoop in het eerste halfuur de rest van de koopdrift zal temperen. Ernstige fout! Het is niet omdat er een beetje gekocht is dat de behoefte afneemt. Integendeel, het wordt gezien als een goed teken, dat er nog vele mooie koopjes te doen zijn, en de rest van de winkelstraten wordt even grondig afgeschuimd. Kans is niet ondenkbaar dat het gezinsbudget serieus ontregeld wordt.

Meteen komen we bij de derde vergissing van menig man. Ze denken dat een oppervlakkige scan van de winkel alle koopjes meteen aan het licht brengt. Niets is minder waar. zorgvuldig wordt van rek naar rek gemonsterd, gekeurd en betast. Zelfs de kleine maatjes – dat doet dromen – en uiteraard ook de grotere maten. Stel je voor dat je een vriendin kunt betrappen met uitgerekend die ene jurk in de afslag waarvan je weet dat ze enkel in de ruimere maten nog voorhanden was. Niks 36… eindelijk ontmaskert als dikke!

Ja, ja, een beetje afgunst hoort er bij. Om maar te zeggen dat die vrouwen op zo’n moment minutieus nauwgezet het aanbod in zich opslaan, om nadien nog beter te kunnen beslissen of er al dan niet een goede koop werd gedaan. Autosuggestie en daaropvolgende spendeerdrift.

En de man, hij sjokte voort. De handen berustend achter de rug, zichzelf uitputtend in nulliteiten-commentaren die van hem verwacht worden. ‘Jaa, dat kleedt schoon af… Ik vond dat groene precies mooier… hebt ge al niet zo’n rok?’Alles, werkelijk alles is toegestaan, als het maar vagelijk lijkt op betrokkenheid. Met doffe, dode blik zie je hoe ze zich krampachtig iets proberen voor te stellen bij aubergine, saumon en apricot. Het is geen eten, het schijnen kleuren te zijn. Net zoals taupe, en eischaal…

Enig mooi vind ik telkens weer : Het Breekpunt. En het breekpunt, dat doet zich voor bij elke man. Meestal net voor de middag, soms in de vroege namiddag, maar dat het komt staat als een paal boven water.  De sterksten houden het uit tot net voor het sluitingsuur…

Het breekpunt komt er als ze beseffen dat – ondanks al hun inspanningen – ze er eigenlijk niet toe doen. Ze moeten er bij zijn, maar dat wil niet zeggen dat hun input, of hun inspanningen geapprecieerd worden.  Dan zie je ze letterlijk breken. En vrouwlief onderlijnt het fijntjes door op dat moment het nekschot toe te dienen: ‘Ge moet niet mee binnengaan, deze keer, geef mij maar gewoon uw portefeuille’.

Ontmand en verweesd kijkend blijven ze achter, doffe ogen vangen die van een gelijkgestemde die zichzelf ook een houding probeert te geven…Dat zijn de mannen die buiten aan de winkels staan te wachten.

Het zwakke geslacht. In de koopjesperiode is het erg duidelijk.

Eerder verschenen op blog van Amable

Het Nieuwe Brandmerk

De man had een heel speciaal, lichtgekleurd, leren boekentasje vast. Het was mooi, maar niet echt mannelijk. Tenminste, ik – met mijn beperkt bevattingsvermogen – kon me niet voorstellen dat een man zoiets zou kiezen/kopen. Wij kiezen zwart leer, bruin leer, een enkeling zal al eens naar bordeaux durven overhellen, vooropgesteld dat het van een gekend merk is, maar veel verder… Neen.  En dit was een vreemd soort bijna vanille-geel leer, met mooi beslag, en de kwaliteit sprong er af.

Toen ik het hem vroeg, keek hij verrast op en ook wel blij ‘Cadeautje van mijn vrouw! Mooi hè?’ De ‘mooi hè’ kwam er uit als een soort van opluchting. Opluchting omdat een andere vent het ook mooi vond en hij zo wat minder voor paal liep… of tenminste daar vreesde hij voor. Voor dat paal lopen dan.

De vrienden zaten te eten in een restaurant, Twee gebronsde fitnesshengsten met twee Sherrywijfjes ernaast. Het eten smaakte, de drank vloeide. Eén van hen had een witte ‘Ice’ watch aan. Een fashion statement. Misschien.   Welke vent kiest er zelf voor? Karin kon het niet laten en vroeg ernaar : ‘Hoe komt een vent ertoe om een wit plastic horloge te dragen?’

‘Manneke, ik heb dat gekregen van mijn vriendin hie, en veur mij betekent da hiel veul! Ik gon die noeis nimmr afdoeng, zoe lang asdamme saome zeng!’ Mooi hè?

Twee ongerelateerde feiten.

Vanochtend passeerde ik een mooie auto. Zwarte break, van het succesvolle vertegenwoordigerstype. En op de achterruit hing de sticker ‘ X & Y on board’.  Ik moet daar altijd een beetje om lachen. Ik zie het me al doen, in volle vaart op zo’n auto afglijden en dan ineens, ‘oh, neen, hier mag ik niet tegen rammen, want er zitten kinderen in…. ‘ en dan knal ik hem tegen een andere waar niet zo’n sticker ophangt.. Ik weet niet goed hoe het werkt, en waarvoor het dient, dat soort stickers.

Ik mijmerde verder. Zo’n echte automan, die alles kent over velgen en ophangingen. Zou die zelf kiezen voor zo’n melige stickers? Ongetwijfeld is dat iets wat  in de roes na de geboorte gebeurt… Maar kiest hij daar zelf voor?

Misschien is dat het nieuwe ‘eigendomsrecht’. Vrouwen doen iets met hun vent, waardoor ze hem brandmerken als ‘off the market’. Een opzichtig attribuut, een mooi accessoire, of ja, waarom niet de gesublimeerde penis-tatouage! Op het macho-instrument bij uitstek, de bolide, wordt zachtjes een claim gelegd. Deze jongen, deze kanjer heeft kinderen,… van mij’. Niet zoals het kinderzitje, dat is gewoon verstandig en onmisbaar, maar zo’n sticker, voor mij is dat toch een andere dimensie.

Mannen die plots van kapsel en van kleren veranderen, nadat vrouwlief hen uitgelegd heeft waarom… eigenlijk zijn dat gebrandmerkte ossen. Doffe tristesse in de ogen, maar ze hebben wel hun eigen stal.

Het tafelgesprek

made by @blissbohemian (www.bliss.be)

Ik hield ze al een tijdje in het oog. Een gezelschap van vijf. Drie vrouwen, twee mannen. Zij zat aan het hoofd van de tafel, en het was allemaal erg dubbel. Ze voelde zich beter dan de burgervrouwtjes die gezellig met het mannetje op vakantie gingen. Zij was immers vrijgevochten, losbol, een avontuur. Tegelijkertijd zou ze er alles voor doen om ooit nog een vent in de netten te strikken, zodat ze niet meer overgeleverd werd aan de goodwill van zogenaamde vriendinnen. Geen genadebrood meer, geen eenzame ontbijten en drankdoordesemde diners in eenzame hotels. Gewoon terug zoals vroeger, gezellig normaal.

Het viel me ook op hoe de lichaamstaal en vooral ook de ogen van één van de andere tafeldames haar continu monsterden.  Bij alles wat ze zei, en alles wat ze niet zei.  En hoe gespeeld geinteresseerd iemand er kon uitzien. Het deed bijna pijn.

’s Ochtends aan het ontbijt was het niet beter. De vrijgevochtene had het soort gezicht dat een hele dag nodig heeft om te bekomen van de alcohol en tabak excessen van de vorige dag. ‘S avonds ziet dat er best ok uit, ’s ochtends wil je er niet naast wakker worden, denk ik dan.

Het monsteren ging verder. Haar ‘vriendin’ luisterde naar alles wat ze zei, maar ondertussen zag je haar ogen afdwalen en hoorde je ze bijna denken ‘Oh meid, wat zie jij er slecht uit, en wat zou ik nooit met jou van plaats willen ruilen, mijn man is misschien niet alles, maar ik heb er tenminste één…’

Ja, ja, allemaal in één oogopslag, ik ben nogal een fijn observator als het daar op aankomt. Het ging nog veel verder overigens, er werden oordelen bedacht over carrieres, keuzes, vestimentaire oordelen, allicht ook tafelmanieren.

Dat zette me ook aan het denken. Meisjes en jongens, mannen en vrouwen, dat denkt anders. Dat praat ook anders. Jongens  beoordelen en monsteren ook. Die hebben ook in één oogopslag gezien welk vlees ze in de kuip hebben. Wat dat betreft zit er geen verschil op. Wij kijken, en beslissen ‘Hier zullen we het verder moeten mee doen, en vanaf dan speelt het verder geen rol meer.

Bij vrouwen heb ik de indruk dat er even snel een oordeel gevormd wordt, maar dat er dan vooral verder gezocht en gekeken wordt om dat oordeel te bevestigen. En wat er verder ook nog gezegd of gedaan wordt, aan dat oordeel verandert niks meer. Vaak heeft het ook te maken met kleine details uit het verleden, die meegedragen worden, nooit vergeten. Dat zetten ze elkaar terug betaald, onderhuids, ijselijk en zo pijnlijk mogelijk. Een gerichte valse glimlach, een bewust kort negeren of een misprijzend mondhoekje. Meesterlijk hoe vrouwen dat kunnen.

Jongens zijn dan al lang bezig met deel twee van het spel. Punten scoren.

Zet vier venten bij elkaar, en je krijgt een soort werveldynamiek. Iedereen moet zijn plaats pakken. Liefst vanboven. Wat ik daarmee bedoel? De gespreksdynamiek bij vrouwen lijkt er mij één te zijn van ‘ondersteunend luisteren’. Waarbij kleine kreetjes en uitroepjes het verhaal van de zuster ondersteunen en tot wasdom brengen. Het doel daarachter is niet altijd gekend, zo perfide zijn ze dan weer wel, en wraak is een schotel die het best koud genuttigd wordt.

Bij venten is dat anders. Tenminste toch als er haantjes aan de tafel zitten. Ik kan het weten, ik ben er ook eentje. Een man vertelt een verhaaltje of een anekdote om zijn stelling te ondersteunen, en meteen zie je de volgende denken, zo heb ik er ook eentje, maar sterker, en beter verteld. Hij vertelt het, ook om de stelling te ondersteunen, en tegelijk zie je de andere denken hoe ze dit kunnen overtreffen. Twee minuten bedenktijd onder het luisteren, meer tijd krijg je niet. En hopla, daar komt de volgende ‘Ja, inderdaad… toen ik in het leger zat…’.

Voor je ’t weet krijg je een  burleske tornado aan kleine, amusante anecdotes, die soms het thema verdiepen, en soms ook het thema verleggen. Maar je komt nooit tot een diepgaand gesprek. Dat doen wij niet met vier, dan is het wedstrijd. Pissing contest, kijken wie de dikste heeft.

En dan drinken we nog een biertje, en we hebben een gezellige avond gehad, en zo hoort het. Ons zieleleven dat houden we voor de literatuur, en zo…

 

De bonsai-kweeksters (slot) : The Model

Een vriend van mij, een intelligente, integere, breeddenkende intellectueel, weliswaar niet van de soort om ‘gecast’ te worden in Hollywood blockbusters, aan de zijde van Angelina Jolie, wegens, niet meteen van de mooiste, slaagde er telkens opnieuw in om relaties op te starten met mooie vrouwen. Fijn voor hem, onbegrijpelijk voor ons.

Het was dermate intrigerend dat ik niet kon nalaten om een schare deernes op de arbeidsvloer te vragen hoe dat eigenlijk in elkaar zat. Waarom kon die kerel dat? Een gouden lid, een fluwelen tong, dat zijn het soort overwegingen die bij mij automatisch naar voor komen. Had ik er al bij vermeld dat hij niet onbemiddeld was? Dat wil ook nogal eens helpen. Het bleek allemaal van geen tel te zijn.

De meisjes hielpen mij  een stap verder en een wondere wereld ging voor mij open.  Er blijken namelijk twee types mannen te bestaan voor er nog maar sprake is van een relatie.

Mijn vriend (we gaan hem gemakshalve Bas noemen) en ik ,behoren beiden tot één van de groepen, dat maakt het wel zo makkelijk. Hij zit in de groep waarvan vrouwen zeggen ‘Ik ga hem veranderen, met wat mooie kleren, en hier en daar wat retouchkes komt het wel in orde’. Een echte menselijke Barbie dus. Ze doen dat ook echt. Het is het soort venten dat meteen na de eerste nacht een nieuw kapsel aangemeten krijgt, en dezelfde week nog wordt er een shopping moment ingelast waarbij hij een lila-debardeurke voor zichzelf mag kopen.  Het bestaat!

Ik zat in de groep waarvan de meeste vrouwen denken ‘ het is een varken, maar op mij zal hij echt verliefd worden, let maar eens op!’. Moeilijker te behandelen maar in essentie hetzelfde probleem. ‘We gaan die jongens veranderen’. Ik weet niet hoe ze dat doen bij jongens van mijn type, maar dat doet verder niet ter zake.

Veranderen, daar komt het altijd opnieuw op neer.  Ik vond dat wel boeiend, wou weten of het klopte en vroeg dus ook langs mijn neus weg aan Bas of dat bij hem ook het geval was, met een nieuwe relatie? Dat ie dan zijn garderobe moest veranderen? ‘Man, oh man, ze hebben mij al van alles aangemeten, zwart wit, trendy, noncalant chic, grunge… en och kom, ik laat maar begaan, als ze dat leuk vinden.Sterk hè?

Da’s een eerste voorbeeld van het modelleren.  Takken worden zachtjes in de juiste richting geduwd, elke maand iets meer, door de juiste kleren, broeken, gympies en geurtjes.

Het kan ook nog anders. Menige knaap heeft bij de keuze van de firmawagen of het zelfbetaalde stalen ros moeten vaststellen dat hij niet met die sportieve coupé naar huis kwam, maar met een stevige gezinswagen… ‘ge moet toch ook aan de kindjes denken’. Sportieve opties sneuvelen voor veiligheidsdenken, looks halen het niet van comfortopties. Het verstand weet je wel? Wat zou je meer pk’s kopen als je voor hetzelfde geld rolgordijntjes op de achterbanken hebt?

De absolute broek-afzakker die mij ooit is meegedeeld is de volgende, en gruwelt nu allen een wijle heen, want het is echt gebeurd!

‘Michel, die moto van u, ge rijdt daar bijna nooit op, en dat pakt zoveel plaats in de garage. Als ge die verkoopt, dan kunnen we daarmee mooie fietsen kopen voor iedereen, dat is nogal een stuk nuttiger’. Beetje vent gespt de helm om en vertrekt voor eeuwig en een dag, zonder ooit nog iets van zich te laten horen.

Maar neen hoor, de volgende dag stond er een advertentie in de krant en werd zijn mooie pronkstuk te koop gezet. En neen, dit is geen pleidooi voor machismo, iedereen doet wat ie wil en waar hij zich gelukkig bij voelt. Maar waar draait het echt om?

Om Pussy control… zoals zijne paarse genialiteit vroeger al zei.

Mannen, we zijn watjes, we hebben geen verhaal,  en het verhaal dat we hebben kunnen we niet eens goed vertellen. Als we niet beter ons best doen, dan zijn we binnenkort overbodig.

Vrouwen zijn sneller, slimmer, werken harder  en hebben the bigger scheme of things begrepen. Zeg dat ik het gezegd heb, en ik niet alleen.

De bonsai-kweeksters (2) : Confuse and conquer

Verdere bespiegelingen over de bonsai-kweeksters.
Maar eerst toch even iets recht zetten. De afgelopen week werd ik er herhaaldelijk op aangesproken dat mijn vriendin dit toch niet echt graag moet lezen.
Jongens, jongens, kleine vergissing! Denken jullie nu echt dat een man zoiets kan schrijven terwijl het hem overkomt?

Ik ben – zoals de meeste mannen – vrij vegetatief met leven bezig. Eerst het metabolisme: drinken, eten, een gezonde stoelgang, en afdrijven van reststoffen en pas  ‘deinde philosophari’.
Mijn inzicht in de menselijke psyche en haar perfide mechanismes is ongeveer vergelijkbaar met de kennis van kernfysica van de gemiddelde huisjesslak.
Neen, het is veeleer mijn lief die, gezeten op één of ander terrasje, geamuseerd toont waar het bij deze of gene serieus aan het mislopen is. Meestal kan ik dat alleen maar lachend beamen.
Ik ben alleen maar de reporter, die er hier en daar een zieke twist aan geeft.
Dus staakt uw gissen ende poken. Met ons (in zoverre dat er al een ‘ons’ bestaat) gaat alles opperbest, en de milde verbazing over de menselijke soort en haar omgangsvormen is een gezamenlijke passie. Dank u.

In de vorige ‘les’ hadden we het over verpotting en verzuring als middel om de worteltjes van de eens zo trotse eik wat kleiner te maken. Nu gaan we het hebben over onzekerheid als groei-remmer. Beetje bonsai moet immers niet te groot worden. Een uit de kluiten gewassen eik kan best krimpen, mits de juiste technieken toegepast worden, en in de juiste dosering, dat spreekt.

Onzekerheid kweken is het beste middel. Daar waar onze jongen vroeger ongehinderd uitspraken deed over alles en nog wat, is het voor de gemiddelde bonsai-kweekster een fluitje van een cent om dat af te remmen. Dat heeft enkel het afbreken van de stugge houtigheid tot doel, niets meer.  Daardoor kan er in een later stadium beter gemodelleerd worden. Zo’n brulboei, die overal het licht steelt en alle aandacht naar zich trekt, daar gaan we iets mee doen.

Volgende basis-varianten kunnen worden aangereikt.
1) Het licht misprijzende ‘Tsss, maar enfin, wat zegt gij nu toch…’. dit kan kan speels uitgevoerd worden, maar ook licht geïrriteerd. Het effect is in beide gevallen niet meer dan een knipperlicht, maar dat volstaat. Onze man weet nu immers dat het einddoel van zijn avond; een potje rollebollen en vleselijk verenigen, in gevaar komt, als hij op de ingeslagen weg verder gaat. Dimmen is de boodschap en het onvermijdelijke gevolg.

2) Bij de hardleerse kerels dienen zich de volgende opties aan:  De verwijtende stilte, al dan niet gepaard gaand met verwijdering en/of ‘bleiten’. Bijzonder efficiënt bij jonge koppeltjes, waar de eik in kwestie nog niet goed weet hoe het spel gespeeld kan en zal worden. Hij zal denken dat het iets ernstig is, zich nog niet bewust van het feit dat waterlanders zo makkelijk klaar kunnen zitten. Gegarandeerd dat je hem de rest van de avond niet meer hoort.

3) Dodelijk is echter ook de  rechtstreekse verbale confrontatie:  ‘Michel, stopt daar mee, ge zijt belachelijk, kunt ge nu nooit eens begrijpen waar de grens is!’.
Heerlijk is dat! Ontleed even met mij mee. Niet alleen wordt hij publiekelijk berispt, wat nooit prettig is, en al helemaal niet als je weet dat de meeste van je maten je verhaaltjes eigenlijk best geinig vinden. Daar komt nog bij dat je nu ineens opgezadeld wordt met het vermoeden dat alle vrouwen – en ook sommige vrienden –  je gedrag belachelijk vinden.

Venten onder elkaar kennen dat soort openbare terechtstellingen onder elkaar niet. Als iemand  midden het café per se de behoefte voelt om zijn geslachtsdelen in een Hoegaarden-glas te persen om te kijken of er daarnaast nog ruimte is voor iets anders, zal dat altijd opnieuw op goedkeurend, ja zelfs bewonderend, gemompel onthaald worden. We zullen het nooit zelf doen, maar we zullen het ook niet veroordelen… meteen. Nu dus wel. Mannen worden daar onzeker over.

En dan dat van die grens… welke grens? Om een grens te kennen moet ge er toch eerst over? Dus neen, wij kennen eigenlijk geen grens, behalve bepaalde fysieke… achteraf. ‘Dat had ik niet moeten doen’, ‘Dat kon ik niet meer’, ‘Stom dat ik dat nog geprobeerd heb, want dat ging niet’.
Zeg tegen een vent dat het onmogelijk is om hoger dan de Eiffeltoren te pissen vanuit stand, en hij zal minstens een monsterende blik werpen om te kijken of het niet haalbaar zou zijn. Zo zijn wij.
Terug naar het thema, want dit zijn nog  maar de onschuldige technieken, om jonge eikjes bij te sturen. Voor de oudere exemplaren zijn er nog een heel ander arsenaal van methodes.
Onthoud het, maak ze onzeker en ze worden plooibaar,  of minstens stiller. Belangrijk voor de volgende les (les 3 modelleren).

Eén van de betere technieken om een vent op de knieën te krijgen is het ‘vragen om advies’. We kennen allemaal het ‘kleedjes-dilemma’ en de ‘vinde-gij-mij-gat-niet-te-dik-in-deze-rok-valkuil’, maar we zitten hier al in de advanced course, dus die gaan we niet herhalen.
Neen, het is veel perfider. Ik teken het even uit.

Drie stellen zitten gezellig wat te drinken op het strand, de kinderen spelen en de gesprekken kabbelen in alle richtingen. De vrouw van het organiserende koppel vraagt ineens aan de man hoe ze het avondeten voor de kinderen gaan organiseren. Mannen zijn jagers, voedstervaders en verantwoordelijk voor de tribe, dus hij gaat er ernstig op in, en stelt iets voor, wat volgens hem zowel doordacht, als juist is. Hij is ook blij dat de eega hem erkend in zijn rol.

Vervolgens  keert de vrouw zich naar haar vriendinnen en stelt iets diametraal tegengesteld voor, waarbij ze er zorg voor draagt haar vent te negeren.  In no-time bedisselen de vrouwen dan iets onder elkaar. Dat gaat heel vlot, en  de man hangt er ergens voor spek en bonen bij, publiekelijk te drogen gehangen voor zijn vrienden. Daarbij waken ze er over dat de voorstellen van de man, geridiculiseerd of minstens tot op het bot genegeerd worden om daarna, zonder verdere consultatie met echtgenoot of partner, over te gaan tot de uitvoering van hun plan.
Het effect is prachtig. Manlief blijft verweesd achter, beseft niet vanwaar het allemaal kwam, weet ook eigenlijk niet goed wat hem overkomen is, en daarbovenop zijn zijn twee makkers getuige van het feit dat hij eigenlijk geen zak te zeggen heeft in het huishouden.

Ook altijd mooi is het ‘overnemen’ van het verhaal. Man wordt uitgenodigd om een vakantie anekdote te vertellen, maar al bij de openingszin neemt vrouwlief over. Circulair ademend slaagt ze er in om het hele verhaal zonder ogenschijnlijke adempauze te vertellen, en de vent zit er bij en kijkt er naar. Belangrijk hier is dat het een keer of drie gebeurd, tijdens dezelfde avond, anders werkt het kleinerend, ontmenselijkend effect niet.

En dan vraag je je af waarom mannen zoveel drinken in het gezelschap, en hop, als vanzelf komen we weer uit op het pintritme… alles is verbonden.
Interesse in  nog meer diepe inzichten? laat het mij weten.

Tussenpintjes, overbruggingspintjes, reservepintjes

Het Tussenpintje – met een hoofdletter, om het éénmalig alle eer te bewijzen dat het concept verdient – is een monument in de dagdagelijkse beleving van vriendschap (of wat daar moet voor doorgaan) bij venten.

Oorspronkelijk moet het verhaal van het tussenpintje gesitueerd worden in West-Vlaanderen. Ik werd er mee geconfronteerd toen ik met een groepje vrienden op café naar een Worldcup match keek. De sfeer was luimig,  het bier stroomde, de grapjes waren lichtvoetig. Iets verder stonden wat kennissen van mij uit een andere belevingswereld. Instinctief voelden beide groepen aan dat een versmelting geen meerwaarde zou bieden. Dat is zo mooi aan venten, wij voelen dat, en dat is niet erg. Het kan ook geholpen hebben dat in mijn groepje wel wat luidruchtige Hollanders zaten. Dat schrikt af, to say the least.

Ik bestelde een rondje voor mijn troepje, en trakteerde ook ‘de andere kant’.  In mijn hoofd hoort dat zo. En vijf minuten later gebeurde het. Waar de Hollanders (gemakshalve noem ik ze zo, maar ze kwamen ook uit andere provincies) nog bezig waren aan hun glas, kreeg ik een pintje aangeboden van de barman, door de andere jongens… Mijn eerste tussenpintje.  Hoe moest dat begrepen worden? Heel simpel, ‘ Het is ok dat je bij de ollanders blijft staan, wij begrijpen dat, maar we willen toch dat je meedeelt in ons plezier, en dus zal er van tijd tot tijd een tussenpintje jouw richting uitkomen.  Schoon concept! En in no time regende het tussenpintjes over en weer. Want mijn Nederlandse vrienden waren heus geen eikels, zagen de meerwaarde in, en naar het einde van de avond was de uitgestelde verbroedering een feit. Dat is de eerste invulling.

Een tweede variante ontstaat quasi automatisch, wanneer een nieuw lid zich bij het tooggezelschap voegt. Hij bestelt een rondje, maar heeft een zekere achterstand. Die achterstand, daar gaat het eigenlijk niet om, hij heeft gewoon dorst. Dus zijn eerste consumptie, die mogelijk samenvalt met de vijfde of de zesde van de andere, zal naar alle waarschijnlijkheid veel sneller leeg zijn. In zo’n geval zijn één tot twee tussenpintjes geoorloofd, om ‘in het ritme’ te geraken, en wat rust in de kop te krijgen.

In derde instantie is er het ‘overbruggings-tussenpintje’. In de meeste gevallen drinkt iedereen op min of meer hetzelfde tempo, en ook min of meer hetzelfde soort bier. Wanneer er echter Duvel fanaten in de groep zitten, dan vertraagt dat in enige mate het tempo.  In zo’n geval zijn de pintjes-drinkers gerechtigd om tussendoor een pintje bij te bestellen. Niet dat er regels zijn, maar dat voelt gewoon zo aan.

Idem dito bij structureel trage drinkers. Daar is niets mis mee, maar het kan vervelend zijn voor anderen. Ik heb een vriend die typisch zijn glas in twee, maxium drie, gulpen leegmaakt. Ja, hij was bierkoning aan’t unief, en ja hij is een uitermate succesvol zakenman, met een verfijnde neus voor literatuur en kunst. En neen, hij heeft geen drankprobleem.

Voor zo iemand is het vervelend om met een leeg glas rond te staan draaien. Ook hier is het tussenpintje mogelijk, maar dat krijgt een andere vorm. Meestal worden er dan ‘reservepintjes’ uitgedeeld. “Patron, smijt hier nog ne keer wat pinten op den toog, een stuk of vijf, we zullen onze plan wel trekken!”.  Het wordt een op het eerste zicht onduidelijk kluwen van bier, waarbij de regel wel blijft : wie een rondje moet betalen, betaalt, als zijn tijd gekomen is.  Wij houden niet van mensen die hun snor drukken. Wie tussendoor wat extra pinten wil bestellen, doet dat echter , maar houdt zelf de telling bij. Niet zelden krijg je op het einde van de avond dan afrekeningen in het genre ‘voor mij drie tourneekes en 10 pinten’. Zo hoort het, je belast er de groep niet mee. En de groep heeft er ook nooit een oordeel over. Het geeft ook niet dat er al eens een pint op overschot blijft staan. Dat gebeurt gewoon.

Er is maar één tussenpintje dat niet toegelaten is, dat is het stiekeme tussenpintje, het ‘pintje in den duik’. Onder echte vrienden wordt dat evengoed getolereerd, en zal niemand er een opmerking over maken, op het moment zelf, maar we weten allemaal…’ oei we moeten eens met hem praten, want er is kennelijk een probleem’.

Zo simpel zitten venten ineen.

Voor de rest is dit een volkomen overbodige bijdrage, maar gezien het enthousiasme en de herkenbaarheid over de vorige post, kon ik niets anders dan er even een blogje aan wijden.

De bonsai-kweeksters (1) : het pintritme

Twee vrienden. Ontiegelijk vroeg op de luchthaven. Lachen, plezier maken, vertellen, en de tijd doden tot het vliegtuig opstijgt. Met een ‘croque monsieur’, en ja, beide heren pakken er een pintje bij. Om half zeven ’s ochtends. ‘T is speciaal, en niet voor elke dag, maar het kan wel. Het inzetten van een week vakantie, op een luimige wijze, onder venten. Tijd is een conventie. Het is mij ook al overkomen dat ik om 7u ’s ochtends  tijdens de Gentse feesten nog een glas bier binnen sla op de Vlasmarkt, vooraleer mij in de Irish Coffee’s te smijten. En ja, als ik dan naar huis stap durf ik er ook nog eens een hamburger met uien en mosterd tegen smijten. Alles voor 10u ’s ochtends.

Beetje vent doet daar niet moeilijk over. Doet het ook niet elke dag, en ziet er zeker geen structureel gegeven in. Wij pakken dat soort dingen met wat luciditeit, zelfspot en de goesting van het moment. Met een beetje branie toch ook, durf jij? Ik wel.

Onze helden stonden dus te genieten van hun ochtendlijk avontuur (Twee jongens nemen het vliegtuig), toen daar ineens een boze vrouw tussen kwam. ‘Maar allez, Michel,  dat meent ge niet! Als ge zo gaat beginnen gaat het rap gedaan zijn, dat is toch nergens voor nodig, etc., etc…’ U kunt allen aanvullen, want u hebt uw moeders, eega’s of vriendinnen dat ongetwijfeld ook al een keer horen zeggen. Onze Michel keek, zuchtte, pakte dienblad en pils op, en ging een eind verder staan, om van het gezeik af te zijn. Ze bleef echter volgen. En het strekte de man tot eer. Hij bleef onverstoorbaar verder eten en drinken, en babbelen met zijn vriend. Een eik. De vrolijke sfeer was weg, dat wel.  En toch heeft hij ze ooit graag gezien, en zij hem allicht ook.

Vele vrouwen zijn diep in hun hart eigenlijk  bonsai-kweeksters. Maar dan lichtjes anders.  In plaats van een klein boompje met veel geduld om te vormen tot een mini-boom (wat ze helaas maar al te vaak proberen met hun kinderen), proberen ze het met hun man. Ze zien een prachtige eik, met een geweldig mooie uitstaande kroon, prachtige knoestige takken, brede stam en bast, goed geworteld in de voor de eik zo vertrouwde grond. Die moeten ze hebben! Daar gaan ze werk van maken.

En dan leggen ze het geduld aan de dag van de echte grote bonsai-kwekers. Snoeien, omvormen, anders voeden, bijsnijden, miniaturiseren. Het is een levenswerk, en het maakt niet uit dat het resultaat nooit helemaal af zal zijn, “‘T is immers een levend wezen…”.

Hoe gaat dat in zijn werk? Wortels moeten eerst ingekort, en dan in andere grond.  Een voorbeeld : ” Ik weet niet goed wat gij aan de café vindt, het stinkt daar, ze geven slechte wijn, de muziek staat te luid en dat zijn allemaal boeren.” Dat dat het café is waar manlief al sinds zijn vijftiende met de mannen van de scouts zat, dat heeft allemaal geen betekenis. Hij moet uit dat milieu gehaald worden, met al die slechte invloeden, herinneringen aan vroeger,  schimmen van ex-lieven die toch aanwezig blijven, verleidingen allerhande kortom.

“Maar neen, ik vind dat niet erg dat ge een pintje gaat drinken met de vrienden, maar doet dat ergens waar het plezant is, en waar wij ook soms eens kunnen zitten.  Voor je’t weet zitten ze aan een tafeltje, in een tea-room of brasserie. Twee, drie koppeltjes, de venten aan’t bier, en de vrouwen aan de witte wijn.

Levensgroot dilemma voor de mannen. Hun ‘pintritme’ wordt onderbroken. Ik leg het even uit.  Venten ondereen drinken pintjes. Het ritme waarop ze dat doen wordt bepaald door zowel de traagste als de snelste drinker. Het is zoals de menstruatiecyclus van bonobo’s in groep. Dat aligneert zich. Na drie, vier pinten is er een groepsritme, waarbinnen iedereen meehijst. Zonder te oordelen. wie zijn glas leeg heeft en ziet dat ongeveer de helft van de groep ook droogstaat, die betaalt. Geen gezeur, geen overpeinzingen, vooral ook geen bierbitterende opmerkingen zoals ‘amai, wij trekken er nogal aan door’… In sommige meer diverse gezelschappen is er ook nog de techniek van het tussenpintje, maar dat komt in een andere blog nog wel aan bod.

Terug naar onze knapen aan het tafeltje. Miserie en tactiek halen de bovenhand. Het pintritme wordt immers niet aangehouden als er dames wijn zitten te nippen. Het zou perfect kunnen, maar het gebeurt niet, omdat er, vanaf glas twee, opmerkingen komen, over hoeveel en hoe snel en of ze nog wel een zouden willen, en of ze misschien niet zouden overschakelen op iets anders.Dat is niet leuk. Vinden veel mannen.

Ze kunnen perfect 1 on 1 om met een wijn- of waterdrinkende partner, en zelfs zonder noemenswaardige problemen inschuiven in het tragere zwelgritme, maar van zodra er meerdere mannen rond een tafel zitten is het toch moeilijk. Daarom zie je ze ook overschakelen op grotere volumes. Het wordt een uithoudingswedstrijd. Zo lang mogelijk nippen zonder leeg glas. Nen drieëndertiger is dan toch altijd 8cl meer. En pak dan een bierke waar wat ‘beet’ op zit, een trappistje of een duvelke, dat remt ook af.

De bonsaikweekster ziet de domesticatie aan, en is blij. ‘die van mij kan zich gedragen, hij zit er proper bij’. Die van haar wil eigenlijk niets liever dan in een zweterig, rokerig rokershol rechtstaan en pinten drinken… Maar fase 1 is achter de rug, verpotten in andere grond, met aangepaste zuurtegraad.

Benieuwd naar de andere technieken? come and see next time, ik heb er nog wel wat…(oh, ja, voor ik de vrouwen op mijn nek krijg, Het valt niet uit te sluiten dat mannen ook hun lompe technieken hebben om te proberen hun bloem van een onafhankelijke vrouw (want dat willen wij immers allemaal! tot we ze hebben) onder de knoet te houden, maar dat valt buiten het bestek van dit verhaaltje.

Privacy moet verplicht worden

“Als ge uw vrouw bedriegt, moogt ge over veel dingen liegen tegen haar, maar nooit over de plaats waar ge zijt!’  wijze woorden van een verkeerde vriend. Vroeg of laat val je immers door de mand, door een flitsfoto, of iemand die je die avond ergens totaal onverwacht tegenkomt.  Geo-tagging avant la lettre.

Jaren geleden zat ik met wat vrienden in een café, gsm’s te vergelijken. Boys, men and the size of their toys, weet u wel. Eén van ons had toen een gsm met een camera. De rest vond dat stom. Het doem scenario werd uitgetekend. ‘Wat ga je doen als je vrouw belt en ze zegt dat je dan maar eens een foto moet maken van die vergadering?’ Het idee dat je daarop beducht moest zijn werkte ontradend om die nieuwe hebbedingen aan te schaffen. Maar niet voor lang. Nu lopen we allemaal met zoiets rond.

Status updates in allerlei sociale netwerken, niks voor mannen. ‘Niemand moet weten waar ik uithang, niemand moet weten wat ik doe’.

Gowalla en Foursquare,  van ‘t zelfde laken een broek. Enerzijds wil ik wel tonen waar ik mijn geld zit te verbrassen, maar ik wil niet altijd zeggen met wie… Andere discussies, steeds dezelfde ondertoon.
 En altijd om de verkeerde redenen.

We doen het niet omdat we iets verborgen willen houden. Terwijl het net omgekeerd zou moeten zijn. Doe het wel, er ontstaan zoveel meer opportuniteiten, gesprekken, ontmoetingen. Als je’t niet doet omwille van sociale controle, dan zitten er een aantal dingen fout. 

Of  het ligt aan die partner van je, die dwangmatig controlerend is , of jij hebt een probleem met je parallelle levens en je zogezegde ‘secret garden’. 
 Niet dat mij dat stoort hoor, vrijheid, blijheid.

Het gaat niet meer weg, het wordt alleen nog erger. Of intenser, of makkelijker.
Niemand verplicht je om je dagboek online te smijten, en toch zijn er meer blogs dan ooit. Mensen hebben gewoon de behoefte om te delen, om te vertellen. Het zijn geen goed verborgen schriftjes meer met slotjes. Het is wat slordiger, wat voyeuristischer ook, maar om nu te denken dat daar misbruik van gemaakt wordt?

Privacy ligt elders, en privacy heeft te maken met verstand. Ik vind het geneuzel erover vervelend. Leer lezen, leer privacy instellingen instellen en besef wat je zegt, en tegen wie.  En bovenal, wees nederig, want je bent echt niet zo interessant.
In dat verband moet ik altijd denken aan het squashen.  Niks zo vervelend als  squashen in die kooi voor de bar.  Tenminste dat denk je, omdat iedereen je spelniveau gaat bekritiseren. Niets is minder waar.  Het is stukken vervelender voor degene die een pintje drinkt aan diezelfde bar.
Maak je geen zorgen over het feit dat je slecht speelt en uitgelachen zal worden. Als je slecht squasht wordt er  gewoon niet naar je gekeken. End of story.

Als je slecht schrijft, oninteressant blogt, saai statust en twittert is er geen hond geïnteresseerd.  En voor die mensen moeten we privacy juist verplicht maken, zodat niemand er nog last van heeft.

(Artikel dat ook verschijnt in DMix Oktober, eerstdaags in jullie brievenbus)