Mannekes, we zijn het uit handen aan’t geven.

Stel u voor. Een feestje. Mensen lopen door elkaar, mannen en vrouwen staan ontspannen te keuvelen.  De tijd, die lange stille stroom, meandert  geholpen door sloten alcohol en hapjes. Het is gezellig! Zomeravonden zoals ze moeten zijn. Met openspattende lachsalvo’s, blije gezichten, opgeruimde sfeer.

Ineens, oorverdovend, het schrille gefluit van een voetbalhooligan. De gesprekken verstommen, iedereen kijkt op. De vrouw in kwestie, haalde haar vingers uit de mond,  had aan één blik genoeg en sprak de gevleugelde woorden uit: ‘T is tijd voor de kinderen!’.

Zonder boe of ba, vertrokken drie van de aanwezige venten om allerhande kinderen op te halen van een scoutstoestand. Bedremmeld, als schooljongens. zonder iets terug te mompelen. Betrapt op hun gebrek aan planning en time management. want het was tijd voor de kindjes, en ze hadden beloofd dat ze er gingen voor zorgen. De sfeer tussen de venten was totaal kapot, mentaal konden ze dit even niet aan. alcohol en een volledige hergroepering van de rangen was nodig om het evenwicht te herstellen.

De vrouwen waren alweer aan’t keuvelen. De amazone van het fluitsignaal schonk zich nog een glas in en hernam de conversatie waar ze ze een fractie eerder had afgebroken, met een allerbeminnelijkste glimlach.

Twee dagen later. Een terrasje in de Kempen. Ik overdrijf niet, maar vijf keer op rij kwam er een mooie wagen aangereden, telkens een vrouw aan het stuur, met naast zich haar vent. Nog net goed genoeg om de handtas aan te geven bij het uit stappen.

Jongens, waar gaat dat naar toe? Waar is de tijd dat we ’t voor ’t zeggen hadden? dat wij met de dikke bakken reden? etc etc…

Vergis u niet, de fluitvrouw, petite, as they say, was geen hooligan. Ze is doctorandus in de fysica, heeft er nog een andere master bovenop geplakt en danst bovendien als geen ander. Daarnaast zorgt ze ook nog eens voor het feilloos ineenpuzzleen van de naschoolse activiteiten van haar progenituur en is ze niet te beroerd om desgewenst die andere buur, vent en vader van een vriendje uit de nood te helpen als er early babysits moeten geregeld worden. Want hij heeft veel werk, en ’t is allemaal niet zo makkelijk te regelen, met enkel maar een poetsvrouw en de mama die komt helpen.

Lezers dezer kolommen, weten hoe na het mandom mij aan het hart ligt. Nooit zal er een onvertogen woord over mijn lippen komen om onze soort imagoschade toe te brengen, maar ik denk dat we verkeerd bezig zijn jongens.

Met onze ‘we regelen dat wel’ konden we het halen zolang we ‘den auto en de gsm’ hadden en een schare van vrienden om in de improvisatie mee te werken. Maar die vlieger gaat niet meer op. De ‘maskes’ studeren beter, organiseren beter en scoren beter.

En eerlijk, hun conversaties zijn boeiender. Zet vijf venten bijeen, in een gezelschap waar vrouwen rondlopen, en na een kwartier gaat het over auto’s, of mountainbikes. Is het dat maar?

We moeten opletten. Als ze straks ook nog grappiger worden is het gedaan, hebben we geen rol van betekenis meer te spelen. Willen we daar allemaal wat aan denken? En een fijn weekend gewenst!

25frank voor kinder geluk

LogoVierkant

“Ben ik ouderwets geworden als ik ervan uitga dat lezersbrieven en reacties op blogs, artikels of meningen zouden moeten voldoen aan twee regels: beleefdheid en bijdragen aan het debat?”, vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. “Het zou kunnen, maar het maakt het leven alleszins een stuk prettiger.”

Mijn papa en mama schreven beiden brieven naar de krant. Ze genoten op de één of andere manier met volle teugen van hun democratische rechten en van de diverse spreekbuizen die hen geboden werden om hun mening te uiten.

Mama deed het enkel in de vorm van lezersbrieven naar ‘Het Laatste Nieuws’, steevast vergezeld van een gift voor kindergeluk. Mijn vader schreef naar ‘De Standaard’, en daarnaast stelde hij ook parlementaire vragen. Hij ‘zat’ in de politiek.  Mijn vader was een ernstig man, doordrongen van de zwaarte van het leven.

Als kind boezemde mij dat ontzettend ontzag in… Sssst, vader schrijft. Hij deed dat geconcentreerd, rustig, waardig bijna. In een erg precies, fijn handschrift, en omringd door boeken en naslagwerken. Daar lag ook al eens een woordenboek bij. Om zeker te zijn.

Eens alles geschreven, ging het in een enveloppe, en werd het verstuurd. Mijn vader was niet het type van de gele briefkaarten.

Een paar dagen later werd dan nagekeken hoe het stuk in de krant was verschenen. Haast nooit ingekort, en ook nooit erg gewijzigd. Daar was hij trots op. Verder dan dat ging het niet. Geen knipselmappen, geen manische verbetenheid om elke dag, elke week opnieuw zijn naam in de krant te zien verschijnen. Geen zin om over alles een mening te hebben. Alleen bij dingen die er echt toe deden kroop hij in de pen.

Als je dat proces van iets dichterbij bekijkt, dan stel je een aantal dingen vast. Hij las grondig, dacht na, en als het echt niet kon, niet strookte met zijn eigen overtuiging, dan reageerde hij. Dat reageren was afgemeten, juist en factueel. Nooit impulsief. Nooit de man, altijd de bal. Ook met respect voor de argumenten van de overkant, die hij netjes weerlegde of op de gepaste manier ontkrachtte.

Sinds kort smaak ik de eer en het genoegen om voor deze publicatie mijn stukjes te plegen. Op mijn blog is dat anders, daar schrijf ik voor kennissen, vrienden, fans. Die het zelden of nooit met mij eens zijn, maar dat wel nog helder geformuleerd krijgen, op een manier dat er een integere discussie ontstaat.

Als ik kijk hoe er vandaag gereageerd wordt, op fora, in online kranten platformen, dan schrik ik toch. Het is me toch een geschimp, boers en platvloers.

Maar dat tot daar, ook al is het niet prettig om zoiets te lezen. Het gebrek aan ernst, aan net dat ietsje dieper doordenken, wat het verschil maakt tussen het begin van discussie en scheldproza. Dat vind ik zo jammer. Het naast de kwestie reageren ook.

Is het dan echt zo moeilijk om je te verplaatsen in wat de steller wil zeggen? Eerder dan hem te proberen pakken op iets uit de marge? Is dat het niveau van het debat  in Vlaanderen? Dan is het droevig gesteld.

Neem nu de zogezegde aanval van Bart De Wever op de media. Ik heb niets met die mens, behalve dan dat iedereen schijnt te vergeten dat jaren geleden er maar twee mensen in staat waren (en het lef hadden) om Filip Dewinter weerwoord te bieden: hij en Karel De Gucht. Ik ben die mens daar nog steeds dankbaar voor. Sceptici kunnen zeggen dat het van ongezond bruin evolueert naar een andere gradatie, maar tot nader orde hebben ze daar en toen als ‘fatsoenlijk rechts’ de steun van de kiezer verdiend gekregen.

Maar zelfs al zou ik de meest diepgewortelde antipathie hebben voor BDW, dan nog zou het niet in mij opkomen om hem ‘den dikken, de vieze vetjoep’ of ander fraais naar het hoofd te slingeren. Mij hebben ze altijd geleerd dat je het uiterlijk van een mens niet mag gebruiken in een discussie, omdat dat te gemakkelijk is, en bovendien kan die mens daar niets aan doen. Concentreer je op de inhoud.

En ook daar gaat het mis. Het zal allemaal wel, dat je de mens niet los kan koppelen van de functie en het mandaat, maar maakt dat meteen dat wat hij zegt onjuist is? Gewoon omdat hij toevallig N-VA-kopstuk is? Er is toch wel iets van aan, dat de jacht op de primeur ten koste gaat van de zorgvuldigheid? En dat dat een zorgwekkend gegeven is?

Als je de oorspronkelijke speech leest, dan haal ik daar een stuk bezorgdheid uit naar functioneren van de journalistiek in tijden waar snelheid de bovenhand zou kunnen halen op het controleren van de feiten. Ik vind het niet verkeerd dat iemand daar soms eens op wijst.

Ik begrijp als geen ander dat het misschien als politicus van een partij die onder vuur ligt omwille van de losse pollekes, minder opportuun is, maar dat ontkracht zijn verhaal toch niet?

Ik wil maar één ding zeggen. Formuleer spits, formuleer raak en haal de juiste punten aan, het is te verkiezen boven scheldproza en het is voor iedereen prettiger om te lezen.

ik deed al podcast toen het nog niet bestond… denk ik.

Alleen heette dat toen radio… Bij het opruimen van bestanden en directories kwam ik deze nog tegen.

Merk de zelfgenoegzaamheid op – ik was vroeger zo – maar ga er aan voorbij omdat het een tijdsdocument is.

Camping Casablanca was één van die fijne zomerprogramma’s die ze bij radio 1 maakten, en ik was een actief participant.

Er is ondermeer sprake van palmpilot… dat was toen heel erg in de mode, electronische agenda’s en zo. En de dame met het redelijk hoge stemgeluid is Annemie Struyf. De interviewer Johan Terryn. Veel heeft het allemaal niet te betekenen, maar op deze manier is het toch maar mooi bewaard voor het nageslacht. En uiteraard ook een beetje voor jullie!

Om te tonen dat ik van vele multimediale markten thuis ben.

Zoals blijkt uit:

 

Den ouwe ging eens naar een techno feestje : Fuse Replay

Een bekend Duits charmezanger zei ooit ‘Waarover men niets weet daarover moet men zwijgen!’. Hij had allicht gelijk. Ik zou dus beter mijn mond houden. Maar ’t is te sterk… omdat ik er niets van begreep, en dus mijn toevlucht zoek tot vergelijkingen en modellen die ik wel ken. Om het te begrijpen.

Vorige week naar Fuse replay geweest. Een soort revival van de welhaast mytische feestjes in de Fuse, onder de bezieling toen, en nu nog steeds van de ongekroonde koning van de techno in vlaanderen, Peter Decuypere. Ik mag de man ‘mijn vriend’ noemen. Het contact is tot stand gekomen over filosofie, wijn en politiek. Wist ik veel wie hij was en wat hij allemaal gerealiseerd heeft voor de technomeute hier te lande. Een ‘scene’ die eerlijk gezegd ook nooit de mijne geweest is.

Ik ben een muzikale barbaar die bekend staat om legendarische vergissingen, in ongeveer alle genres. Maar als ik het mooi vind dan kan het genre mij niet echt veel schelen. Meestal ontdek ik goede muziek ook pas jaren na de trend. Ik denk dat Massive Attack al gesplit was toen ik de eerste CD kocht. Ook Daft Punk heb ik eerder toevallig gezien, op Pukkelpop notabene, waar ik eigenlijk voor iets anders kwam (droge kousen brengen aan mijn zoon, uit bezorgdheid) Zo pik ik wel eens wat mee.

En Peter vind ik interessant en geestig, zonder dat ene facet echt te kennen. Maar de man startte een tijd geleden Fuse replay en nog zo wat toestanden op, en dus bevond ik me timewarp-gewijs terug in de clubs die ik vroeger ook wel eens bezocht.

Alwaar ik Peter als een ware volksmenner een toch wel redelijk indrukwekkende menigte zag opzwepen tot… ja tot wat? Tot dansen, of huppelpasjes maken, allemaal met het gezicht naar het podium, waar ene Jeff Mills (onthoud die naam, maar u kent hem allicht al) zijn opwachting maakte. Het paste, het klopte, het was juist. Ik was het anachronisme, hij niet (Peter dus). Integendeel. En ik probeerde maar te begrijpen waar de fun zat, en wat ik miste.

Er is ontzettend veel over te zeggen en te vertellen. Techno party of niet, het is eigenlijk net hetzelfde als een chirofuif. Bij het binnenkomen zie je jongens aan de bar, die veilige haven voor de dans-analfabeten. Moed indrinkend voor voor ze de arena betreden om met hun moves iemand te bekoren. Zo was het toen ik jong was, zo is het nu nog steeds. Alleen gaat het er hier een ietsje sneller aan toe. De jongens die binnenkomen hebben er stuk voor stuk zin in. Dat sommigen daarbij al redelijk strak staan van de geestesverruimende substanties doet niet echt ter zake.

En de meisjes, vrouwen, bitchas… Zo schoon. Altijd weer moet ik aan Stijn Meuris denken. Het is weer druk in Leuven. Meisjes die op de jaagweide gaan staan, meisjes die willen dansen en zich amuseren, meisjes die willen behagen. Het is en blijft fascinerend.

“de meisjes, jongens, ze keuren
de borsten bol en de vuisten gebald”

En daartussen stond ik. Boer in mijn eigen geboortestad wegens het totaal niet begrijpen van de codes. Niet de dresscode, niet de danscode, zelfs niet de drankcode (ik dronk een pintje uit een glas, omdat ik dat nog steeds het meest fris en het lekkerste vind). Ik begreep niets eigenlijk. Ik kende er ook nog wel wat mensen, die stuk voor stuk wel erg enthousiast waren, vooral ook om het ‘revival’ aspect (dat is wat oneerbiedig, want het had niets met een retro-ding te maken).

Op een bepaald moment zag een vriend de ontreddering in mijn ogen en hij lachte me toe ‘ Hebben ze dat liedje al eens niet gespeeld?’. En ik keek hem schaapachtig aan. Wist ik veel? Achteraf bekeken een erg leuk grapje.

In de rokersruimte boven ging het iets beter, daar speelden ze ‘acid’,… of zo. Pak mij niet op de termen, voor ’t zelfde geld was het iets anders. Daar kon ik me wel wat in vinden, tenminste, ik stelde me voor dat je daar wel op kon dansen, lang zelfs, eens je in de mood kwam. Al bleef ik één ding ontberen, want geloof me, ik ben er lang gebleven en ik heb me steeds weer opnieuw proberen op te peppen om het leuk te vinden, om te snappen wat ik miste.

Mij ontbrak de fun. Het zich in vraag stellen. Het met elkaar lachen en dansen en plezier maken. Het was opzwepend. Het zat barstensvol energie, maar ik kon me niet van de idee ontdoen dat iedereen vooral met zichzelf bezig was. Maar misschien hoort dat bij het genre.

Ja, oud worden, het is niet altijd even makkelijk.

DM Column : Het onnavolgbare volgen

DM COLUMN Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, is dol op Twitter. Maar hij ergert zich toch een beetje aan de ‘followers’ en het fenomeen van ‘terugvolgen’.

Op Twitter heb je ‘followers’ en word je ‘gefollowed’. Het zijn afschuwelijke woorden voor de vrijgevochten intellectuelen die we allen pretenderen te zijn. Ik vind dat ze daar een andere term moeten voor bedenken. Omdat het niet echt klopt. Of toch wel? Ik heb er alleszins mijn bedenkingen bij.

Voor mensen die Twitter niet kennen, heel kort waarover het gaat. De micro-blogdienst laat toe om berichtjes van maximum 140 karakters de wereld in te sturen, over zowat alles waar een mens tegenwoordig een mening over kan, mag en wil hebben. Je maakt een account aan op www.twitter.com en je kan aan de slag. Simpel zat. Alleen moet je natuurlijk wel een publiek opbouwen dat bereid is te luisteren naar je ongein, en daar knelt vaak het schoentje. Het aantal volgers als maat voor de aantrekkelijkheid van uw zieleroerselen. En hoe je zoiets moet aanpakken.

Het zegt u niet nog steeds niet zoveel en dat mag best. Voor sommigen is het echter een substantieel deel van hun leven, en zelfs van hun sociale contacten. Je kan daar vraag- en uitroeptekens bij plaatsen, het is gewoon niet anders. En het is ook niet verkeerd.

Zelf ben ik verslingerd op het medium. Mijn ochtendhumeur, de kwaliteit van mijn stoelgang, de ergernis bij weer een onverklaarbaar kleinhandelsfenomeen, ik kan het er allemaal kwijt. Sterker nog, er wordt op gereageerd. Ik krijg steunbetuigingen door gelijkgestemde neuroten, en word afgezeken door anderen. Het hoort er allemaal bij. Fijne oppervlakkige vrienden zullen we maar denken. Er zitten ook echte goede vrienden tussen, ja zelfs familie. Allemaal geïnteresseerd in mijn rijk innerlijk leven. Geweldig toch?

Op zich is dat natuurlijk een iets te simpel beeld van het gebruik van het medium. Ik gebruik het ook als doorgeefluik voor informatie en nieuws, voor de verspreiding van artikels en blogposts die ik schrijf, en simpelweg omwille van de geestige gevatheid van veel twitterati. Je leert nog eens iets, en je leert nog eens iemand kennen. Want het is al bij al een vrij democratisch medium.

Het is ook een erg eerlijk medium. In die zin dat je meestal gewoon doodgezwegen wordt als je niets interessant te vertellen hebt. Ik vind dat een geruststellende gedachte. Een kwiet die dag in dag uit zijn gram wil halen over groot voetbalonrecht, aangedaan aan FC Locomotief Genoelselderen, is meestal geen lang leven beschoren.

Omgekeerd ook. Vlaanderens bekendste prostituee, Hot Marijke, kan mij tot haar lezers rekenen. Gewoon omdat ze (soms) zinvolle dingen zegt, en soms dingen waar ik het totaal niet mee eens ben, waar ik dan ook meteen in de contramine ga. Je leert op die manier een heel klein beetje de mens achter een fenomeen kennen.

Anderzijds, fijne denkers, politici en hoogleraren die occasioneel een tipje van de sluier oplichten van wat hen privé bezighoudt en daardoor ergens wat toegankelijker worden. Ik kan het wel smaken, zo’n Geert Noels die het eens niet over de Griekse crisis heeft maar over die andere passie van hem, het fietsen.

Grappig ook hoe het allemaal wat verweven blijft. En lokaal. Mensen die we kennen, die we leren kennen. Neem bijvoorbeeld onze noorderburen met hun ‘open’ en brutale mond. Ik zie ze graag verschijnen om na een tijdje aan te geven dat ik het niet echt hoef, hun online scheldpartijen, en grote bek opzetten tegen elkaar. Dat hoeven wij niet, hier in Vlaanderen.  Andere cultuur, mijnheer. En eten uit de muur bovendien. En zo blijft de wereld toch maar lekker een dorp, met occasioneel wat verplaatsingen naar het buitenland, onder de vorm van Engelstalige tweets.

Wie mij beter kent, weet dat ik zo’n stukjes nooit schrijf zonder een opborrelend ergernisje. Nooit erg, nooit vervelend, maar een ergernisje, desalniettemin. De volgers dus, en het fenomeen van terug volgen.

Zoals een goede vriend van mij onlangs formuleerde: “De leerling kiest de leraar”. Dat is ook zo op twitter. En maar best ook. Een keuze gebaseerd op ‘kwaliteit’ van de inhoud. Mensen mogen daarbij zelf bepalen wat ze als kwaliteit zien. Voor de ene is dat humor en spitse taal, voor de andere is dat het herkauwen van white papers. Vrijheid, blijheid, je doet maar.

Maar ram het ons niet door onze strot, of probeer het ons niet op een slinkse wijze te verkopen. Want los van de semantiek, van het ‘volgen’, waar ik als heftig rebellerend mens toch mee worstel, Twitter heeft op dat vlak wel wat nadelen.

Hoe meer en beter je tweet, hoe meer mensen je beginnen te volgen. Die pikken dat op omdat je verhaaltjes verspreid worden, maar ook omdat ze op basis van erg specifieke zoekwoorden op zoek zijn naar mensen met bepaalde interesse.

Als je in een berichtje het woord koffie gebruikt, kun je er vergif op innemen dat je meteen ‘gevolgd’ wordt door een tiental koffieaccounts, die waarschijnlijk ingefluisterd kregen dat ze op deze manier ‘conversaties monitoren en deelnemen aan diezelfde conversaties’. En beleefdheidshalve (iets wat onze mama en papa ons geleerd hebben) wordt je dan geacht terug te volgen, wat betekent dat je hun berichtjes in je twitterstroom ziet opduiken.

Ik wens die verlichte geesten allemaal prettig irritante huidziektes en geweldig korte armpjes. Dat is geen conversatie volgen, dat is kortzichtig en opportunistisch omspringen met de zaken in de hoop op één of ander korte termijn gewin. Quod non. Bij mij toch niet (meer). Het resultaat is immers frustratie, ergernis en ruis. En dat is jammer. Door het ontbreken van echtheid, authenticiteit. En dat werkt dus eerder contraproductief.

Ik raad die mensen dan ook aan om dringend het uitstekende boek van Steven Van Belleghem te lezen, ‘De Conversation Company’, misschien gaan ze het dan wel begrijpen. Het is niet enkel een spelletje van veel mensen bereiken, het is vooral een verhaal van geloofwaardigheid en juistheid.

Wie mij niet gelooft, doe de test met volgend zinnetje en kijk wat voor onheil het je oplevert: “De Nigeriaanse transseksuele hoer bestelde nog een gin tonic terwijl ze cash ontving voor haar laatste blowjob”. Gegarandeerd lachen. En denk er in het vervolg aan, wij zijn geen volgvee!

Met drie in bed, liever niet (Bloovi column)

Ik ben verzot op het internet. Altijd al geweest. Hoe dikwijls maak je het immers mee in je leven dat een nieuw mediatype opduikt? Ik herinner me dat ik nog geprobeerd heb met een inbel-modem om de eerste site van het Louvre te bezoeken. Van 20u tot 22u wachten op het lijn per lijn inladen van de Mona Lisa.  Ik had een AOL account, en zelfs een village.uunet account.

Als er iets nieuws te proberen was, dan was ik er als de kippen bij. Legendarische vergissingen heb ik nog gemaakt. Second Life, ik word er nog om uitgelachen. Ik was er echt van overtuigd dat dat de toekomst zou zijn.

En altijd, altijd opnieuw blijk ik een haat-liefde relatie met het medium te hebben. Ik probeer, word enthousiast en dan besef ik de futiliteit, het tijdsverslindend karakter en ik haak af, of herleid het tot zijn ware proporties.

Heel af en toe, gebeurt dat ook door een externe factor. Ik heb net een heel betoog gepleegd over het ‘cheatgedrag’ bij het spelen van spelletjes zoals  wordfeud. Maar dat is niet de enige reden waarom ik afhaak.

Want vergis u niet, ik vind het zalig om contact te leggen met wildvreemden via een spelletje. Je komt al eens boeiende mensen tegen, elk met hun eigen verhaal, en meestal met een mooie dosis humor. Ik was op een gegeven moment een erg fervente Wordfeud speler, zoveel mogelijk partijtjes tegelijk, omdat ik dan niet hoefde te wachten. Serieel spelen, terwijl je aan’t schrijven of werken bent. Zalig gewoon.

Maar soms haalt mijn levendige fantasie het, en dan begin ik me van alles voor te stellen.

Zo was ik met een vriend op een avond een potje aan’t scrabblen, zo rond elf uur. Plots kreeg ik een invite van zijn echtgenote, ook een toffe madam, die goed met woordjes overweg kan. In principe maakt het niet uit met wie je speelt, misschien word ik zelfs niet geacht te weten dat het een koppel is, maar ik weet het wel. En het kan altijd dat hij op zakenreis is, en zij thuis, of omgekeerd, maar de vrouw in mij moet  het wel weten. Het is een verderfelijk trekje, ik weet het.  Beiden speelden niet onverdienstelijk, dus ik heb echt geprobeerd om het op zijn beloop te laten.

Na drie spelbeurten begon het echter te draaien in mijn kopWat bezielt een koppel om naast elkaar in de zetel te liggen scrabblen met een derde?  Ik heb behoefte aan het idee van fysieke verwijdering, en ja, van een stuk alleen zijn als ik zo’n spelletjes speel. Het komt nooit in mij op om wordfeud te spelen als mijn madam naast me zit. Dan kun je andere dingen doen. Dan moet je je laven aan mooie gesprekken, goede wijn en muziek. bijvoorbeeld. En ik weet dat dat achterhaald is, want er is ook niets sociaal aan het samen lezen van boeken, toch geeft dat een andere soort rust dan het getokkel op tablets.

 

Nieuwsgierigheid haalt het dan altijd bij mij. Ik moet het gewoon weten. Discreet polsen aan beide kanten  Bleek dat het koppel naast elkaar in bed lag, hij met de iphone, zij met de ipad. Wat een eindeloze tristesse. Het liefdesnest als plek van verveling en tijdverkwisting. en deze mens weer een illusie armer.

En dan haak ik af. Two is company, three is a crowd in deze.


Ontgoocheling, enorme ontgoocheling, but then again.

Het heeft niet mogen zijn. Ik had een oscar speech in de achterzak, een fris gewassen hemd aan, en de K woman stond aan mijn zij om de mediastorm te begeleiden die mij ongetwijfeld zou overvallen.

In mijn hoofd een quasi zekere landslide. Een historische overwinning van de man die nu al meer dan twee jaar zijn diepste zieleroerselen  en organische bespiegelingen blootgeeft aan de wereldwijde interweb gemeenschap.

Zo dacht ik er over. Niet zo de vakjury, en u het publiek.

Ik begrijp dat, en ik leg me er bij neer. Temeer daar de drie ‘finale-finalisten’ in de categorie ‘personal’ fijne mensen zijn.  Met geweldig leuke blogs om te volgen en ook nog aangenaam om te leren kennen in het echte leven.

1. Madamezsazsa.blogspot.com
2. www.disfunctionelehuisvrouw.be
3. www.houbi.com 

En het was een fijn feestje, waar verder niet veel aan toegevoegd dient te worden, behalve dat de twitterati die ik eigenlijk niet zo goed kende in het echt ook bleken mee te vallen. Allemaal.

Ik vond het fijn om genomineerd te worden, ik vond het fijn om bij de finalisten te zitten, het is niet anders, ik wil daar ook niet flauw over doen. Een bedankje voor alle stemmers; sharers (vurrukulluk nederlands woord!) en sympathisanten  is op zijn plaats.

Oh ja, en ik baal als een stier dat ik het niet gehaald heb bij die laatste drie. Dat zeg ik er even eerlijk bij. Het wordt een slechte dag! 😉

Ik kan overigens iedereen aanraden om via dit artikel die andere blogs eens te gaan bezoeken. Altijd de moeite waard. Ook aan franstalige zijde overigens.

 

Carambole in de Kempen

In de Kempen zijn café’s nog wat ze moeten zijn. Ontmoetingsplekken, dranklokalen, waar ze perfecte pinten serveren en voor de gezelligheid instaan. Café Den Toerist, Wechelderzande. Waar ze de Wechelse tripel serveren.

Je kunt je afvragen hoe je in zo’n gat verzeild geraakt, dat heeft alles te maken met honden en grote routepaden. Verder is dat niet belangrijk. Feit is dat ik er zat. Iets dronk en wat couleur locale opsnoof. In dit geval, twee mannen die biljarten, carambole. Het was mooi om naar te kijken. Omdat er een soort patsergedrag bij komt kijken wat ik wel kan smaken.

Carambole, drie ballen, trefzekere stoten, zacht tikken en ketsen en vooral krijten. Monsterend krijten, bedenkelijk krijten, inschattend, op automatische piloot maar routineus wordt er gekrijt.  Niet alsof het een café spel is. The Crucible meets Raymond Ceulemans en Ludo Dielis.

Zwijgen ook. Twee venten, misschien buurmannen, misschien collega’s, allicht vrienden. Maar geen woord. Niet nors, maar gewoon zwijgen, omdat er toch niets te zeggen valt.

Geen van beiden speelt echt goed, geen van beiden vindt dat erg. Dat maakt het spel niet minder ernstig. Er is een rist van redenen te bedenken waarom het vandaag gewoon niet goed gaat, maar daar beginnen ze niet aan. Stoot na stoot wisselen ze af, er worden geen series neergezet, hoogstens twee, drie keer na elkaar blijft dezelfde aan beurt.

Doodt het de tijd? Neen, dat hoeft niet, ze hebben tijd. Ze hebben zelfs niet de ambitie om te verbeteren. Ze spelen zelfs niet tegen elkaar, maar tegen zichzelf. Golf binnenskamers, als het ware.

De mooie macho-rituelen ook van het spel. Heerlijk om te zien hoe er monsterend naar de keu gekeken wordt bij weer een mislukt shot. Hoe er minutieus met het krijtje gewerkt wordt om toch maar niets aan het toeval over te laten. Heel af en toe een pluisje weghalend, dat de accuratesse had kunnen beinvloeden, en ja, even door de knieën om te zien of de tafel toch niet wat afhelt. Tegenwind is niet te veronderstellen.

‘Plakken ze?’ als twee ballen erg dicht bijeen liggen. De ene houdt met een kennersblik de hand boven het laken om te kijken, terwijl de andere zuchtend om de tafel loopt om de ideale plek te kiezen voor weer een successtoot.  Rug naar de tafel, krijtend, zeker van zijn stuk. Hij gaat er voor. Behalve als ze zouden ‘plakken’, natuurlijk!

Mooi ook, hoe je slechte spelers herkent aan hun gave om het spel ingewikkelder te maken dan het is. Ze spelen risicovolle stoten, waar het ook simpel kan. Soms omdat ze het simpele niet zien, soms ook gewoon omdat het waarderend is. Een moeilijk stoot die gemist wordt, dat kan altijd. Een moeilijke stoot die lukt, dan ben je een heerser. Applaus is niet je deel, maar waarderende kennersblikken en zacht gemompel, de ovatie van de stillen.

Zwijgend wordt een nieuw bier aangedragen. Vijf minuten pauze voor een goedkeurende smaakzwelg, en het spel gaat verder.

Een oud koppel onderbreekt mijn geschrijf. ‘Ge zit aan ons tafel, gij zijt niet van hier hè?’.

 

Zo kan het ook, ordehandhaving

 

Flikken. Honden. Loslopen. Het zijn drie woordjes die meestal niet erg goed samengaan. Pas op. Voor u denkt dat u hier een betoog gaat krijgen van een fervent hondenliefhebber, doorspekt met kreten als ‘hij heeft nog nooit iemand gebeten” en “de mijnen doet dat niet”. Dat is niet zo. Ik ben de eerste om te weten dat ik mijn hond niet echt zo goed in de hand heb als mijn hoofd soms denkt.

Ik ben er ook voorstander van dat mensen die beesten willen ook de moeite zouden mogen doen om naar een hondenschool te gaan, en ik ben er in één moeite door ook van overtuigd dat ze die scholen niet voor de honden hebben uitgevonden maar voor de baasjes, die gedragsspiegeltjes voorgehouden krijgen. Hé, hé, dat lucht op.

Bovendien, mijn hond, dat is een toonbeeld van vleesgeworden, rauwe anarchie en bloedonderdenagelshalend pestgedrag. Voornamelijk naar mij, laat dat duidelijk zijn.   Maar loslopen in Zoerselbos,  of aan zee, of ergens langs de grote routepaden, dat gaat erg goed. Paarden, schapen, koeien en occasionele mountainbikers zullen daar wellicht anders over oordelen, maar daar gaan we het nu verder niet over hebben.

Wat er ook van weze, het monster liep los te snuffelen, en daar kwamen onze blauwe vrienden aangetuft. We spreken Kempen, vooravond, geen kat op straat, just me , my dog and them!

Ik heb zelf niet zo’n al te beste verhouding met het gezag, dus ik zette me al schrap voor gevatte snijdende opmerkingen aan het adres van onze blauwe potentaten. Ik kan er niet aan doen, ’t is de hond in mij. Ik moet ze niet echt. Het is een probleem dat er mij al vele opgeleverd heeft, waarbij menigmaal de verzuchting geslaakt werd ‘houd toch uw bakkes, ’t was gezellig’. Het lukt niet, het is niet anders.

Kempenflik 1 stapte uit, monsterde de situatie, ‘Goeienavond, uwen hond?’  Flik 2 kwam er bij staan, met een glimlachje, dat ik al meteen interpreteerde als ‘HA, we hebben er ene, nu gaan we er eens wat mee spelen, en onze spierballen laten rollen. In plaats van echte misdaden op te lossen!

Stijf van de adrenaline, met bloeddoorlopen ogen en een batterij opmerkingen over kleinzierigheid en  gebrek aan gezond verstand, snapte ik, ‘ja, mijnen hond ja,daar lijkt hij toch op!’

‘Schoon beest, maar straks toch beter aan de lijn houden, ge weet maar nooit, en ne goeienavond nog!’.

En weg waren ze. Ordehandhaving op zijn Kempisch. Vriendelijk, relativerend, to the point. Ik heb Spike aangelijnd. Ik hou van Kempische flikken!

Social Gaming, smerige bedriegers allemaal

DM COLUMN Hoe sociaal zijn ‘social games’ eigenlijk? Dat vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. Niet bijzonder, blijkt.

In de sociale media wordt er al eens gepraat over ‘gamification’. Een mooi woord waarmee bedoeld wordt: het toevoegen van een spelconcept aan een andere (meestal saaiere) activiteit, met de bedoeling de aantrekkelijkheid ervan te verhogen. Punten verdienen! De boel wat opleuken.

Mijn stelling? De mens is niet te vertrouwen, en daarmee uit. We moeten ons daar toch eens over bezinnen. Die continue neiging om de boel naar de verdommenis te helpen door de regeltjes te omzeilen, wie help je daar nu mee?

Het stopt namelijk niet bij ‘gamification, er is alweer iets nieuw ontdekt in de sector: ‘social gaming’! De boerenjongen in mij vraagt zich dan af of er ook ‘asocial gaming’ bestaat. Dat is dan waarschijnlijk die eenzaat die maniakaal probeert zijn oog-hand coördinatie te verbeteren door zijn spelconsole te bedienen terwijl zijn andere hand een blik Red Bull en wat chips beroert.

Maar ‘social gaming’ dus. Samen spelen, gebruik makend van de menigvuldige ‘sociale’ platforms die de interwebs aanreiken. En waar het meteen ook misloopt. En waarom ik mij er in opwind.

Zo’n jaar geleden was er een spelletje: Wordfeud. Een soort eigentijdse Scrabble. Je speelt het tegen iemand anders, online, op een Scrabblebord. En tussendoor kan je nog gezellig keuvelen ook. Chatten heet dat dan. Een absoluut jeukwoord, maar dat terzijde. Een erg leuke actualisatie van een fijn spel. Ik was er meteen voor gewonnen, want ik hou wel van spelletjes.

Nu ben ik zelf redelijk goed met woordjes. En mijn vriendin ook. Toch kregen wij keer op keer op onze donder van mensen die we kenden via Twitter en er daar nooit in slaagden een tweet de wereld in te sturen zonder taalfouten. Het zegt niets, maar het zegt toch iets. Want op Wordfeud ontpopten ze zich tot heuse taalvirtuozen, die monsterscores haalden met de woordjes die ze op het bord smeten. Ik begreep er niets van en begon licht existentiële problemen te vertonen.

Tot mijn vriendin me wees op het bestaan van allerlei hulpapplicaties: kleine programma’s waarin je jouw lettertjes kan ingeven, soms zelfs met een zicht op het spelbord, en vervolgens toverden de apps de meest lucratieve woorden tevoorschijn. De vooruitgang van de technologie hé. Je hebt er geen verweer tegen.

Mijn lijdzaam verzet bestond er uit om systematisch éénlettergrepigen te produceren. Een zachte blinde in het land van de veelogen. Ik juichte hun gebruik van taal immers toe, ze konden er misschien iets van leren. Mijn vriendin gooide het spelletje gewoon toe. Als we het nu nog eens spelen, dan is het live rond het bord, met haar zoontje erbij en een glas wijn op tafel. Veel leuker, socialer en vooral eerlijker.

En toen ontdekten we Draw Something. Pictionary, maar met twee. Slim uitgedacht ook, want je speelt als het ware samen naar een recordaantal beurten. Hoe beter je tekent, hoe sneller de tegenspeler kan raden en vice versa. Hoe moeilijker het woordje dat je kiest, hoe meer punten je krijgt. Ik ben Picasso niet, dus kies ik meestal redelijk voorzichtig. Wat ik niet kan tekenen, daar begin ik niet aan, het is al moeilijk genoeg.

Groot was dan ook mijn verwondering toen bleek dat men ook daar de kluit aan ’t belazeren was. Gewoon door het te raden woord neer te schrijven. Niet eens als een rebus. Neen, gewoon schaamteloos, alle lettertjes netjes op een rijtje. Wat is dan nog de bedoeling? Een record bijeenharken op slinkse wijze? Wie bedrieg je daarmee? Ben ik dus ook mee gestopt.

In mijn honger naar ‘social games’ en de daar bij horende sociale contacten dacht ik het later nog eens gevonden te hebben: SocialChess! Ik vind het niet uit, het bestaat echt! Online schaken tegen een wildvreemde, maar wel met dien verstande dat je min of meer op eigen ELO rating kan kiezen.

Ik hou van schakers. Het zijn intelligente mensen, integer ook. Met liefde voor het spel. Die vinden het spel zo edel dat ze niet, nooit zouden ‘cheaten’. Zij hebben zelfs een erecode, de koning wordt niet van het bord genomen.

Wat had je gedacht. Het viel mij al op dat bepaalde spelers systematisch opgaven als ze met wit mochten beginnen. Onlogisch, omdat je daar toch een zet voorsprong mee hebt. Ze wonnen echter iedere keer weer tegen me, als ik met wit begon. En weet je hoe dat kwam? Omdat ze de partij naspeelden met een computer naast zich. Stromannen in een virtueel schaakspel, hoe triest kan je leven eruit zien. En dat alles om te winnen.

Neen, geef mijn portie maar weer aan Fikkie. Ik zal wel weer naar pornosites surfen. Op zich is dat wellicht ook sociaal te noemen.

Regenkapjes

Plastic Regenkapjes. Mijn oma. Onafscheidelijk.
Ik moest er meteen aan denken toen ik ze zag, vorige zondag. Ik dacht dat het niet meer bestond.

Met de K-woman, couleur locale aan’t opsnuiven in het Haspengouwse. Niet dat ik iets heb met bloesems of zo, maar het nuttige wordt soms aan het aangename gekoppeld. Het beest wordt buitengelaten, en dan bedoel ik mijn hond. Tegelijkertijd zijn er de ‘foto besognes’. Ik voel me soms meer ‘assistent-location-scouter’ voor de betere weddingplanner, maar dat terzijde. Het zijn onvergetelijke namiddagen, en ik heb er al prachtige stukjes België mee ontdekt. Of herontdekt, want wij waren geen lor geïnteresseerd toen onze ouders er met ons heengingen. Jeugdzondes, ’t is niet voor niets dat het zo heet.

Het leuke aan zo’n ietwat landerige namiddagen is het lonkend ‘avontuur’ op het einde. Soms is het dat echt. Het is moeilijk om uit te leggen aan mensen die zo niet ineen zitten, maar ik kijk daar altijd naar uit. Niet omwille van het genot, maar omwille van de onvoorspelbaarheid. Pinten drinken in de lokale herberg, en kijken waar de mensen, de verhalen en de omstandigheden ons brengen. We zijn daar beiden goed in. Het opsnuiven van sfeer, het fantaseren van verhalen, het luisteren en kijken naar mensen. En tijd verdwijnt, is onbelangrijk. Voor haar een evidentie, voor mij niet zo.

Toen kwamen ze binnen. Ik hoefde niets te zeggen. De foto was al gemaakt, en het begon te kolken in mijn hoofd. Twee vriendinnen, twee weduwes, twee zusters. Ik houd het op weduwes, vriendinnen, die elkaar al lang kennen, die regelmatig bij elkaar op de koffie gaan, om een beetje sociale media te spelen van hun dorp. Vroeger heette dat roddelen, maar nu zijn dat status updates.

Arlette en Josiane, zo noem ik ze. Vrouwen voor wie de ritmes van de dagen, weken, seizoenen nog iets betekenen. Maandag,wasdag. Vrijdag, visdag. De grote schoonmaak als als ankerpunt. De jaarmarkt een hoogdag en het kerkbezoek een automatisme. Milde strengheid als één van de kinderen het wekelijks bezoek overslaat want ‘het zijn ook onze kleinkinderen!’ En kraaknette huizen, die ruiken naar boenwas, zeep en verse soep.

En vandaag deden ze frivool. Het huis lag aan kant en het was zondagmiddag in Helshoven… een wandeling kon. Tot de regen tussenkwam, en daar werden de kapjes bovengehaald. Uiteraard hadden ze die bij. En het alternatieve plan werd ingeschakeld. Koffie en vlaai heet dat hier. Vlaai is taart. Taart is niet altijd vlaai, daarentegen.  En als het bleef regenen, dan volgde er nog een schoon biertje. Dat mocht, op hun leeftijd.

Arlette en Josiane. Want Franse namen, dat was nog in de mode toen. En ze vertelden, en keken, en in hun hoofden werden de geluksmomenten aaneengeregen, als een paternoster, met hier en daar een zwart pareltje. Volgende week naar ’t kerkhof.

Hun regenkapjes waren ze vergeten. Veel van hun herinneringen niet.

Eeuwige Roem..

Uiteraard wil ik het onderwerp erg koeltjes en nonchalant behandelen. Omdat ik zo ben, omdat ik alles casual, Humphrey-Bogart-gewijs, aanpak en zo,.. Eigenlijk is deze post overbodig. U zou er immers zelf wel achter gekomen zijn.

Maar toch! Deze mens is blij en wil het dan ook uitschreeuwen.

Ik mag vanaf nu op regelmatige basis bijdragen leveren aan De Morgen. En ja, ik vind dat erg fijn. Niet voor het geld, niet om de roem. Gewoon omdat ik graag schrijf en nog liever gelezen word.

Het zou te sterk uitgedrukt zijn als ik zeg dat het op hun vraag is. De waarheid gebiedt om te zeggen dat ik het hen lang geleden al eens gevraagd heb,  of ze dat zagen zitten. Allicht is het door de enorme exposure van de Knack Weekend Blog Awards, (ja, u kunt nog steeds stemmen, categorie persoonlijk!)  het besef beginnen dagen dat ze met een raspaardje vandoen hadden, en daarom hebben ze dan nu maar toegehapt. Maar toch! “L’histoire ne retiendra que les vainqueurs”.

Wat kan u verwachten? Columns zoals deze eerste. Bespiegelingen over media, en zijn fenomenen,de maatschappij, de mensen en het leven in zijn algemeenheid, maar met relevantie (hoe beperkt ook) voor de lezers van De Morgen.  En uiteraard voorzien van mijn persoonlijke “grain”, om het met de woorden van de beroemde filosoof Alex Callier te zeggen.

Ik hoop dat u mij volgt, en meer nog, dat het debat, zoals zich dat ontspon naar aanleiding van de eerste column, niet alleen op twitter en op facebook kan gevoerd worden, maar zo’n beetje overal, ook in de krant. “Ter leering ende vermaeck”

Getekend : Guido, nu ook in de dagbladen enzo

DM Column : Don’t Push it

DM COLUMN “Is er een verband tussen Zazoo-condooms en een nieuwe televisiezender zoals TNT?”, vraagt Guido Everaert, blogger, marketeer en consultant, zich af. “Ja dat is er: de reclamemaker is dezelfde en de manier waarop hij zich bedient van het internet om een viraal effect te hebben verschilt ook niet veel.” Waarna een mens zich kan afvragen hoe spontaan of oprecht zo’n ‘viraal effect’ op internet is.

Het is ondertussen al een aantal jaar geleden, maar ik herinner het me nog als gisteren. Guillaume Van der Stighelen komt ons kantoor binnengestapt, destijds bij Duval Guillaume, klapt zijn pc open en toont een spotje, zonder iets te zeggen. 30 seconden later zit iedereen met een grote glimlach te gniffelen. Het spotje haalde vervolgens zilver in Cannes, het grote reclamefestival, en de rest is geschiedenis.

Waarom moet ik daar nu aan denken? Naar aanleiding van de commotie in datzelfde online- en reclamewereldje over het TNT-filmpje, waarvan ik het linkje ook toegevoegd heb. Omdat er zoveel parallellen zijn. Zelfde bureau, zelfde aanpak, zelfde resultaat: talk of the day.

Het condoomspotje was één van die spotjes waarvan de klant eigenlijk ook wel vond dat het geniaal was, maar hij had of noch het budget, of de durf en het gezag om het ding voluit ‘airplay’ te geven. Dus zocht men een manier gezocht om de wereld toch te laten meegenieten. David tegen de rest. Calimero maakt het verschil.

Het filmpje werd met graagte door de creatieve gemeenschap en de vrienden van de vrienden doorgestuurd en geshared, omwille van zijn creatieve en taboedoorbrekende aanpak,  en kreeg in no-time de aandacht die een creatief pareltje verdient. Eerst in België, dan daarbuiten.

Nu, zoveel jaar later, doet datzelfde bureau de stunt nog eens over.  Binnen de week is het filmpje een absolute hit en scoort sterker dan de meeste superbowl spots. Bravo! En toch is dit filmpje anders, en een ietsje minder geloofwaardig.

Wat stoort er mij? Ik ben niet zo sullig te geloven dat er destijds ook niet aan ‘seeding’ gedaan werd, alleen leek me dat minder gestructureerd dan nu. En het Calimero-effect ontbreekt deze keer. Niet dat dat er altijd bij hoort, alleen geeft het te denken over de kunstmatige aard van het ‘virale’ effect.

Ik heb een bijna kinderlijk geloof in sociale media, omdat het zo’n mooi, eerlijk en direct medium is. Een medium dat de kracht van echte ‘word-of-mouth’ in zich draagt, waarbij goede creatieve uitingen, grappige en goede vondsten altijd naar boven komen. Zoals goede blogposts hun weg vinden en slechte doodgezwegen worden. Geloof me, ik kan er over meespreken.

Dat het ‘push-filmpje’ een hit zou worden, dat kon bijna niet anders. Het is leuk gemonteerd, je bent benieuwd naar de afloop en het het is gewoon grappig. Waar ik wantrouwig word, is het moment waarop ik vaststel dat het na minder dan een week al zo’n hoge toppen scheert.

Want TNT, wat is dat eigenlijk? Het is niet de pakjesdienst. TNT is deel van Turner, de groep die ook eigenaar is van CNN, Turner sports, TCM (Turner Classic Movies) en dan noem ik maar de belangrijkste. Geen kleine jongen dus.

En zie, daar prijkt het filmpje trots op de homepage van Turner.com. Iemand met meer verstand dan ik, zal allicht wel kunnen uitvogelen hoeveel hits dat oplevert, vooral ook als de lancering – weze het dan ironisch – aangekondigd wordt als ‘TNT launches with a big bang in Belgium’. Goeie truken van de foor.

Ook op Youtube is het filmpje niet klakkeloos neergepoot, maar door met zorg uitgekozen partners. Niks verkeerd aan. In een recordtempo krijgt het beestje het aantal views waardoor iedereen zich op de borst kan kloppen. Daar gaat het mijns inziens een beetje fout. Kijk eens hoe goed ons creatief werk, kijk eens hoe goed wij het medium begrepen hebben.

Ik vind dat spijtig, om twee redenen. Ten eerste omdat het de authenticiteit van ‘word-of-mouth ondergraaft. Je kunt in principe niet voorspellen wanneer je een ‘viral’ verhaal gaat maken. Het ontstaat. Door appreciatie. Door erkenning van originaliteit, van kwaliteit. De cynische medemens zegt nu, terecht, dat ik een dromer ben. Dat is dan maar zo.

Daarnaast vraag ik me ook af wie dat filmpje nu wel gezien heeft. Het is bedoeld voor televisiekijkend België. Toch? Meer dan 20 miljoen hits. Hoeveel komen er uit Belgie, en hoeveel uit de buitenlanden?

Nogmaals, niks van wat ik zeg is maatgevend voor het creatief brein en voor het planningsgenie, want wellicht ligt daar het echte snufje genialiteit; ‘de metacommunicatie’ over ‘most viewed’ samen met een terugkoppeling naar die thuismarkt. Ik voel me echter een beetje bekocht, ja, zelfs gemanipuleerd, en daar houd ik niet van.

#justsaying

‘Ok, maar eerst nog even naar het toilet!’

Wie heeft ze nog nooit gehoord? Woorden uitgesproken door een vrouw, door de vrouwen. Door alle vrouwen, nadat alles afgerekend is op café of restaurant. En wie heeft dan nog niet gezucht?  En nu heb ik het even tegen de mannen. Gezucht, omdat je plots weer wist dat dit ging gebeuren. Gezucht omdat je in die tijd iets anders kunt doen. Want laat ons wel wezen, toiletbezoek bij dames, het is kennelijk een stuk complexer dan bij mannen. Het duurt allleszins langer.

Systematisch overkomt het mij. Het resultaat is dat je als vent wat ongelukkig staat te wachten. Je hebt de keuze tussen buiten wachten, binnen wachten, maar wachten zul je. En zonder iets om handen te hebben, laat staan dat je nog iets kan drinken. Want dat is dan ineens onbeleefd, dan hebben we een drankprobleem. Terwijl het over een tijdspanne gaat waarbinnen je met gemak een krant kan uitlezen…

Toen ik het onlangs weer hoorde en zag gebeuren, heb ik het op de man af gevraagd. Waarom doen jullie dat? Waarom altijd net op het moment dat we willen opstappen… De aanwezige dames keken mij aan alsof ik de grootst mogelijke idioot was die ze al ooit hadden ontmoet. ‘Dat is toch normaal, als je klaar bent met alles hier, dan ga je naar toilet, om niet opnieuw te hoeven zitten, of omdat je op die manier de periode optimaliseert tussen twee toiletbezoeken.

Logisch inderdaad, en eens te meer blijkt dat vrouwen superieure wezens zijn qua efficiency. En toch! En toch! Zou het niet kunnen dat er toch iets schort aan het inlevingsvermogen van de vrouw? Zou het kunnen dat die handeling ingegeven is door puur eigenbelang?  Wat kunnen we daar uit concluderen, want het allemaal minder fraai dan we wel denken.

Ik denk dat er twee dingen gaande zijn. Vrouwen hebben totaal geen empatisch vermogen, in weerwil van wat ze zelf beweren. Daarnaast zijn ze ook niet in staat tot opgaan in het moment! Tot genieten! En ik zal dat nu hard maken.

Om te beginnen dat fameuze empathisch vermogen. Mannen zijn galant, hebben van jongs af aan geleerd rekening te houden met hun vrouwelijke partner. Wij zijn ingesteld op het aangenaam maken van de tijd die we samen met onze dames doorbrengen.

Niet omdat we dat graag doen, of om hen terwille te zijn, maar om onaangenaam gedrag te vermijden.  Hen doen wachten tot daar aan toe, maar hen doen wachten in vervelende context, dat kan toch nooit de bedoeling zijn. En daar krijgen we toch vroeg of laat de rekening voor gepresenteerd. Zo zonder drankje, zonder fatsoenlijke zitplaats, het is en blijft iets wat te mijden is.  En wij kunnen daar over meespreken.

Het tweede en mijns inziens veel belangrijker inzicht dat we hier weer gekregen hebben, is het onvermogen tot echt genieten. Mannen zien het cafébezoek als een soort onderdompeling, een experience. Je kunt daar met geen mogelijkheid een termijn op plakken. hoe lang gaat dat duren, een uur? Een dag? We weten het niet, we willen het eigenlijk niet weten, wij staan open voor een avontuur, dat ons ideeën, nieuwe vrienden en avonturen kan opleveren. Vandaar ook dat wij naar toilet gaan op het moment dat we dat voelen aankomen. Niet meer, niet minder. Noodzaak, meer niet. Geen berekening. Zo snel mogelijk, om maar zo min mogelijk van de momenten te verliezen.

Wanneer wij nu horen van vrouwen, dat ze dat doen ‘voor het vertrek’, dan kunnen we niet anders dan besluiten dat ze  al op voorhand incalculeren dat het niet lang gaat duren. Erg! Heel erg! Immers, Het gaat hier over een doelbewust uitsluiten van beleving, het afblokken van eventueel laattijdig genot. Alles is gelimiteerd tot de toegewezen tijd, het cafébezoek verworden tot ‘laafmoment’. Jammer!

…Of hoe je op basis van een simpel zinnetje ‘ik ga nog gauw eens naar toilet’ mag en moet besluiten dat vrouwen egocentrische wezens zijn, met een acuut onvermogen tot genieten.

Schrijven om te blijven…

De Weekendblog awards, jawel! En mijn schrijfsels staan daar tussen. Genomineerd, meespelen met de grote jongens. Erkenning! ik zie bookdeals, misschien zelfs een film! Interviews, laatavond TV, De 7de dag, radio…Eindelijk beroemd!

Of zou het zo geen vaart lopen? Het enige wat ik er over kan zeggen dat ik het toch wel wat fijn vind, hoe futiel het verder ook is.

Weet u wat u doet? Ga kijken, ontdek ze allemaal, en stem! Dan weten we meteen ook dat onze blogs gelezen worden! Gewoon doen en en wel hier…Weekendblogawards

Het Periodiek Vergeten

U weet, het verschil tussen de sexes, het laat mij nooit onberoerd. Het fascineert mij. En ik merk in heel veel dingen dat er verschillen zijn. Neem nu het geheugen.

Ik denk dat mannen dat niet of nauwelijks hebben, of extreem functioneel. Ik durf dan al eens vermoeden dat dat te maken heeft met hoe wij ineen steken. Wat nu belangrijk is, wat we nu kunnen, wat we nu nodig hebben. Mannen zijn surfers. Een golf, blij… feest. En dan peddelen naar het strand en iets anders doen… Geen golf? Ok, gewoon peddelen en dan iets anders doen. Oh, kijk, toch nog een golf… lekker, we blijven nog even… En nog één… Yummie-opportunisme. Een beetje dommig ook, maar wel lief. En zeker niet gestructureerd. Mannen zullen zich ook wel dingen herinneren, maar ze hebben er niet echt een systeem voor.

Vrouwen hebben geweldige geheugens. Ze onthouden alles. Alles wat ooit gezegd werd.  Met wie je het ooit gedaan hebt, hoe je je er toen uitlulde en wat je die dag droeg, dat weten ze jaren na datum nog. Oh wee, als die naam terug opduikt op facebook of twitter, zo’n tien jaar later. Ze weten nog precies wat en hoe.

Ze onthouden ook moeiteloos alle kledingmaten van kinderen, neven, nichten, tot vijf graden ver en tien jaar lang. Ze kunnen je perfect naar een restaurantje sturen waar ze zeven jaar geleden gegeten hebben, in het historisch stadsdeel van eender welke grootstad. Ze herinneren zich stukken van films die jullie samen gezien hebben en heelder lappen conversatie. Alle woorden.

En toch. Toch is er iets met hun geheugen. En ik denk dat het is omdat vrouwen fundamenteel cyclisch zijn.

Bij vrouwen ligt het systeem in de repetitie, in de herhaling. De cyclus dus. Van leven en dood, van bloei en verval. Al wat je maar wil, maar het komt terug, altijd opnieuw. Misschien niet altijd herkenbaar, maar wel zonder ontkomen. Een onverbiddelijkheid die rigoureus gerespecteerd wordt. Een genadeloos systeem van ophalen en loslaten. want wie zegt onthouden, zegt dus ook vergeten. Daar ligt de essentie van het ‘geheim vrouw’. Ze onthouden alles, maar ze vergeten systematisch. Ik probeer het uit te leggen met een paar voorbeelden.

Er is de extreem korte cyclus, waarbij ongeveer om het kwartier iets gevraagd wordt  in de trand van ‘gade nu nog enen drinken? of ‘ Marcel, we gaan dan naar huis hè, voor de kinderen..’. Voor veel mannen lijkt het alsof tussen twee zure oprispingen enkel stilte en wachten zit, dat is niet zo. Vrouwen zijn in staat om dat te zeggen, omdat het hen stoort of zo. En dan doen ze iets anders. En een kwartier later stoort het hen nog steeds, en dan zeggen ze het opnieuw. Alsof ze het tussendoor vergeten waren. Zo lijkt het op zagen. Ik zeg wel ‘lijken’.

Maar ook in de dodelijkste aller cycli, de maandelijkse, komt dat terug. Geen man kan stellen dat hij nog niet in contact kwam met een passionaria die hem van alles naar het hoofd slingerde, inclusief fysieke dingen, om zich twee dagen later te verontschuldigen. En dat ze dat vergeten? Dat ze überhaupt in staat zijn om een maand later te roepen en te tieren als je nog maar durft te veronderstellen dat ‘het er ook maar iets mee te maken heeft!’

Ik noem het het ‘periodiek vergeten’. Cruciaal in het begrijpen! Het is voorbij, en het komt terug, maar er is geen manier ter wereld waarop je kan en mag verwachten dat het onthouden wordt, wegens onbelangrijk in het groter geheel van wat vrouwen te onthouden hebben.

Venten snappen dat niet. Wij voelen ons gekrenkt en dat blijft dagen nazinderen. Vrouwen weten de volgende dag al niet meer waarom we nu lopen te mokken.

Het periodiek vergeten is ook de uitleg voor de nog langere termijn cyclus, die van de verwaarlozing en sleur.

Er valt toch niet te verklaren waarom anders altijd dezelfde vragen in quasi dezelfde volgorde terugkomen? Een greep uit het aanbod:  ‘Vroeger zag je mij liever’, ‘Gij doet niets meer voor onze relatie’, ‘Uw vrienden zijn belangrijker, dan uw vrouw’ En ga zo maar door.

Zelfs in het positieve gebeurt dat. De prijzende en gemeende woordjes van liefde, bewondering en trots? Want die zijn er immers ook. En we blijven het vreemd vinden want ze doen zelfs geen moeite om andere formuleringen te vinden. Het is alsof ze die woorden nog nooit uitgesproken hebben.

En wij, klutsers, staan er bij en denken:  ‘Dat heeft ze toch al eens gezegd?’ of ‘Gaat ze dat nu blijven zeggen???’

En we snappen niet wat er ons echt gezegd wordt. Een superieur ras, ik zeg het u. ZE gaan het nog ver brengen!

Het offensief van de introverten

Ik ga geen vrienden maken met deze post. Het zij zo. Ik weet niet of het u is opgevallen, maar de laatste tijd circuleren er opvallend veel posts  op Google+, Facebook, Pinterest, en de andere copieer-universa van deze wondere digitale wereld over hoe we introverten moeten begrijpen, en waarom we ze moeten accepteren zoals ze zijn, etc. Ik vind dat vreemd.

Een gebruiksaanwijzing, aangereikt door een bepaalde groep, aan de anderen. Er is in dat verband bijvoorbeeld ook het hilarische stuffwhitepeoplelike waar ons inzage wordt gegeven door een zwarte medemens (althans dat denk ik) over hoe belachelijk wij, de white people, ons gedragen, maar dat is van een heel andere orde. Dat is om te lachen. Dit ziet er ernstig uit…Die mensen menen het, een waar offensief tegen onbegrip.

Door mijn onoordeelkundig gebruik van ‘we’ en ‘ze’, hebt u al kunnen opmerken dat ik mezelf niet echt tot de ‘introverten’ reken. Ik denk dat dat juist is. Ik tater, kwetter, maak lawaai. Wat niet wil zeggen dat ik niet over introspectie en/of een zekere mate van abstract denken kan komen. Zie ook ‘Mannen weten waarom‘.  De stellers des manifest doen dat ook niet. Maar toch..

Ik lees dingen als :

“What they need is a reason to interact. They don’t interact for the sake of interacting”

“Introverts often don’t see a reason for beating around the bush with social pleasantries”

“They take in data and experiences very quickly, and as a result, don’t need to be there for long to “get it.” They’re ready to go home, recharge, and process it all. In fact, recharging is absolutely crucial for Introverts.”

“They’d prefer to be valued for their novel ways of living. They think for themselves and because of that, they often challenge the norm.”

Nu ik geloof het allemaal wel, en ik wil het ook best volgen, als het het leven voor iedereen wat makkelijker maakt, maar de fundamentele vraag is: waarom moet er een gebruiksaanwijziging komen voor bepaalde mensen?

En impliceert het feit dat anderen daar moeten aan conformeren dan ook niet dat dat hun eigenheid, hun integriteit in het gedrang komt, of op zijn minst aangetast?

Op de universiteit placht ik graag aanwezig te zijn op de cursussen formele logica, gegeven door kanjers als Van Damme, Baeten etc… Allemaal discipelen van Apostel (wie denkt dat ik nu grapjes maak, zoek het op, Apostel was een prof die menig lans gebroken heeft voor interdisciplinair denken, to say the least). Het was één van de weinige vakken waar ik niet broste, omdat het ook echt interessant was. Een basisstelling in de formele logica is dat een propositie A evenwaardig is aan ‘niet A’.

Het is mij altijd bij gebleven, naast ‘mijn vrijheid begint waar die van u ophoudt’, een variante op het mijn en dijn beginsel (mooi hè, hoe een academische opleiding 25 jaar na datum nog rendeert). Als de introverten dus respect opeisen voor hun zijnswijze, ten koste van de extraverten, dan mag het omgekeerde ook. Waar stopt zo’n oefening?  Wat mij het meest stoort in het hele verhaal is de gelijkschakeling tussen extravert = roeper = oppervlakkig. Myers Briggs wist al dat het zo niet ineen zit.

En hoe zit het met algemeen aanvaarde normen van beleefdheid, en opvoeding? Ineens worden dat ‘social pleasantries’. Pas op, ik ben geen beleefdheidsrakker, mij maakt het allemaal niet zoveel uit, maar social pleasantries zijn ook wat het woord zegt, ze maken het sociale leven, de omgang iets aangenamer. Waarom zou je dat dan niet aanhouden? Geldt dat overigens ook voor die mensen hun kinderen? En als dat het geval is, help je ze er dan echt mee?

De existentie van introverten moet omzwachteld en omzichtig benaderd worden. Geef hen tijd om aan een nieuwe situatie te wennen, geef hen de ruimte om zich als een hork te gedragen en hun monologue interieur voor zich te houden, zodat iedereen in het donker tast.

Weet dat zij – in tegenstelling tot de oppervlakkige opdonders aan de andere kant – over een rijk en complex zieleleven beschikken. En dat dat niet altijd even eenvoudig is, ja zelfs bepaald zwaar om te dragen, omdat hun dopamine parcours nu éénmaal anders is. Ik heb het er moeilijk mee. Echt!

Ik denk dat ik mij ook ga outen als introvert, kan ik lekker doen wat ik wil.

Toiletiquette

Als kleine zelfstandige ben ik één en ander gewoon. Ik ben flexibel, doe niet moeilijk over werkomstandigheden, deadlines, zelfs karige betaalvoorwaarden. Het voordeel om over je eigen tijd te beschikken en van thuis uit te werken, het is immers zoveel waard. U kent het allemaal wel.

Soms is het echter ook leuk om in een team te werken, intra muros bij een echt bedrijf. Er is één ding dat ik echter uit het oog verloren was doorheen de jaren. De luxe en het comfort van een eigen toilet. Het klinkt banaal en het is het ongetwijfeld ook, maar het moet mij van het hart. Thuis met het katabolisme bezig zijn geeft toch een heel ander gevoel dan in een groot bedrijf, waar ik nu mijn productiviteit botvier. Het heeft wat te maken met privacy, onder andere, maar ook met beleefdheid.  Ik heb het er lastig mee, en het ligt echt niet aan mij deze keer. Bloednerveus word ik er zelfs van, en ik ga dat nu voor eens en voor altijd uit de wereld helpen. Regeltjes moeten er zijn.

We gaan chronologisch te werk. In bepaalde contreien noemen ze een toilet: het gemak. Jonge vaders, overal te lande, kunnen zich daar iets bij voorstellen. Het is de enige plek in huis waar je op een bepaald moment nog ongestoord iets kunt lezen, zonder jengelende kleuters of ander luidruchtig gebroed.  Ik denk dat het gemak, het gemak heet, omdat het onontbeerlijk is voor een gladde transit en een ongehinderd afvoeren van de onverteerde victualia.  Een proces dat niet gebaat is bij het lomp willen opentrekken van de deur. Daar begint het immers!

Sinds wanneer is het niet meer nodig om even te kloppen op de toiletdeur? Hebt u – ja u daar – die aan de andere kant, weliswaar in hoge nood verkerend, maar wel met uw broek niet op uw enkels, daar al eens bij stilgestaan? Ik kan daar niet tegen. Enerzijds, omdat er toch altijd die vrees is dat je’m niet op de knip hebt gedaan en dat is vervelend. Anderzijds omdat de illusie van alleen zijn, onontbeerlijk voor goede darmperistaltiek, wreed doorbroken wordt. Knijpkramp en afgebroken prestaties zijn het resultaat! Dank u, ook voor het overdreven en helaas nooit echt doeltreffend geprop en geveeg dat er onherroepelijk op volgt.

Vreemd is echter ook dat het omgekeerde meer en meer gebeurt. Ik klop netjes en er komt geen antwoord. Is dat dan zoiets als wurgsex? Mensen die er op kicken dat er wild aan de deur getrokken wordt zodat ze hun ‘productie’ ineens kunnen afknijpen? Ik wil het eigenlijk niet eens weten.

De regel is simpel. Er is een deur, als die toe is, dan klop je. Als je een klopje hoort zeg je bezet. Zo simpel. Geen nodeloos gesleur meer, geen hartinfarcten en dus een mooi, soepel lopend proces.

Wat mij verder nog van het hart moet! Beste jongens, remspoortrekkers. U hebt er geen last van, diegene na u wel! Ik kom binnen en ik zie als het ware uw ‘signature dish’, of de retstanten ervan. Het interesseert mij niet! Ik wil het niet zien, het mag uw allerindividueelste expressie zijn, al dan niet van uw allerindividueelste emotie, maar het is de mijne niet, ik wil er niet mee geassocieerd worden.

En nu verplicht u mij, om uw rommel op te kuisen. Met het borsteltje, inderdaad. Het staat, er, maar kennelijk niet voor u. Hoe irreëel ook, uw bruin accent verstoort voor mij de illusie van blank canvas. Mijn scheppingsproces wordt gehypothekeerd. En niet alleen dat. Ik moet het ook nog eens een keer wegwerken, op straffe van associatie met uw geklieder. Dat is niet leuk, het verstoort mijn creatie. Hier is de regel niet: doe wel en kijk niet om. Eerder integendeel. doe wel, en kijk vooral nog even om! Hoe moeilijk is het?

Tot slot nog een paar kleinere ergernissen.

Uw ‘nadrup’ kan u dan misschien wel voorkomen als hemelse dauw, het is het ten enen male niet. Vermijd dat. Denk er gewoon aan dat ik u weet wonen, de volgende keer dat onze wegen elkaar kruisen in de nabijheid van het kleinste kamerke. Of denkt u echt dat klamvochtige billen een plezier zijn?

Uw gefermenteerde dubbele gisting zorgt voor iets meer methaanontwikkeling dan wenselijk is. Het kan de beste overkomen, echt waar wel. Maar zorg er dan tenminste voor dat u de verluchting zo goed en zo kwaad als het kan probeert te reguleren. Er zullen alleen maar blije gezichten volgen. Het ‘veestconcours’, dat is van bij de studenten hè.

Over papier zullen we het maar niet hebben zeker? Net zo min als doorspoelen nog echt een issue zou mogen wezen.

Regeltjes. Eenvoudige, maar te volgen. Gewoon doen! Voor mij!

Hartstochtjes, boeken en vrienden (Amable Column)

Toen het nieuwe boek van Kees Van Kooten uitkwam, De Hartstochtjes, moest ik het uiteraard meteen hebben. Mijn hele leven lang is gekleurd door de stukjes van de man. Het is begonnen aan de universiteit, met de grote bescheurkalenders en de kleine stukjes, en iedere keer weer kijk ik halsreikend uit naar een nieuw boek. Met Ben Elton heb ik dat ook. Ik zou wekelijks checken in de boekenhandel. Ook deze keer was het meteen raak.

Het eerste stukje ging – hoe kan het ook anders – over een gedeelde bezorgdheid, onze boeken. Het ging over veel meer, maar dit komt nu even van pas. En één van de dingen die hij vertelde was zijn methode om komaf te maken met een teveel aan boeken. Niet omdat je ze niet meer wil, maar gewoon om een stukje ‘clutter’ weg te werken. Van Kooten doet dat door in het wilde weg, waar hij ook komt een boek in de brievenbus te stoppen bij wildvreemde mensen. Geef toe, wie zou er niet blij zijn, of minstens geïntrigeerd.

De copycat in mij begon na te denken. En wou ook zoiets doen. Stukken moeilijker dan het er uitziet, afstand doen van je boeken. Vooral ook omdat ik het niet kon verdragen om mijn boeken bij wildvreemden binnen te gooien. Stel je maar eens voor dat ze er niet goed voor zorgen, of erger nog, dat ze ze wegsmeten. Het moesten minstens bekenden zijn, mensen met een hart voor boeken.

Eerst smeet ik het onnadenkend op Twitter: wie ze hebben wil die mag ze komen halen. Dat was buiten de waard gerekend van de moderne mens… Wanneer? welke boeken? hoeveel? Zijn ze in goede staat? Waar moet ik ze komen halen? De administratie die de nieuwe media mij dreigden te bezorgen deed mij al gauw besluiten dat het niet de juiste modus operandi was.

Nu maak ik boekpakketjes voor vrienden. Iedere keer ik weet dat ik iemand ga ontmoeten van wie ik weet dat zijn/haar hart wel wat mooie zinnen kan verdragen, maak ik een Delhaizetasje klaar.

Ook dat is niet makkelijk. Enerzijds moet je nadenken over wat die andere dan wel zou kunnen smaken uit jouw aanbod, wat op zich nog wel een prettige gedachte is. Je kunt dat opvoedend of entertainend bekijken, je kunt ook gewoon vanuit het verlengde van de gekende interesses nadenken. Meer van hetzelfde dus.

Wat je ook kiest als invalshoek,vroeg of laat komt het moment waarop je met een boek in de hand staat te filosoferen.

Ja, jij, oude rakker… wat heb je voor mij betekent? Heb je uberhaupt iets betekent? En dan wordt het ineens erg moeilijk. Je legt het boek terug bij de vriendjes. Neen, je mag nog niet weg. Het was te leuk, toen ik je las daar op die luchthaven, of op dat zonnebedje aan het strand.

Neen, nu nog niet, die kaft is gewoon te mooi. En ik kan het die schrijver toch niet aandoen, ik heb alles, alle broertjes van dat ene boek, zou ik die nu echt scheiden?

Soms geef je met plezier, omdat het meteen klopt, hoe mooi het boek ook, omdat je weet dat je’t wel opnieuw koopt, en op andere momenten zijn de herinneringen te sterk, en kun je’t niet over je hart verkrijgen.

Soms ga je ook gewoon lui in de zetel zitten en begin je er opnieuw in te lezen. Niet alles, gewoon hier en daar een flard, om er terug wat in te komen, of omdat je bepaalde namen niet meer herinnert. Fijne middagen zijn dat.

Boeken kado doenNa veel krabben, terugleggen en overwegen heb je dan eindelijk een tasje klaar. Een pakket waar je trots op bent… En dan komt het volgende stukje genot. Dat van het geven. En de verrukking op het gezicht van de andere. En dan weet je dat je iets goed gedaan hebt.

Het is ook een geruststellende gedachte, op de één of andere rare manier, dat je je boeken bij vrienden weet. Dat ze daar een tweede leven krijgen, een beetje als een vader die zijn kinderen loslaat, ook al zijn het niet echt de jouwe, je hebt er toch een stukje weg mee afgelegd.

En dan zie je ze ineens tussen de boeken van die andere staan, en dat geeft een leuk gevoel. Soms zie je die zak echter ook gewoon ergens in een bijkeuken staan, nog niet uitgepakt, en dat doet dan weer pijn. Dan heb je ook gewoon zin om de hele handel weer mee te nemen, maar dat zijn gelukkig de uitzonderingen.

Het zal nooit simpel zijn tussen mij en de boeken…

Dochters en vaders

Ik heb een heerlijke avond achter de rug. Pijn en genot liggen niet ver uit elkaar. Mijn oudste dochter kwam op bezoek.

“Laat me”, het is haar lijflied en eigenlijk ook een beetje het mijne. We hebben er samen een potje op gehuild, Omdat we haar opa en mijn vader herkenden, omdat we daar zin in hadden en omdat we emokippen zijn. En daarna  zijn we vrolijk over gegaan op lachen en spelen, en dollen over het Franse chanson.

Ze kent dat erg goed. De mysantroop in mij wijt dat aan het feit dat ze ‘verkering heeft’ met een jongen uit West-Vlaanderen, zelfs al heet het daar nog Oost-Vlaanderen te zijn… (en laat er geen misverstand over bestaan, het is een gouden vent, slim, juist en zorgzaam).

Als ik eerlijk ben, dan geeft de nicht in mij toe dat het Franse chanson gewoon lekker is. Dave, Christophe, Jean Jacques G., Renaud, Claude, Michel F, Balavoine, Dutronc, Maurane, Dalida… Het houdt niet op, er zijn er zovele. Het past niet meer bij de ‘Vlaamsche cultuur’ (behalve in Kortrijk dan), maar het zijn best lekkere liedjes, balancerend tussen poëzie en kitsch, en dat is niet eens erg. Ze hebben ook dat dramatische, dat zware. Ik houd er wel van.

En daar zaten we dan. Te praten over de dingen die ik fout gedaan had, en de dingen die ik niet goed deed, want dat is immers het privilege van de jeugd. En ze had niet eens ongelijk, denk ik. Twijfel als privilege van de ouderdom. Het is een zeldzaam mooi gevoel om als ouder op een juiste manier met je kinderen te kunnen praten en discussiëren. Ik had het ook met mijn papa, en ik ben ontiegelijk blij dat ik het met mijn dochter ook kan. Met al mijn kinderen eigenlijk.

Het is de dochter zoals ik ze me gewenst heb, zoals ik er nog twee te komen heb, als toekomstige mooie vrouwen. Naast de zoon die zijn weg zoekt en uiteindelijk ook zal realiseren wat hij in zich heeft.

Jong, zelfbewust en op een juiste manier haar twijfels beteugelend. Het is mooi, het jaagt schrik aan en het doet nadenken. Ik voelde me jong en oud tegelijk. Jong omdat ik blijf geloven in een erg helder en naïef ‘mens’ zijn. Een beeld dat ik bij haar niet terug vond. Het was eerder een rauw realisme, dat mij pijn doet, en waar ik verder niet veel uitleg over wil geven. Oud omdat ik de fouten herken, en me er niet druk over maak. Ik kan ze inschatten, en ik zie waar ze zichzelf wel zal inhalen. Niet dat me dat vrolijk stemt.

Ik ben haar vader, zij is mijn dochter. We leren van elkaar.

 

Benzinestations en de poëzie van het wachten…

wachten en mijmeren

Ik denk dat ik een cyclische zaag ben. Soms zijn het vrouwen, dan weer kinderen. Soms zijn het de ‘gehypete’ fenomenen zoals Valentijn en Halloween en dan ineens krijgen de nieuwe productjes de volle laag. Plots zijn het weer de internet-must-have’s, of het simplisme van de sociale netwerken, maar mijn lievelings onderwerp om over te jammeren, het is en  blijft de retail. Een eerste lief ken je het best, en vergeef je het minst, denk ik. Alhoewel, alhoewel, maar dat is een ander verhaal.

Als ik het romantisch benader, dan ben ik een mobile warrior (ja Danny, ’t is van u, maar ’t is dan ook mooi!). als ik er nuchter naar kijk, ben ik één van die velen, die om duistere redenen gevraagd wordt om zijn job op een afgesproken plek uit te voeren. Dat maakt dat ik nogal dikwijls in de auto zit.  Helaas ben ik niet de enige.

Het zal menigeen verbazen, maar door de jaren heen heb ik een patroon ontdekt. Het is het drukst ’s morgens, en ook ’s avonds.  Ik denk dat dat komt omdat de mensen dan ‘van en naar het werk rijden’.  U bent nog steeds mee?  Ik ben één van die zwervers die ook overdag al eens hun automobiel durven gebruiken, en dan valt het mij op dat er beduidend minder verkeer is. Dan kun je rijden. Daarvoor alleen al zou een mens al eens wegvluchten van kantoor.

Ik heb mezelf nooit als het scherpste mes uit de lade beschouwd, maar als ik, na jaren pendelen en straatscheuren er achter ben gekomen dat dat puur intuïtief de piekpunten ongeveer zo liggen, zou het dan niet meer dan logisch zijn dat de organisatie-consultants, traffic-coördinatoren, arbeidstijd-inplanners van de diverse petroleumboeren in dit land dat ook kunnen?

Het zit namelijk zo. De winkeltjes van’t naft station, kleine goudmijntjes, die relatief ongehinderd door concurrentie hun productjes kunnen verkopen, dat is retail hemel en hel tesamen. Hemel, omdat  alles mogelijk is, qua aanbod voor de ambulante verkopers en de pendelaars, en met zo min mogelijk margeverlies. Het is een ontwikkeling die ik graag volg. Hel, omdat er één bottleneck is! De kassa’s.

Hoe vaak ben ik er ’s middags al geweest om een kleffe hap binnen te trekken, en dan zitten er drie van die kassadeernes hun liefdesleven en/of scheidingsperikelen te becommentariëren, landerig mijn “driehoekje gezond” onder de scan zwierend en ongeïnteresseerd mijn duiten binnen harkend. Het gaat snel.

Drie! Eén moet werken, de twee andere sympathiseren. Het is niet anders.

En dan kom je ’s avonds in datzelfde ding, wil je een flesje water, of godweetwat… en dan zijn de kassa’s gesloten, behalve dat eentje waar een schaap zit te blazen en aan een Poolse trucker probeert uit te leggen dat Calais in de andere richting is. Kid you not.

Kom op, Heren en Dames van Texaco, Shell, Total et j’en passe… hoe moeilijk kan het zijn?

’s morgen en ’s avonds… veel verkeer, veel mensen, veel klanten… veel kassa, en dus ook kassiers!

Moeilijk? Opschrijven en van buiten leren. Mijn dank is groot.

(hè hè dat lucht op)

’t is gewoon fokking koffie hè!!

(Aan mijn broeders en zusters uit de homogemeenschap bij deze al op voorhand excuus voor het stereotiep misbruiken van een aantal clichés. Ik weet gewoon dat ik het niet zal kunnen vermijden, wegens verregaande ergernis, en dan schrijft het zo lekker weg… Ik bedoel er verder niks mee, en ik reken jullie er absoluut niet bij, laat dat duidelijk zijn!)

Nespresso heeft een nieuwe winkel in de Huidevetterstraat in Antwerpen. Wegens overdonderend succes zullen we maar denken. Ik had het al niet echt op de oude winkel omdat ze er zo ellendig lang over deden om je bestelling af te werken. Het soort jongetjes dat daar werkt heeft meer van doen met gezelligheidsnichten die naar het welbevinden van je chihuaha informeren, dan met bekwaam winkelpersoneel.

Ze tetteren honderduit, zouden graag een strikje rond je fokkietjes binden en liefst van al willen ze vertellen wellek vurrukulluk mooi nieuw truitje ze gekocht hebben voor de party vanavond bij Mathieu en Jean. Het zal me wezenlijk worst wezen, ik wil mijn koffie, ik wil betalen en ik wil weg. Ik wil ook geen experience beleven, met stukjes chocolade en de nieuwste varieteit Arabica. Het ligt aan mij. Ik weet het. Ik zie ook de efficientie niet van het eerst intikken van de bestelling, vervolgens rangschikken van de bestelling op de toonbank, om dan – na zorgvuldig en omstandig controleren – alles mooi in het Nespresso tasje te dumpen en dan samen nog eens de rekening te overlopen. En dat was nog maar de oude winkel, waar het tergend langzaam ging.

Nu is er een nieuwe. Een immens pand, waar ik opgewacht werd door twee (ja, twee) onthaaltrutten die me verwelkomden in hun mooie winkel, alsof ze eigenhandig het geld uit hun portemonnee gepeuterd hadden om het te betalen. De geringbaarde overhandigde me vol trots een kaartje, waarop een nummertje stond (De Gamma was nooit ver weg in mijn user experience, ik wou soms dat ik een zaagje had, en een hamerkeuu, om wat klootjes tot moes te stampeuuuu!). Ik kon volgens hen, op de schermpjes volgen wanneer het mijn beurtje was, en naar welk comptoirke ik dan moest gaan, volgens de lettertjes.

So far so good. Om het wachten aangenamer te maken mocht ik wat rondkijken want er was van alles te zien, servieskes en zo, en ik mocht ook gerust een koffietje drinken… zo verzekerde mij, toptut twee van het olijke duo, dat strak in ’t pak, het onthaal voor zijn rekening nam.

Ik liep door het pand, zag overal mensen landerig en met doffe blik voor zich uit kijkend. Een luchthaventerminal bij staking was er niks bij. Ongeloof, kaartje, scherm, kaartje, zucht, spelen op de smartphone. Luxe en exclusiviteit laat zich betalen, en heus niet alleen met geld.

De coffee corner werd ingenomen door het franssprekend gedeelte van de koekenstad. Net bij ’t binnenkomen had ik er nog twee horen kirren ‘Allez, on va se prendre un café, c’est gratos ici!’ Toen kon ik daar nog meewarig de schouders voor ophalen, omdat ik niet dacht dat het mijn aankoopproces zou beinvloeden. De tristesse was toen nog niet tot mij doorgedrongen.

Ik wandelde terug naar de knaapjes aan de ingang. Ik had nummer 388 en ze waren met vereende krachten bezig met de nummers 355 en 356. Oppervlakkig geteld waren er zes verkopers in het pand, een aantal waren elkaar figuurlijk aan het pijpen en de rest was bezig met het clientèle.

Onze jongens verzekerden me dat het ‘niet langer dan een half uurtje zou duren’, en dat ik gerust wat in de winkel mocht rondkijken. Een halfuurtje!!! Voor koffie?! Toen ik droogweg aangaf dat ik dat al gedaan had, zeiden ze dat ik misschien nog wat boodschapkes kon doen in de buurt, ze zouden dan wel een smske sturen als t aan mij was! Ik ga er niet van uit dat het een doorzichtige truk was om mijn gsm nummerke te krijgen. Ik weet dat er een ‘scien’ bestaat die het wel lekker vindt met dikke heren op leeftijd, maar ik rekende hen er niet bij. Ik had ook bepaald geen zin om te shoppen. Ik ben een vent, ik doe gericht aankopen, de genotsfactor ligt daar tamelijk laag bij.

Zijden reet nummer 2 was dan ook oprecht verontwaardigd dat ik hem zijn kaartje terug gaf, en het pand verliet.

Ik hou van koffie, en van Nespresso, dus ik ga toch proberen om op een positieve noot te sluiten, met wat aanbevelingen: Het is koffie, jongens, gewoon, fokking koffie, geen amber, gewonnen uit de slijmklieren van de koningin van Lombardije. De exclusiviteit zit in de kwaliteit van het product en in slechts zeer geringe mate in het inefficiënt runnen van een winkel. Morsen met tijd, het zal wellicht iets van de superrijken zijn, mij irriteert het.

Doe dus normaal! En beleving, experience, ik geloof dat allemaal wel, maar dat mag niet opgelegd zijn, dat is voor mensen die daar tijd voor hebben. Nu gijzel je iedereen en kun je ’s avonds met wapperhandjes naar je hoofd grijpen, dat het zo druk was, en dat de mensen niet vriendelijk waren! De woorden gloeiende pook, reet, rammen kwamen in willekeurige volgorde in mij op terwijl ik daar stond ‘te beleven’.

‘T is een winkel. Echt waar. Handel daarnaar, en verkoop en richt hem in om maximaal te verkopen, of is de huur zo goedkoop, daar in de Huidevetterstraat?

Dus : ipv twee toyboys om het systeemke uit te leggen, doe dat wat verstandiger. Een ticketdispenser met instore communicatiemateriaal (een bord met tekst dus : ticket nemen, uw nummer verschijnt zo op het scherm. Wenst u enkel capsules aan te kopen dan hebt u geen ticket nodig, begeef u naar de linkerkant van de winkel en bedien u. (bijv)). De mensen kennen dat van de betere slagers, postkantoren, ambtenarenloketten, dat lukt echt wel! Je hebt meteen twee verkopers meer om aan de slag te gaan.

Ten tweede, behandel uw klanten als volwassenen. 3/4 weet met zekerheid wat ze willen. Geef hen een mandje, desnoods eentje ingelegd met goudbrokaat, als je’t per se exclusief wil en laat ze zelf die goddommese doosjes bijeenrapen (aan die linkerkant dus!) en ermee naar de kassa gaan. Denkt u echt dat dat niet zal lukken? Zo kun je gewoon kassa’s openhouden en de meest sociaal geborneerden inschakelen als klantenadviseur bij het bestellen van porselein, koekjes of kaarsjes. Heb je meteen ook nog eens de mogelijkheid om afwisseling te steken in het werk. Kassadienst of lulkut, wat zal het zijn vandaag?

Hoe moeilijk kan het allemaal zijn?

Oh ja, en voor zij die zeggen dat je online kunt bestellen, ik weet het, en ik doe dat ook, maar soms wacht ik te lang en dan zijn ze op. Nu heb ik een pakje Douwe Egberts gekocht. Dat kan toch ook de bedoeling niet zijn? En ja, die express-colli-hoek is een waanzinnig goed idee. Telefonisch of op het web bestellen en een uur later afhalen, dat is de oplossing. Maar communiceer dat dan ook goed op je website. Of toch beter dan nu het geval is.

It’s giving me the blues…

(’t komt allemaal een beetje nors over zeker? 😉

Een afschuwelijk boek, dat kussenboek van A.Japin

Er zijn zo van die boeken. Boeken die pijn doen, omdat ze zo mooi zijn, omdat ze je doen beseffen dat je eigen schrijfsels nog niet aan de enkels raken van wat je net aan’t lezen bent. Dat doet pijn. Het besef dat je er beter mee kunt stoppen want dat het betere werk al geleverd werd.

Het kussenboek van Arthur Japin is er zo eentje. Ik heb het gisteren in één ruk uitgelezen, wat uiteraard niet de bedoeling is, en ik werd alsmaar jaloerser. Zoveel mooie zinnen in één boek. Ik dacht dat ik bij Tonio mijn portie mooi Nederlands al opgebruikt had, maar dit is ook erg sterk.

En misselijkmakend, omdat je weet dat je dat nooit zelf zou kunnen schrijven, ook al is de herkenning groot. het deed mij wat denken aan sterk ingekookte fond, wat je niet zomaar kan proeven. Want natuurlijk weet ik dat de man prachtige boeken geschreven heeft, en dat je bij iedereen met een bepaald oeuvre wel wat pareltjes kunt terugvinden. Maar zoveel…

Het enige woord van vertroosting dat ik er kon uithalen, zat in de inleiding, waar hij zelf vertelt dat hij die dingen nooit zo mooi kon zeggen als zijn personages. Wat een leuk idee.

Een boek om te koesteren… en een les in nederigheid. En onwaarschijnlijk mooi.

Joggers with an attitude problem

Normaal gezien hou ik mijn zure oprispingen bij de ochtendwandeling enkel voor wielertoeristen en bonsaikoppels. Vandaag breid ik het even uit. Joggers… meerbepaald full-gear, zure, hoekige lopers. Ja, U!

Ok, ik geef toe, ik heb niet meer het lijf van een getraind atleet, maar ik blijf een held in ’t diepst mijner gedachten als het op lopen aankomt. Een keer of 7 meegedaan aan de 20 van Brussel, een jeugd versleten in atletiekclubs, zelfs in het leger mocht ik nog meespelen met de jongens van de sportschool. Ik denk dat ik dus wel iets weet over rennen. Zelfs nu in de nadagen van mijn sportieve leven draai ik mijn hand niet om voor een ‘joggingske van een kilometer of 9′, al gaat het dan minder snel.

Meer zelfs, als ik mezelf nu voel joggen, met de trage, overvette sjok van een gedesillusioneerde veertiger die krampachtig probeert de ruine’s van zijn eens zo rijzige tempel te handhaven, dan weet ik dat het geen zicht is, dat het niet prettig is om naar te kijken. Ik ben zelf de eerste die – als ik zo iemand langs de watersportbaan zie – dan meewarig denkt: ‘jongen, meisje… wat moet jij nu pijn hebben!’. Ik weet hoe het voelt. Vandaar dat ik het nu voor het ochtendgloren of ’s avonds laat doe. Het is geen verheffend schouwspel en dat soort onesthetische aanblik bespaar je best iedereen. Maar ik veroordeel niemand die daarvoor een publiek nodig heeft, verre van.

Maar na al die jaren dat ik kilometers afgemalen heb, weet ik één ding. Als je – wedstrijden buiten beschouwing gelaten – niet in staat bent  tot een hoofdknikje, een lachje, of een hartelijke goedemorgen, dan ben je verkeerd bezig. U bent niet aan het verzuren, u bent gewoon zuur!

Stel je voor. Een helder kraakvrieskoude ochtend in januari, langs de oevers van de Leie. U hebt er zelf voor gekozen, u hebt top materiaal, vestjes, hesjes truitjes in de juiste materialen, lightweight schoeisel, en u bepaalt zelf of u dat wil doen of niet. Wat zit er dan verkeerd in uw kop?

En dan komt u mensen zoals ik tegen, die luidop ‘goedemorgen’ zeggen, omdat het dat ook is. En niks komt er terug alleen die verkrampte, getergde blik van ‘zie je niet dat ik afzie voor mijn sport! Dit is ernstig, ik heb geen energie voor begroetingen…’

Ga toch fietsen! In elk beginnersboekje staat dat je een looptempo moet aanhouden om iets of wat conversatie aan te kunnen houden. Aan uw loopstijl te zien weet ik gewoon dat u zich niet voorbereidt op een olympisch minimum.

Be happy, of begin aan een andere sport… Mijn goedbedoeld advies