Stenen, werkelijk stenen kloten krijg ik daar van. ‘Sorry voor mijn Frans’ zeggen ze dan in het Engels.
Ouders moeten ’s morgens de kroost afzetten. Dat hoort er bij. Zenuwachtige papa’s, gestresste moeders, Lees verder
Stenen, werkelijk stenen kloten krijg ik daar van. ‘Sorry voor mijn Frans’ zeggen ze dan in het Engels.
Ouders moeten ’s morgens de kroost afzetten. Dat hoort er bij. Zenuwachtige papa’s, gestresste moeders, Lees verder
Zijn muren waren wit. De tafel leeg, de boeken lagen overal, op stapels. Het was spaarzaam maar niet ongezellig ingericht. Met boeken, hopen boeken. Zonder ordening, Lees verder
Ze kwamen samen het etablissement binnen. Zij en haar pas verworven beau. Net gewandeld in de winterkou. Romantisch. Dromen over wat zou komen, Lees verder
Mijn voornemens voor 2013, ze staan er! Meer op café.
2012 is een raar jaar geweest. Met ups en downs, Lees verder
Ik ben blij als een kind. En zoals alleen een kind kan blij zijn met hele kleine geschenken is dat nu ook het geval. Het heeft niet zoveel te betekenen, maar toch… Lees verder
“Ik denk dat we er beter mee stoppen, ik voel niets meer”. Ze sprak het berustend uit, bijna teder zelfs. Zijn wereld verging.
De mooiste, zachtste vrouwen kunnen het, de hardste mannen Lees verder
Beste meisjes en jongens digitale marketeers. Het kan aan mijn leeftijd liggen, maar ik vrees dat het iets anders is. Ik begrijp jullie enthousiasme om sociale media, die grote babbelbox, Lees verder
Ik ben gisteren voor het eerst sinds lang weer eens naar theater met een grote T geweest. De premiere van ‘Vrijdag’, door De Spelerij. Hoe blij ik ook ben als ik zoiets meemaak, wat aan het einde van de avond overblijft is schaamte.
Schaamte omdat ik me een beetje voel als de Olga in Jan Wolkers ‘Turks Fruit’, die likkebaart omdat hij haar voorstelt om mee te gaan naar ‘De Kersentuin’. Zij denkt aan een restaurant, hij bedoelde het stuk van Tsjechov.
Het is herkenbaar voor mij. Hoe zelfverzekerd ik ook overkom in de publieke fora van het marketing milieu, zo kleintjes ben ik als het over de cultuur gaat. Een achterstand die maar heel moeilijk op te halen valt. En die ik aan mezelf te danken heb. Jakkeren om er bij te horen, bij wat de maatschappij van je verlangt en tot je schaamte vaststellen dat je herinneringen aan ‘cultuur’ teruggaan tot je studententijd, waar je wel alle grote kanonnen zag. Waar je genoot van opvoeringen van Decleir, Schoenaerts, De Meyere. In kliene, inmiddels ter ziele gegane theatertjes. Niet toevallig ook de periode waarin ik poëzie las. En er zelfs van genoot. Later kwamen er alleen nog de obligate aanwezigheden op de grote publiekstrekkers, in naam van het betere netwerken. Mc Donaldscultuur als het ware.
Schaamte omdat ik op zo’n avond als gisteren moet vaststellen dat ik met twee sympathieke mensen sta te babbelen, zonder te weten dat het Erik Goossens en Bieke Ilegems zijn. Dat wist ik niet. Wie weet wie ik zo nog over het hoofd gezien heb? Hoe lomp kun je zijn, hoe slordig ook tegenover die mensen en hun passie. Nikske erkenning. Bij deze excuus vanwege mij en mijn groot ego.
Plaatsvervangende schaamte is er ook, als ik mensen uit hun nek hoor lullen en gratuite meninkjes hoor spuien. Theater is dan zo’n beetje als voetbal. Iedereen heeft een mening over het eindresultaat. Iedereen gaat gemakshalve wel voorbij aan de inspanning, de energie en de inleving die een acteur moet leveren om pakweg een stuk van Claus, van Tsjechov op een boeiende manier op de planken te brengen. Niet dat er gisteren veel negatieve meningen waren integendeel, maar ik kon toch fijn inschatten wanneer iemand een zinvolle mening had (meestal waren dat acteurs;-)
Zo verstandig ben ik dan weer wel, dat ik mijn klep houd en beoordeel vanuit zeer oppervlakkige quasi esthetische categorieën, als er mij al iets gevraagd wordt. Daar zou ik me dan eigenlijk ook weer moeten over schamen, wegens onbekwaam, maar goed. Ik zwijg liever en geniet van het geleverde spel, of haal er alleszins datgene uit wat mij persoonlijk bezig houdt.
Maar de grootste vorm van schaamte ervaar ik als ik al die getalenteerde mensen hoor praten. Acteurs, theatermakers, die dat doen, omdat het in hun bloed, in hun genen zit. Die er alles voor gegeven hebben om hun passie zo goed mogelijk te kunnen beleven. Uit noodzaak, omdat ze hun creativiteit willen en moeten uiten. Daarzonder is er gewoon geen leven. Mensen bij wie het vuur in de ogen oplaait als ze horen dat ze kans maken om een rol te spelen in deze of gene bewerking van een klassiek stuk. Die het ook grootmoedig aan een andere acteur gunnen maar dan inwendig sterven.
En tegelijkertijd met de grootst mogelijke sereniteit en waardigheid moeten vaststellen dat ze op elk moment aan de verkeerde kant van de armoedegrens kunnen vallen. Zachte mensen, die een onaardse robuustheid moeten ontwikkelen om stand te houden en hun waardigheid te behouden. In een maatschappij die wel uitkijkt naar hun vertier maar niet bereid is om dat op de juiste manier te vergoeden. Voor die maatschappij schaam ik me dan heel erg.
Ik heb het dan niet eens over geld, maar over een kader waarbinnen talent tot ontplooiing kan komen. Het was voor mij gisteren onthutsend om het rauwe van die ‘condition humaine’ te ontdekken.
In één golf door kan ik me dan ook alleen maar schamen voor zo’n Vlaams minister die subsidies ontzegt aan ‘La petite Bande’ omdat de naam Franstalig klinkt.
Enfin, ik ga het goede onthouden van het stuk van gisteren: een enthousiaste jonge maar erg rijpe actrice, die blij was met haar debuut, en een mooie voorstelling. Het deed mij verlangen naar meer theater en naar Claus… of misschien moet ik het toch maar eens proberen, zo’n Tsjechov!
Toen ik vorige week met een beetje groezelige baard op tv verscheen in Koppen, was de eerste reactie van mijn mama: “Aub, uw baard en snor af!” Ze vond het maar niets.
Gisteren zag ik haar opnieuw. Samen met mijn papa, ze trokken even weg van hun dagelijks verhaal. Met mijn “movember-begroeiing” onder de neus. ze kon er niet mee lachen. tot ik haar had uitgelegd waarover het ging. Ze kon er nog steeds niet mee lachen, omdat ze het vies vindt, zo’n snor. Maar ze begon wel even te wenen toen ze besefte dat het over prostaatkanker ging.
Mijn mama is een erg lieve vrouw, een harde ook. Ze zou door een vuur lopen – en terug – voor haar kinderen, kleinkinderen en haar man. Die man, dat is mijn papa. al meer dan vijftig jaar delen ze samen lief en leed. Maar de laatste jaren is dat meer leed dan iets anders. Al zal ze dat nooit toegeven. Mijn papa is ziek. Hij heeft prostaatkanker. Niet alleen dat, hij heeft er ook nog een keer Altzheimer bij. En hij is slecht te been. Eén en ander onder andere door de medicatie die hij krijgt.
Ze hebben beiden een leven lang hard gewerkt, lang gewerkt. Om nadien aan zee te genieten van een onbekommerde oude dag, en hun kleinkinderen. Het loopt even wat anders. Zoals zo vaak in’t leven, denkt u nu. Ze zorgt voor hem. Heel intens, en goed, en ik zie ze daar aan kapot gaan. Zachtjes. Hem ook, omdat hij trots is, en schrander, en beseft dat hij hulpeloos is, iets wat hij nooit ofte nooit wil aanvaarden.
Alleen al daarom is elke euro, en ik meen het, het kan mij niet schelen of ze per stuk binnenkomen, maar letterlijk elke euro welkom… hier :
Gewoon doen. U hebt ook ouders, allicht zijn ze jonger…en hopelijk nog gezond.
Mannen en vrouwen hebben verschillende waarden stelsels. Bij vrouwen liggen die relatief vast, zijn die overwogen en meestal loyaal en juist. Vrouwen kaderen dat Lees verder
Ik geef het toe, ik ben er als een blok voor gevallen. ‘Wreck this Journal’. Eén van de drie in de serie, een slim ideetje, om mensen tot iets meer creativiteit aan te zetten.
Het is moeilijk om je voor te stellen dat je zelfs als volwassene plezier kunt beleven aan het moedwillig vernielen van een schriftje, maar ik kan het iedereen aanraden.
Niet alleen geeft het een kick, de eerste keer dat je een kop koffie over een maagdelijk blad pletst, het is ook gewoon een confrontatie met jezelf. Waar je in het begin de opdrachten uitvoert zoals ze beschreven staan, ga je na verloop van tijd iets baldadiger te werk (ik toch), en wordt het erg leuk.
Zo heb ik dit weekend met erg veel plezier samengewerkt met aanstormend kunstenaar Robbe Lambrechts, muzikant, tekenaar, performance artiest, all round creatief, om bepaalde bladzijden toch iets meer glans te geven.
Vergis je niet, op het eerste zicht ziet het werk van Lambrechts er uit alsof het van een 8 jarige is, maar dat is in essentie toe te schrijven aan het feit dat hij daadwerkelijk 8 is. (Damn, ik dacht origineel te zijn, blijkt die grap van Herman Finkers te zijn… met een vierjarige)
Niks leuker dan wat verder gaan… Het was voor hem ook een openbaring om te zien dat volwassenen betalen voor een boekje waar hen de creativiteit wordt gegund om iets kapot te maken. Op zich is dat wel boeiend. Maar kinderen zouden geen kinderen zijn mochten ze niet onmiddellijk gecapteerd worden door het leuke aan zo’n verhaal… Het mocht ‘prettig vettig’ zijn.. Laat dat dus verder de pret niet drukken. Het is mijn bedoeling om hier verslag te doen van onze gemeenschappelijke pogingen om een aantal opdrachten tot een goed einde te brengen. Ik en de gastkunstenaars zoals R. Lambrechts.
Soms zal daar tekst bij zitten, soms gewoon het voor en na resultaat. We zien wel.
Hier heb ik gewoon de bladzijde laten voldruppelen met kaarsvet, ik vond dat een mooie invulling van het ‘leave this page blank’.
Het mooie aan deze pagina, is eigenlijk iets ‘intern’. Ik ben opgegroeid met een welhaast heilig respect voor boeken. Ik heb er tientallen waar je niet kunt van zien dat ze gelezen zijn. Zo voorzichtig was ik met de rug. Het leven, en meerbepaald de meer ‘gezond van geest mensen’, heeft mij onderhand geleerd dat je van een boek moet genieten om de inhoud, niet zozeer om de vorm. Je kunt er zelfs van genieten door de plek waar je’t gelezen hebt, of de wijn die je er bij dronk. Alles kan, niets moet. Mijn vriendin heeft me zelfs een boekje gegeven over hoe mensen boeken catalogeren, om mij diets te maken dat er echt wel meer mogelijkheden zijn dan alfabetisch, of van klein naar groot.. ja, ja, de autist in mij trok grote ogen.
Het idee om dus een boek letterlijk te vertrappelen, het heeft wat moeite gekost. Zullen we dat dan maar mijn persoonlijke bevrijding noemen?
Hier had ik echt de smaak te pakken, niks zo mooi als koffie en papier… en het ruikt bovendien lekker, als je er ook nog een keer met je handen begint aan te prutsen.
Ik denk niet dat het veel zin heeft om stelselmatig elke pagina te bespreken, maar deze wil ik u niet onthouden…
Grootse fun… zoiets doe je niet met boeken..
http://www.youtube.com/watch?v=9YpeL8jCCfs
En het eindresultaat was dit :
Ik doe dat snel. Omdat ik niets wil missen van het gesprek waar ik net even van weggelopen ben. Nog niet in het lokaal aangekomen gaat de rits al open, en verlichting volgt. Afkloppen en handen wassen, en verder praten. Zo hoort het. Deze keer zou niet anders zijn. En toch…
De man naast mij had het lastig. Zucht, kreun, zucht, persgrimassen. Ik blikte even discreet opzij. Hij keek me droevig aan. ‘Prostaat hè, man, miserie! Ge zult er ook nog wel mee te maken krijgen’. Ik voelde de droeve heimwee naar de tijd dat hij als viriele vent de wereld zou gaan veroveren. Die tijden lagen ver achter hem, en verder dan een voorstadswoning met tuinhuis, annex zeurwijf, was de veroveringstocht niet geraakt. Er volgden nog wat details over zijn condition humaine, ik laat ze maar voor wat het was. De tristesse druppelde er van af… traagzaam, steunend.
Een vriend van mijn vader, geweldig briljant causeur en libertijns zuiper had daar minder moeite mee. Hij kwam een keertje terug van toiletbezoek op café, met een doorweekte ‘voorbroek’ zoals ze dat in de Vlaanders zeggen, en hij trok zich daar verder niks van aan. ‘Ik heb geen tijd om te wachten op wat gezeik als ik hier geweldig lekker aan’t lullen ben. Het droogt wel aan de mast, en morgen is er wel een andere broek’.
Echte mannen, ze hebben iets ranzig, en toch ook mooi. Ik hoop dat het mij bespaard blijft.
‘Ik heb een mooi plaatsje voor jullie’. We volgden ‘de heupwiegende’ naar het bewuste tafeltje. Daar zaten vrienden te wachten.
‘Zullen we een aperitiefje nemen als beginnerke? Dan breng ik direct de menuutjes!’. De nicht van dienst was van plan om het ons gezelligjes naar de zin te maken, dat voelde je.
Onze glaasjes werden gebracht, en we mochten plaatsmaken voor een klein ‘amusetje’ van het huis.
‘Zijn we er al een beetje uit, hoe we’t gaan doen?’. Het wordt op zo’n moment erg moeilijk om de monkellachjes te onderdrukken. Een fijn avondje zat er aan te komen, met kleine plezierige verrassinkjes en attente kleine kreuntjes . “Een waaiertje van… op een bedje van…” U kent dat.
En het stopte niet… Ons nieuwe mama vroeg of we misschien wat water wilden. “Kleine flesjes? Plat of Bruisend? Allemaal bruisend? Dan misschien toch een groot flesje? Met bubbeltjes!”
Op het kaartje stonden allemaal lekkere gerechtjes en ze waren ook daar herleid tot frivole proevertjes. Varkenswangetjes, garnaaltjes, tongetjes, wat een heerlijkheden. Ja, hier werden er verfijnde schoteltjes voorbereid, dat kon niet anders.
Onze bordjes werden zachtjes ingezet, en we kregen ook een fris, mooi wijntje in onze glaasjes. En dan nog eentje. Het leek wel of de flesjes erg kleintjes waren, zo snel ging het.
Het moet bovendien besmettelijk geweest zijn, of deel uitmaken van het huisstijltje van het etablissementje, want kelnertje twee deed al even mierzoet, toen hij vroeg of hij de bordjes mocht afruimen.
Dessertjes moesten er niet zijn, maar koffietjes dan weer wel, met kleine versnaperingetjes.
Uiteraard was er ook een klein rekeningetje, maar eens we de centjes op het bordje gelegd hadden, en een bonnetje gekregen hadden zijn we door het deurtje weer het stadje ingetrokken.
Meteen een kroeg binnengedoken, om een frisse pint te drinken, een bruin café, waar een dijk van een wijf stond te tappen. Nooit in haar leven nam ze een verkleinwoord in de mond. Nooit! Het was er goed, we hebben de deur daar gesloten, ettelijke uren later.
Heel af en toe overkomen er mij dingen die mij in verwarring brengen. Omdat ze mooi zijn, omdat ze niet meteen verwacht worden. Omdat het mij op de één of andere manier vrede schenkt met mijn omgeving. Dan suddert dat een tijdje, om onherroepelijk zijn uitweg te vinden in één of andere schrijfgulp. Zoals nu.
Vrees niets, het heeft niets te maken met een mogelijke bekering tot de Griekse beginselen, maar alles met mijn rotsvaste overtuiging dat mannen altijd jongens blijven. Hoe hard ze ook hun best doen om dat te verbergen. Godzijdank.
Een tijd geleden liep ik in de buurt van de Oudaan, een beetje te slenteren. Een vreemde etalage trok mijn aandacht. Het was wat donker en het hield het midden tussen een tweedehands boekenwinkeltje en een vintage designuitdragerij waar ze nog niet zo heel veel collectie stukken hadden, maar wel veel goesting. Eerste indruk.
De dagen gingen voorbij en het goede voornemen om er een keer binnen te stappen raakte naar de achtergrond, maar nooit helemaal. Op een avond deed ik het dan toch maar, toen ik er een schemerlampje zag branden. De man achter het bureautje was onverstoorbaar en las verder, het soort cool waar ik een rechterarm voor zou geven. Ik begreep het niet zo goed, er zat geen lijn in de boeken, geen thema, ze waren min of meer op kleur en formaat gesorteerd, onwerkbaar, van pulp tot dingen die ik zelf staan heb.
De mens achter zijn bureautje keek mij aan… “kan ik helpen?”
“Ja, leg het mij uit, ik worstel ook met het klasseren der boeken, maar hier ben ik niet mee met het systeem…. “begon ik aarzelend.
“Dan kennen wij elkaar, jij bent Guido(oohh), en ik ben de @pravdaman!”.
Ik weet niet wat dat met jullie doet, maar ik ben altijd blij als ik één van mijn virtueel meer stimulerende contacten ook in het echt tegenkom. Dat was nu niet anders. Tom vertelde, zacht, maar boeiend, met zo min mogelijk woorden, wat het nog mooier maakte. Het hele verhaal bleek een pop-up initiatief te zijn, storefront voor een speak-easy die zich achter de winkel bevond, Het Huis Happaert, ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van Bacardi. Dat huis op zich is al adembenemend. De sfeer van die bar was zo juist, zo elegant en tegelijkertijd helemaal ongedwongen. Ik kan daar niet veel aan doen, maar als een verhaal juist is, in concept en uitvoering, en als de vent die er mij ook nog eens over vertelt zo totaal klopt in dat plaatje, dan ben ik verloren. “Ne schune pee, gelak of da me zegge in Brussel”.
Ik was meteen verkocht. Zodanig zelfs dat ik er de week later terug ging met twee jongens. Ik noem ze even. Het zijn forse namen, venten-namen die kunnen: Wim en Victor. Heiligschennis in Antwerpen, Victor is een Hollander. Leuke vent, ondernemer, de vleesgeworden empathie. Wim is een soort broer.
De jongens hadden zich aan hun woord gehouden en stonden op het afgesproken uur klaar. De verwondering over het boekenwinkeltje deed ook hier zijn werk, en zette het contrast met de opulente sfeer van de bar extra in de verf. Het is een magische plek, waar gesprekken tot hun recht komen, en dat was ook zo mooi en opvallend.
Zet drie venten op café en je krijgt een brallerige, grappige mix van verhaaltjes over voetbal, vrouwen, auto’s en ongein. Nu niet. Er werd zowaar ‘genipt’ van cocktails, meesterlijk bereid, en er werd gepraat, gediscussieerd, geluisterd. Dat het echte jongens waren bleek uit het debiet, dat niet verminderde. Dat het mooie mensen waren bleek uit het verhaal dat opvallend gelijkmatig verder kabbelde.
En toen ging Victor weg. De man moest immers nog naar Nederland terug. Het was al tien uur, dus dat kon je hem niet kwalijk nemen. Zoals dat gaat onder jongens, werd er afscheid genomen met een stevige handdruk en dat was het. Maar het geeft ook een andere soort intimiteit, als je dan met twee over blijft.
Hij was nog niet goed weg, of Wim vroeg me: “had jij ook zin om bij dat eerste rondje van elkaars cocktail te proeven?”. Uiteraard had ik dat ook overwogen, maar onder venten doe je zoiets niet… Het was ook die conventie, die hem er van weerhouden had om dat te doen. Zeker in het bijzijn van een derde. Ik vind dat mooi, grappig. En al helemaal als je er op het moment zelf wil over praten omdat het je ook wat hoog zit.
En toen we wilden afrekenen, een paar drankjes later, bleek dat onze Victor, die we nu met enige gepaste trots ‘vriend’ noemen, dat hele verhaal al op zich genomen had. Zonder zeuren, zonder berekenen, gewoon. Omdat hij gruwt van clichés en een echte mens is.
Tom, Wim, Victor. Echte venten, mooie jongens en een feest om te kennen.
De eerste keer. Springerig, nog niet helemaal gewend om achter hun pas verworven borstjes te lopen. Het zouden vrouwen worden, maar voorlopig waren het nare pubersprieten, die oude mannen met honden vakkundig negeerden. Ze waren met elkaar aan’t lachen en dollen, en deden heel hard hun best om mij te negeren als vertegenwoordiger van alles wat ze niet graag hadden: een toonbeeld van vergankelijkheid. Ze zaten op een bankje, bedrijvig met hun GSM, parmantig rose en ook al wel wat vrouw te wezen, toen ik voorbij fietste, met Spike de hond los langs mij.
Hij loopt graag een metertje voor, om te tonen dat hij onafhankelijk is. Ik laat hem dat doen. Nog voor Spike de hoek begon om te slaan blafte ik luid ‘Links, Spike’. Wat hij deed. Niet omdat hij ‘links’ kent, maar omdat we dat altijd doen.
Een half uurtje later passeerde ik daar weer. Omdat een mens nu éénmaal zo zijn routines heeft. De vlugge jongens verwachten het al, en inderdaad, ik schreeuwde ‘Rechts, Spike’ naar mijn hond die een paar meters voor mij uitliep. De meisjes zaten er nog en nu leken ze meer op mogelijke dochters van mij. Chiro-meisjes die verrukt zijn over een trucje met een huisdier. In plaats van me te negeren kwam de brutaalste van de twee op me af en zei, ‘mijnheer, uwen hond, die verstaat dat?’. Ik stapte af, en floot even. Spike kwam meteen. Hij is een tribune speler, dol op gezelschap en aandacht. Ik weet ook niet hoe dat komt.
Wij zijn een team. ‘Spike zit en blijf’. De meisjes waren verrukt. De nukkige nimfen van toen waren terug heerlijk opgewekte meisjes… ‘Oooohh, mag ik hem eens aaien, wat een lieve hond!’. Spike liet het zich welgevallen en ik vertelde dat het een extreem slimme hond was. Een erg grote leugen. Het is een domme anarchist, maar wel aandachtsgeil. Na enig keuvelen en het herstellen van de intergenerationele gemoedelijkheid, reed ik weer verder en de meisjes gingen vrolijk huns weegs, al kwetterend en muziek beluisterend. Het bankje bleef lonken naar hen.
Toeval wilde dat ik er even later opnieuw passeerde en toen werd het doel van hun hang-gedrag duidelijk. Er stond een bink bij. Een jongetje wiens testikels net uitgezakt waren, worstelend met de toonhoogte van zijn stem en de fietsbuis onder zijn lid(je) gekneld. En hier hadden ze afgesproken. Ik werd opnieuw herleid tot een soort lucht, ook al zou je me dat niet aangeven op basis van soortelijk (en ander) gewicht). Zo hoort het.
Dit waren geen meisjes meer, maar behaagzieke creaturen. Het haar werd alle richtingen uitgewaaierd, de steelse blikken, het koket op het bankje schuiven. Het hele arsenaal aan technieken was embryonaal aanwezig.
Venten, dat zijn jongens die groter worden. Meisjes dat is altijd anders. Altijd.
Ik heb al meermaals mijn fascinatie voor uitzuipkroegen en de koninginnen van de betaalde liefde toegelicht. En mijn onhandigheid in die materie, wat mijn fascinatie uiteraard niet in de weg staat.
Het toeval wil dat ik op weg naar mijn geliefde passeer voorbij een uitspanning, met zoals steeds een erg romantische naam, in dit geval ‘Villa Blanca’.
Het pand is duidelijk in verval, heeft zoals altijd een discrete parking, wat mij weer typisch iets Vlaams kleinburgerlijks lijkt. Je mag betalen voor seks, maar het mag wel niet geweten zijn, door de goegemeente, stel je voor. De gedempte neontinten doen vermoeden dat er zich allerlei spannende, het daglicht vermijdende handelingen afspelen, door wulpse deernen in nauwelijks verhullende en onwaarschijnlijk sexy niemendalletjes.
Zo wil het onze fantasie. Ik stel me voor dat je in luxueuze interieurs, onder het genot van stemmige muziek en voortreffelijke drank, verwend wordt door hoogbenige supermodellen, die zich vol overgave kwijten in het lenigen van onze laagste, liederlijke lusten. Ondertussen wordt menige existentiële discussie opgezet over de zin van het leven, met deze bohémiennes puur sang, die schijnbaar op de wereld gezet werden als lustprinsessen en vurige vertolkers van de lichamelijke genotspartituren. Na afloop verdwijnen de hoogblonde gazelles in dure sportwagens naar hun eigen Walhalla om mijmerend bij te komen, bij een glas Chardonnay van onberispelijke kwaliteit, van de intense uitwisselingen met hun geachte clientèle.
Heel af en toe wordt die prachtige droom onderbroken. Vlak in de buurt bevindt zich namelijk een bushalte. Gisteren zag ik twee meisjes het bovengeschetst pand verlaten, met een treurig aldi-tasje. Oei! Weer een illusie aan diggelen…
En toen dacht ik ineens aan dat mooie Angelsaksisch begrip ‘working girls’. Dit waren working girls. Grauw, midden in een triestig leven, waar ze overgeleverd werden aan de grollen en grillen van waarschijnlijk erg gefrustreerde mannetjes, met niet al te frisse gedachtes over hoe ze hun seksualiteit ten volle kunnen beleven.
Ze sjokten moedeloos naar de bushalte, en hun doffe ogen leenden zich tot weinig meer dan een ver gestaar naar een bus die hun waarschijnlijk via allerhande vergane buurten zou brengen naar een plek waar ze hopelijk wat rust konden vinden om een dag later opnieuw ondergedompeld te worden in de poel van duurbetaalde illusie. Hoogstwaarschijnlijk heb ik het zelfs daar verkeerd voor.
Wat een tristesse. Of neen, allicht waren het de poetsvrouwen, en zijn onze lenige sexkittens gewoon wat eerder in Corvette en Jaguar convertible gesprongen. Het kan bijna niet anders zijn!
Ik zit op café. Altijd inspiratie. Alleen deze keer lukt het niet om te schrijven. Er is teveel lawaai. Zou er een verband bestaan tussen dronken en doof? Of is het een reflex, dat zatte mannen, naarmate het spraakvermogen afneemt en wat slepender wordt, luider spreken om toch maar hun waardevol gedachtengoed over te brengen op hun toehoorders?
Het gezelschap naast me. Vier mannen, drie vrouwen. De opluchting van de beginnende vakantieperiode, de zinnenprikkeling van de eerste zonnestralen. Bronstijd. Dat zie je. De jagers hebben hun prooi bijeengedreven. Zo denken ze. Één van hen zal bakzeil halen vanavond en de golden handshake letterlijk krijgen. Alhoewel, t zien er schoolfrikken uit. Mannen met korte hemdsmouwen, ik kan er niet aan doen, het werkt niet bij mij, en ik verzin er meteen triestige hierarchie bij.
Maar jagers dus. Op zoek naar wat ontucht, of wat flirterige egobevestiging. Het maakt niet uit, het gedrag is hetzelfde. Het is overigens zo dat in de prehistorie, of in tribale omgevingen, waar mannen jagers zijn, 90% van het voedsel door vrouwen voorzien werd. De mannen hadden wel mammoets gezien, dat wil niet zeggen dat ze er ook altijd één mee naar huis hadden. ‘Zijn er nog verse bessen in huis, schat? We hebben mooie verhalen te vertellen, den John en ik hadden bijna ne geweldige sabeltand tijger geschoten. Morgen gaan we terug, want we weten hem zitten… En is er nog wat pap, of maiswijn?’ Die stijl!
Ik heb vroeger al gezegd dat mannen die denken dat ze jagers zijn, er eigenlijk niets van begrepen hebben. Maar toch belet me dat niet om een typologie van de jagers te maken aan de hand van wat ik hier aan de toog zie gebeuren. De voornaamste types zijn vertegenwoordigd: de sluipschutter, de braller, de valsen tragen.
De braller is het eenvoudigst te herkennen. Luid, vindt zichzelf fantastisch, is er vast van overtuigd dat iedereen hem geweldig grappig vindt en deinst er niet voor terug om zijn drinkebroers bij tijd en wijle te kakken te zetten. Goede luim, weet je wel, daar moeten ze tegen kunnen!
Hij heeft een simpele verleidingstechniek. Bewondering. Entertainment. Rechtlijnig, éénvoudig, doortastend en brutaal. Hij speelt ook op uithouding, de halve fond. Die anderen zullen wel ontmoedigd worden en hij raapt de brokken op. Doorheen de ‘grappige’ anekdotes weet je alles over hem, en vooral, en veel belangrijker, alles over de materiële welstand. ‘ik herinner mij, in New York…. En ik stap in mijnen Audi, ik heb nen A6… Maar ja, dat gerief om uw zwembad te onderhouden… Pftttt, allez, ik hoop dat ze er haar plezier mee heeft, want na mijn scheiding…. Alles weet je.
Hij moduleert ook, in functie van de prooi, er kan al eens wat cultuur tussen zitten, van het opvallende soort. Hij kan Calatrava aan een discipline, plaats en stijl koppelen, hij kent het grote blufboek, of minstens de methodes die Paul Jacobs, de radiomaker die dat hoogst vermakelijke boekje maakte, ooit bijeen schreef.
Als hij aan het kortste eind trekt is dat niet erg, zijn buit zijn ook de verhalen , al dan niet aangedikt, wie onthoudt dat immers? Het kan hem ook absoluut niet schelen met wie hij op het einde van de avond overblijft. Het gaat immers niet over haar, maar over hem.
De sluipschutter, de grondwerker dat is een ander paar mouwen. Dat is de man die van bij aanvang zorgt voor een goede uitgangspositie. Die heeft al nagedacht, kansen ingeschat en weet dat hij niet over zoveel troeven beschikt. Een schot, do or die.
Hij heeft zijn kansen afgewogen, het gezelschap geëvalueerd. Die ene, dat muurbloempje, die zal het zijn. En de rest is verkoop. En techniek dus. Openingsvragen, open. Behoeftebepaling, inzoomen, focussen.
Het wild isoleren, afschermen van de kudde, het intimistische, belangstellende gesprek. De bezwaren aftasten, niet weerleggen, nadenken, concentreren. De zuivere lijn zoeken, qua schootsveld. Hardnekkig, vasthoudend, intens… Ook al ziet het er niet altijd zo uit. Mannen ook met een bijzonder zwaar noodlot. Ze kunnen nooit gaan pissen op café, want dan verbreekt hun toch al vrij ijle spanningsboog. Denk aan de jachthut, eens het wild in’t vizier ga je ook niet rap nog even schijten.
Hij bewandelt een dunne lijn, voor je’t weet zeurt hij, dan zoekt de vrouw naar ontspanning, daarvoor was ze hier in de eerste plaats al. En interesse is leuk, maar een hele avond met de zelfde.. Neen, de sluipschutter gebruikt een erg moeilijke techniek. alleen de allergrootsten komen er mee weg.
En dan de derde, de valsen tragen. Hij doet alsof het hem niet interesseert, doet niet mee met het haantjesgedrag van de braller en is sociaal. Hij babbelt met iedereen, is niet te beroerd om tegelijk ook met de barman wat te keuvelen. De ideale aangever ook voor de braller, die iedere keer de punchline pikt. En vervolgens trots is op zichzelf.
De andere laat het gebeuren. Tot de braller steekjes laat vallen, allicht ook door de drank. Dan verandert er iets en zie je hoe hij een subtiel spel opzet, lichaamstaal ook, zacht meedeinend op de uitingen van de dames.
Alert voor alle kleine uitingen van afkeuring en ze stante pede uitvergrotend. De mensen vinden hem zacht, beschaafd, een gevoelsmens… Langzaam maar zeker wint hij terrein op de braller, hij pikt al eens een grapje in, hij doet al eens een grap van de ander mislukken. En dan komt het dodelijke wapen boven, kleine, gefluisterde opmerkingen in het oor van de vrouw naast hem. Onweerstaanbaar, ze lacht, hij palmt in, meter na meter wordt de lijn binnengehaald, zonder ogenschijnlijke inspanning. Bewust controlerend, en passant de sluipschutter ook even dwarsbomend. De valse trage wil immers niet alleen een vrouw voor de nacht, hij wil bemind worden door alle vrouwen…
Onlangs werd mij gevraagd of ik wou deelnemen aan een experiment. Twitteren en tv kijken. Niet voor het goede doel, maar voor de reclame. Van de yelo app van Telenet. Ik vond dat een fijn plan. Om verschillende redenen.
Ten eerste, het heeft wel iets. Heel dikwijls voegen twitter commentaren geestigheid toe aan anders redelijk flauwe programma’s. Het absolute hoogtepunt is in dat verband het Eurovisiesongfestival. Volgens mij heeft dat het aan twitter te danken dat het niet totaal in de Oosteuropese vergeetput is terecht gekomen, wegens ten enen male te weinig pluimen in de kont om nog aantrekkelijk te zijn. Zelfs een niet onintelligent mens als PDW geniet er van, of de onvolprezen Nico Dijkshoorn. Wie ben ik dan wel?
Ten tweede. Twitter is erg valabel geworden om het reclamezappen tegen te gaan. Uitgesteld kijken en tegelijk geestig zijn op twitter, het zit er niet in, dat zijn vijgen na Pasen. Je moet het moment meepakken. Oude gezelligheid in een nieuw jasje, allemaal samen voor de buis, al dan niet met een tablet op schoot.
Ten derde. Ik vind Yelo als idee ongelofelijk sterk. Critici zullen opwerpen dat het vastloopt en dat het nog niet perfect is, dat kan allemaal wel zijn, maar toch is het ‘nice thinking’. En het toevoegen van een twitter module is éénvoudig lekker verder gedacht. Als ik het gezeur hoor over slechte streaming denk ik altijd aan dit fragmentje van C.K. Louis (vanaf 1m43, maar het kan geen kwaad om het helemaal te bekijken.
Ten vierde. Ik ben eerlijk gezegd een heel klein beetje uitgekeken op de kleine groep twitteraars. Ik hunker naar nieuw bloed, naar interessante en geestige mensen. Ik heb al eens gezegd dat ik het een erg democratisch medium vind, omdat geinige onzin een kans heeft en omdat saaiheid, domheid gewoonnaar de catacomben van de desinteresse verhuizen. Of tenminste niet verder doordringen. Dus ja, initiatieven waardoor één en ander aan elkaar gekoppeld worden en de twitter tribe uitbreidt. Waarom niet?
Het enige wat me aan het hele ding stoorde, was dat ik aangesproken werd op mijn commerciële motieven. Door de mannen van de rechte leer. Oprechte excuses dus, but then again.
Ik heb vier avonden aan een stuk telkens een uurtje wat over en weer getwitterd over een programma dat ik normaal niet bekijk. Ik vervuilde de twittersfeer met twee hashtags. En ik gaf een ipad weg. Big deal, bite me for it. Het enige wat in de plaats gevraagd werd was een beetje geestigheid. Die is er niet echt uitgekomen. Dat is spijtig. Misschien zijn we met zijn allen toch minder geïnspireerd dan we soms zelf denken.
En ik ben vier uur van mijn leven kwijt, die ik niet terugkrijg, maar daar heb ik wel ook een ipad voor gekregen. Ik ken slechtere deals.
Amai, dees heben we nog niet veel gezien – amai, noemt ge dat zomer – ik word zo slechtgezind van dat weer, dat kunt ge u niet voorstellen …
Hebt u er nog nodig?
Ik dacht tot voor kort dat het enkel bij de bakker en de beenhouwer (slager, voor de noorderburen, ik word daar namelijk ook gelezen) gebruikte, maar dat is niet zo. Het is iets universeel! De verlichte, intellectuele, avantgardistische meute op de sociale netwerken, wij allen, hebben het er ook over. Regen tijdens de spitsuren en je hebt zelfs twee hot topics, regen en file.
Dat verdient toch enige bespiegelingen. Eerst het echte leven. De bakker en de beenhouwer.
Het is natuurlijk een beetje een vreemde situatie. Ik snap dat als geen ander. U stapt een huis in dat niet het uwe is, en daar hangt een soort gewijde stilte, slechts onderbroken door het kapmes op het slagersblok, het spinnen van een snijwiel of het trillen van een broodsnijtoestel. U voelt de behoefte om die stilte te doorbreken… Net zoals u in een museum – waar immers ook dat soort stiltes hangt – tegen de suppost wat gaat ouwehoeren over het weer. Dat, eerder dan de Rubens aan de muur de aandacht te geven, die hij verdient. Of in de kerk, even aanlullen tegen mijnheer pastoor, of onze lieven heer dat nu toch niet even anders kon regelen? Aanlullen is misschien niet het correcte woord, gegeven de context.
Waarom? Waarom? Gaat het over het doorbreken van de stilte? of is het iets anders? Misschien is het wel gewoon omdat u de bakker dom vindt en tot niets anders in staat? Dat is toch ook niet erg netjes. Misschien kunt u hem complimenteren over zijn vakmanschap, en de kwaliteit van zijn producten. Misschien kunt u hem ook gewoon beschouwen als een normaal mens, zoals uw vader, uw broer, uw moeder, uw tante. In zoverre die mensen uiteraard normaal te noemen zijn, ik ken ze persoonlijk niet. En dan kunt u over honderden andere dingen praten. Een film die u gezien hebt, een boek dat u gelezen hebt, de pest van blaffende honden in de straat, maakt niet uit, als het maar een andere banaliteit is!
Of, misschien moet u nog een stapje verder gaan. Is het echt nodig om überhaupt te lullen of conversatie te maken? Tenzij u uit bent op een gratis portie hespenworst. Staat u er eigenlijk bij stil dat zo’n neringdoender in goede doen, op topdagen ziljoenen klanten moet bedienen en bijgevolg evenveel keer moet zeggen: ‘Ja, Ja, maar nog een chance dat we’t zelf niet voor ‘t zeggen hebben, of ‘t zou ook niet goed zijn, met dat weer, iedereen klaagt toch, als ‘t boeren niet zijn, dan wel de klanten!’.
Laat die man zijn werk doen, misschien vindt hij het wel leuk om in alle stilte een varkenskoteletje uit te benen, zengewijs een lendestuk te ontzenuwen, een mals lapje biefstuk vakkundig op den draad te snijden.
Of verwacht u echt dat hij als bijberoep meteoroloog is, en even monsterend door de vitrine zal kijken om dan bezwerend te mompelen: “Binnen een half uurtje trekt het open, ik zie de anticyclonale wig al aankomen’.
Die man is daar evenmin een expert in als al de anderen in de winkel, die braaf hun beurt afwachten om er ook even tegen aan te zeiken.
Stop daarmee. En stop er gelijk ook mee op twitter. De amusementswaarde, de informatiewaarde, het gehalte van conversatiestarter van een tweet als ‘Amai, wat een regen, hier in Borsbeek’. Really?!
Die van Borsbeek weten het. Die die er niet zijn hebben er geen zak aan. En al die anderen, die in Schilde, Mortsel, Hoboken, voelen plots de drang om aan te geven dat het bij hen ook zo is. Wie geeft er een vliegende neukpartij om (Vrije vertaling)?
Begrijp mij niet verkeerd, ik ben helemaal voor de sociale media. En ik ben blij dat men stilaan beseft dat daar ook iets mee te doen is. Vandaar dat ik mij soms in het gezelschap van illustere reuzen als @boskabout, @dipfico, @houbi en j’en passe, bevind om mijn mening te vormen over één en ander. Op uitdrukkelijke vraag van ‘de andere kant’. Ik sta daar voor open, inderdaad.
Omdat het meestal leuk is, en/of interessant. Het is een andere manier van werken, en van informatie door te geven. Een heel eerlijke ook. Maar er moet ook iets te vertellen zijn. En vooraleer u mij beticht van het ‘in de soep spuwen’. daarover gaat het niet, daarvoor ligt het mij allemaal te na aan het hart. Ik ga er even iets dieper op in.
Een paar weken geleden kreeg ik een verzorgde, mooie, ietwat mysterieuze uitnodiging. In de vorm van een roodfluwelen hartje, met een handgeschreven tekstje of ik ‘Spectre’ wou ontmoeten. Het enige wat ik daarvoor hoefde te doen, was een mailtje sturen, en ziet.. het wonder geschiedde. Een -naar ik aannam – mysterieuze, en allicht wulpse, welgevormde dame gaf me plaats en tijd door van onze geheimzinnige date.
Voor alle duidelijkheid, ik was op voorhand gewaarschuwd dat er iets zat aan te komen, en dan speelt een mens graag mee, want normaal ben ik niet het type dat op blind dates in gaat. #justsaying.
Allen daarheen, dus op de bewuste dag. Een mooi pand. Prettige verwelkoming.Witte roos opgespeld, en begeleid naar een mooi appartement, alwaar hapjes en drankjes mij toegereikt werden. En waar het best prettig was. Ik moet eens een blogstukje wijden aan de verwarring die ontstaat tussen twitter handles en echte mensen. Je kletst en dolt er dag in, dag uit, mee op twitter, maar je hebt elkaar nog nooit in het echte leven gezien. Dat heeft wel wat, qua ontdekking. Zo ook deze avond. Die zich voor het overige in niets onderscheidde van een normale, weze het dan bijzonder verzorgde receptie.
En nu moet ik iets bekennen. Ik ben eigenlijk een wijf. Ik weet niks van techniek, ik weet bijvoorbeeld ook niets over ‘janten’. Dat zijn wielnaven, of zo. Tot op de dag van vandaag heb ik dat ofwel door mijn autoverkoper ofwel door mijn lief laten beslissen. Ik zie het gewoon niet. Ik zie het verschil niet tussen patserwielen en gedistingeerd. Tussen sportief, en oumannekes, tussen mooi en/of ‘niggawheels’.
Zo ben ik er ook achter gekomen dat ik geen BMW of Mercedes driver ben. Door er mee te rijden. Je moet daarvoor kunnen rijden. Ik rijd graag met Audi, in permanente 4X4, dat durft al eens iets te vergeven als je nonchalant bent in de bochten. Waarom vertel ik dat? Omdat ik hetzelfde heb met pc’s. en laptops, en macs. Ik weet niet of iets goed of slecht is, ‘t is maar door er mee te rijden/werken dat ik het wel weet. Ik gebruik dat, verder reikt mijn interesse niet. En heel af en toe, in dat gebruik, merk ik dingen op die mij storen, of ergeren, of bijzonder bevallen. Zo werkt het bij mij. ‘Experience’, zoals ze dat nu noemen.
Terug naar ons feestje, dit interludium zal straks duidelijker worden. Ik mocht op een bepaald moment op intieme date met het Spectre geval. Mijn vrees was groot dat er achter de gimmick een techneut zou zitten die mij vanalles ging uitleggen over kloksnelheden, hertzen, processors en giga’s en giga’s geheugentoestanden. Mijn plan was dan om heel ernstig om een technische fiche te vragen ‘om het thuis allemaal nog eens rustig te bekijken’. Zo doe ik dat ook als ik ingewikkelde dingen zoals een televisie moet kopen.
Niets van dit alles, echter. Ik mocht plaats nemen aan een keurig gedekt tafeltje en recht tegenover mij stond een opengeklapte laptop. Ik mocht mijn naam intoetsten, en na wat over en weer berichtjes was het gedaan. De rest zou ik later wel horen.
Leuk! Terug naar de vriendjes, en kletsen.
En toch weer niet zo leuk. Misschien ben ik wel te ernstig voor dit soort verhaaltjes. Maar ik vind dat er iets mankeert.
Alles was tot in de puntjes verzorgd. De uitnodigingen waren teasing, en prettig, de ontvangst was hartelijk, de hapjes en drankjes waren erg smakelijk. Het aanwezige volk was van het juiste niveau, ik heb me geen seconde verveeld. Ook de mensen van HP – ja ik heb er mee gebabbeld – waren uitermate behulpzaam. En toch ging ik met een kleine kater naar huis.
Ik kan het alleen maar aanmoedigen dat je ‘de stem van het volk’ wil betrekken in de lancering van een product of een nieuwe richting, of wat dan ook, maar doe dat dan meteen goed.
En wat bedoel ik met goed? Ik schrijf dit stukje op een Macbook Pro. Bij mijn weten een erg gebruiksvriendelijk toestel. Als die Spectre inderdaad concurrentie wil zijn voor Mac, laat het ons dan ondervinden, laat ons er mee op stap gaan, de batterij testen, de moeilijkheid of gemakkelijkheid om nieuwe netwerken te ontdekken, en op diverse printers aan te sluiten.
Geef mij zo’n ding voor een week of twee en ik kan er zinvolle dingen over vertellen. Maar laat er mij niet even naar kijken, twee zinnetjes typen, en dan klaar. Dat is vervelend. Als het echt goed is, dan ga je het horen. En als het niet zo is, dan weet je meteen ook waar het aan schort. En daar draait het toch om?
Maar misschien schrijf ik het wel allemaal op deze manier omdat ik niet de gelukkige was die er één mee naar huis mocht nemen. Dat kan ook.
Mensen vragen dat soms wel eens. ‘Hoe gebeurt dat eigenlijk dat schrijven?’ of ‘Daar kruipt nogal wat tijd in zeker, altijd opnieuw die stukjes?’
Ik zit daar altijd een beetje verveeld mee, omdat het eigenlijk niet zo is. niet dat ik rot zit van het talent, verre van, maar het gebeurt allemaal nogal intuitief. Ik denk dat ik mijn beste stukjes geschreven heb, half stomend, nog met mijn jas aan, ergens op de hoek van een halfgedekte smerige keukentafel. Gutsend, hamerend op de toetsen van mijn mac. In één gooi, ternauwernood nagelezen. ‘Daar, ’t is klaar, ik zal eens efkes mijn gedacht zeggen’. Nadien attenderen vrienden, fans, en zachte zielen mij op taal- en andere fouten. Simpel zat.
Maar het echte ‘Schrijven’, de Groote Kunst der Letteren, jaaaaah, daar heeft deze jongen wel degelijk systematiek, methode en hulpmiddelen voor.
Soms vind ik het namelijk wel eens leuk om te fantaseren dat ik een schrijver ben. Denk aan de – voor mij – onvergetelijke scene van 37°2 le matin. Zorg zit aan een zuinig verlicht keukentafeltje, in marcelleke, met sigaret losjes in de mondhoek en de fles whisky op de tafelrand balancerend, zijn groot meesterwerk te plegen. Aangezien ik niet over die mens zijn fysieke uitstraling beschik, heb ik een ietwat andere invalshoek. Mijn werktafel moet ook volkomen clean zijn, enige wat in die setting getolereerd wordt is of een schaal groene appels, of een boeket tulpen. De muziek op de achtergrond is een eclectisch mengsel, jazz en klassiek, beetje high brow uitstraling. Mooi glas wijn ernaast. Nog steeds geen letter op papier gepleurd. Graag ook een proper gestreken wit hemd.
Dan de desktop. volledig clean, no clutter. Daar hou ik echt wel van. Zoals plaatje bewijst.
En dan smijten we Ommwriter open. Geweldig programma vind ik dat, en absolute aanrader voor iedereen die geen afleiding kan verdragen. Het lukt mij de laatste tijd ook beter en beter om daar mee te werken, omdat mijn twitterstream zich netjes en prettig ontrolt op het ipad scherm dat naast me ligt.
Daarnaast is het ook zo dat ik op ommwriter het geluid van een oude typmachine kan nadoen, wat u hier even kan checken.
Ik vind dat prettig. Het enige wat ik in die context mis, is het roken. Ik rook niet, maar het schijnt er zo bij te horen. Zelfgedraaide, smerig lekkere sigaretten, die blauwe rook die opkringelt. Tsjonge, ik zou er een linkerlong voor geven om het ook echt lekker te vinden. Nog steeds geen letter geschreven.
En vanaf dan begint de chaos opnieuw te regeren. Want bovenstaand werkt dus eigenlijk voor geen meter. vanaf dan begint de procrastinatie. Even een quote, een stukje tekst, iets opzoeken op google en verdwalen. Of gewoon TV kijken. Vanuit de zekerheid dat het er toch altijd opnieuw uitgulpt als het nodig is.
Het enige wat wel waar is. Het duurt oneindig lang eer ik iets op papier zet. Maar eens de eerste letters aangeslagen, gaat het razendsnel. Om dat te kunnen heb ik twee dingen nodig. De titel en de eerste zin. Vanaf dan lukt het altijd weer. In één keer. Ik loop meestal zo lang op die eerste zinnen te kauwen, dat ik het hele verhaaltje al tien keer in mijn hoofd heb verteld. Ik hoef er niet meer over na te denken tijdens het schrijven, wat prettig is omdat er dan tijd vrijkomt om spelletjes te spelen, en er die woorden in te verwerken die heel toevallig voorbijgedwarreld komen. Extra punten, als het ware.
Als ik één advies zou mogen geven aan mensen die zich ook schrijven willen wagen, maar twijfelen, dan is het wel dat: Gewoon schrijven, associëren, vertellen. niet teveel nadenken. Aanpassen en opschonen kun je altijd later nog doen.
En dan is er nog de kwestie van de inspiratie. Heel eerlijk, die ontbreekt nooit. De bronnen zijn veelvuldig. Ik haal de vier voornaamste aan, in stijgende volgorde van belangrijkheid.
Wandeltochten met Spike. Waar men gaat langs Vlaamsche wegen komt men inspiratie tegen. hetzij de kleinburgerlijkheid, of de heerlijke absurditeit van situaties, maar meestal worden die tochten gebruikt om bestaande verhaaltjes aan te scherpen, situaties anders te bekijken, het voorbereidende schrijfwerk.
Water. Douche en zee… ik weet niet wat het is, maar water inspireert. Het is altijd zo geweest. Oplossingen voor problemen, onderhandelingen, briljante vondsten, ze komen bij mij onder de douche. Nooit in bad, dat is te statisch, te warm. Maar een douche, dat doet het. De zee ook. ‘T is alsof het water in beweging moet zijn.
Drank en café’s. Ok, beschuldig mij maar van alle slechte dingen. Ik drink graag. En misschien soms te veel, maar laat dat dan ook één van mijn weinige zondes zijn. Ik vind dat gewoon lekker. Er is een magistrale scene in West Wing, waarbij de stafchef van het witte huis die onder vuur ligt omwille van alcoholverslaving, vertelt dat hij mensen niet begrijpt die kunnen stoppen met drinken; hij houdt van de klank van ijs in een glas, het geluid van de whisky, en snapt niet dat mensen kunnen zeggen dat ze genoeg hebben. ik heb dat altijd een erg mooi beeld gevonden.
Wellicht drink ik meer dan goed voor me is. Ik denk eerlijk gezegd dat het nogal meevalt, en ik kan niet ontkennen dat het inspireert. Niet altijd het betere werk, maar alleszins wel de meest originele invalshoeken. En als het de volgende dag de herlezing doorstaat heb je meestal een winner. Ook de cafés zijn plekken waar observaties, verhaaltjes altijd opnieuw voor het rapen liggen. soms moet je ze uitvinden, maar de dranklokalen die ik betreed zijn van die aard dat gesprekken met wildvreemden nooit ver achter blijven. Mits een twist worden dat altijd opnieuw mooie stukjes. vind ik.
De grootste bron van inspiratie is en blijft echter de verwondering van de K-woman. Ik ben er niet beschaamd over om te zeggen dat de scherpste observaties en snedigste beelden erg dikwijls van haar komen. Ze heeft op de één of andere manier de gave om zich te verwonderen, niet verloren en dat levert heel erg dikwijls rake ‘soundbites’ op. Opportunist die ik ben, zet ik dan om in teksten. Het is niet anders. Ik weet ook niet of ik daar beschaamd om moet zijn. Ik schrijf ze nog steeds zelf, maar de pieken in appreciatie, tja die kan ik wel duiden. Mijn probleem, niet het uwe…
Ik heb al bij herhaling mijn liefde voor Gent, stad van de lelijke mensen, uitgedrukt. Maar het einde is nog niet in zicht. Onlangs werd ik uitgenodigd door de immer sympathieke Els De Deken, eega van de onvolprezen Bert Van Wassenhove, om in heur neringdoenderij, De Standaard op St Baafs, te komen genieten van ‘een Gruut bier, mej een gestreken mastelle’.
U weet misschien wat dat is, maar ik totaal niet. Bij mastelle moet ik aan bleke te zware vrouwenbillen denken, ik kan daar ook niets aan doen. Eten zou ik het dus niet meteen doen. En toch… daar gaat het om. We kennen de dreupelkes van ’t dreupelkot, we kennen de cuberdons, we kenden het smakelijkste brood en gebak van bij Bloch, in de Veldstraat. Maar er is nog zoveel meer. En zoveel lekkers. Gent is een stad die mij zal blijven verbazen.
Een mastelle is een streekproduct, dat bij momenten zelfs gezegend schijnt te worden. Een kaneelpistolet met een deuk in, zo kun je het in zijn puurste vorm best omschrijven. In Gent snijden ze die kennelijk open, besmeren ze royaal met boter en bruine suiker, pletten ze tussen wat aluminiumfolie en strijken ze verder plat. Alleen de geur geeft al goesting, en als je er in bijt, is’t helemaal yummie. Fuck de calorieën!
Op zo’n momenten ben ik blij dat er dingen bestaan zoals Vizit, de straatlopers van Gent, die al hun ervaringen, die soms ver afstaan van mijn dagelijks leven, maar tegelijk erg dicht te vinden zijn, gebundeld hebben. In een boekje voorwaar. Een handig boekje, dat past in een achterzak, en waarmee je uren door de stad kunt lopen… verdwalen, omdat dat nu éénmaal het lekkerste is.
Nog lekkerder dan gestreken mastellen! Wat ik er het mooist aan vond, is dat ik iedere keer opnieuw dacht… ‘ja, ja, uiteraard, dat ken ik!’ maar dat er toch telkens weer dingetjes waren die ik niet kende. En ik heb al meer dan 20 jaar een band met deze stad.
Gewoon plezant dus! En een dikke dankuwel aan de professionele straatlopers, zoals ze zichzelf noemen. Meer van dattum
Het ouderschap, het is nog nooit eenvoudig geweest, maar het wordt er de laatste tijd niet makkelijker op. De kindjes hebben er namelijk een nieuw pestmiddel bij ontdekt. De schuld? Die van ‘t internet en de sociale media, natuurlijk. Vriendjes worden op Facebook, daar gaat het over, dat schone privilege!
Het nieuwe stigma, of ‘t oude, ‘t hangt er van af hoeveel luciditeit je aan de dag legt. Het ‘vriendje’ zijn krijgt immers een totaal nieuwe dimensie. We mogen meespelen met de pubertruken van onze kinderen. Als we niet sympathiek zijn worden we ‘gedefriend’. Het heeft niets te maken met vriendschap, of wat dan ook, de kinderen hebben ontdekt waar het op aankomt, kennis is macht. En door ons te niet toe te laten tot hun ‘inner circle’, hun Facebook kudde, nemen ze macht af. Erger nog, ze brandmerken ons publiekelijk. We mogen geen deel meer uitmaken van de warme wolk van vrienden die onze kinderen omgeven. We worden voor kennissen, vrienden en familie aan de schandpaal genageld… ‘Hoe, zijt gij geen vriend met uw eigen kinderen op Facebook, amai!’ Het is een geseling, een stigma dat duidelijk is, en slechts door weinigen eervol gedragen. En eigenlijk is dat jammer. Want het is onbetekenend.
Er was een tijd dat ouders het totaal niet ambieerden om het vriendje van hun kinderen te zijn. ‘t Was zo al moeilijk genoeg. Opvoeden, kleden en eten geven volstond. En van wat er met de vrienden en vriendinnen gebeurde, daar trokken alleszins mijn ouders zich bitter weinig van aan. Tenminste, ze hadden ons op voorhand richtlijnen en kaders gegeven waarbinnen onze baldadigheden geduld werden. Die richtlijnen hadden te maken met tijdstippen, met hoeveelheden, met locaties. En heel soms met personen. ‘Ge kunt zien dat ge om 12u thuis zijt, niet zat, en als ik u uit ‘De Mascotte’ moet komen halen of ge zit weer bij die onnozele trien van hier twee huizen verder zal ’t uwen besten tijd niet zijn’.
Duidelijk, misschien niet al te subtiel, maar we wisten wel waar de grenzen lagen. Wat we daarbinnen uitspookten, daarvan merkten mijn ouders nuchter op dat het bij de jeugd hoorde, daar gingen ze zich niet druk over maken, ze hadden wel wat anders te doen, en ze wilden zelf ook nog een leven hebben.
En als ze via-via gehoord hadden dat we weer één of andere idiotie hadden uitgespookt, dan regelden ze dat vlot en kordaat, zonder hun bronnen prijs te geven. ‘Twee weken binnen, ge weet wel waarom!’. Wij wisten inderdaad min of meer waarom en accepteerden, omdat niemand er bij gebaat was om de dingen tot op het bot uit te zoeken. ‘t Kon immers alleen maar erger worden.
Achteraf bekeken was dat was eigenlijk fantastisch. Het sociale netwerk bestond toen ook, maar het was iets duister, niet voorgeformatteerd, of volgens bepaalde regeltjes. Nooit ben ik er achter gekomen hoe en waar mijn ouders hun informatie over mijn wandaden bijeenhaalden, maar ze wisten het wel altijd.
Dat is nu anders, het lijkt er soms wel op alsof we debiliseren samen met onze kinderen. ‘Hoe? ik mag geen vriendje van u zijn op Facebook? En uwe papa wel? ‘ Het is een status sysmbool geworden, een teken dat we goed bezig zijn, en op goede voet staan met onze kindjes,best friends forever of zo. Eigenlijk mag je er toch niet aan denken.
En die kleine etterbakjes weten het zo goed, dat ze er hun ouders mee raken. Net die ene die het eigenlijk goed meent. Die heeft het meestal het hardst te verduren.
Misschien ligt daar ook de sleutel voor een mooie Facebook relatie met uw kinderkens. Trek het u vooral niet aan en doe er vooral niets mee. Niet reageren, niet recupereren, niet ‘liken’, en eigenlijk ook niet lezen. Waarom zou je ook? Om door een moeras van taalfouten te waden en in een existentieel niemandsland terecht te komen waar niets gebeurt, tenzij informeren naar de staat van het ademhalingssysteem? ‘Hey, oewist, asemdenog?’
Want er is eigenlijk niets veranderd in vergelijking met vroeger. Hun leven, hun leefwereld, hun speeltuin. Kinderen voelen haarscherp aan wat hun ouders al dan niet tolereren, en daar spelen ze mee. Ze weten ook dat die ene in staat is om alle clubfoto’s alle zotte chiromomenten te analyseren en daar A+B+C van te maken, daar waar de andere allicht nooit verder geraakt dan ‘ah ja, ik heb u op ne foto gezien met een jongen’. Liever dan tekst en uitleg te verschaffen proberen ze dat te ontwijken, Niks nieuws onder de zon.
Ik heb mijn hele leven slechts één keer iets gezegd op een foto van mijn zoon toen die een gigantische toeter wiet scheen te roken. Daarvan heb ik gevraagd om dat toch eventjes iets discreter te behandelen. De foto werd vervangen door eentje van hem met zijn zus, allebei met sigaretten en een dikke pint. Minstens even aanstootgevend. Ik had het begrepen. Het is een spelletje, laat je er niet in vangen, want het heeft allemaal zo weinig te betekenen.
True Weight, Weightbot, Runkeeper, Calorieteller, Evernote food, Daily Butt Workout, Mynetdiary… Misschien zegt het u iets, misschien ook niet. Het zijn apps. Apps, die ik, een gezonde vent van ergens in de veertig, op mijn smartphone heb staan. (Dat van die Daily butt workout heb ik verzonnen). Apps die van ver of van dicht iets te maken hebben met gewichtscontrole.
En waarom? Omdat ik een vent ben, met een welvaartsbuikje, en een hekel aan diëten, en een eeuwig schuldgevoel over slechte voedingsgewoontes.
Ik ben Bart De Wever niet. Ik kan geen 40kg afvallen met Pronokal of shakes of wat dan nog van dieet. Maar ik geloof uiteraard wel in apps, want ik ben een vent, met een onwrikbaar geloof in technologie en de wonderen die er door verricht worden. Boys and their toys.
Het probleem met die dingen is dat ze meestal enkel genadeloos registreren wat je doet of niet gedaan hebt, of op een hele doordringende manier om input verzoeken. Echt corrigeren, zoals – ik noem maar – een spinning fiets, of drie uur joggen, dat doen ze niet. Tenzij je natuurlijk zelf een beetje de kluit belazert, en er hier en daar een hondertal gram afpitst. Maar dat zijn de anderen, ik doe dat niet!
Het heeft iets kalmerend, elke morgen plichtsbewust je gewicht intikken, om vast te stellen dat het traag maar gestaag in de richting van de honderd kruipt, en dan goede voornemens maken om daar vanaf volgende week iets aan te doen.
Dat is de ene kant van de zaak, apps om gewicht en health te monitoren. Maar er is uiteraard ook een andere kant van de medaille. Het eten zelf, de receptjes, de menu’s, de boodschappen-geïntegreerd-met-de-recepten-en-de-winkel apps.
Ik heb uiteraard de’‘dagelijkse kost-app’, van mijn held, Jeroen Meus, en nog een tiental andere online food related toestanden. dat varieert van Nom Nom Paleo, over Jamie’s recipes, The Photocookbook over Gastro Euregio. Maar ook in de drankensector blijf ik me bezig houden, met DryncWine, Renaissance cocktails, Je kunt immers nooit genoeg recepten hebben, zeker niet van cocktails en zo. Niet dat ik ze ooit gebruik, tenzij dan om te kijken wat ik niet kan maken, wegens geen ingrediënten in huis. En wel ongelofelijk veel goesting!
Misschien hebben de Maya’s gelijk, en moet deze beschaving er gewoon aan; met zijn bijna decadente interesse voor eten en koken. Het is niet alleen in de apps wereld zo, het is ook nog eens het geval bij de hele entertainment industrie. Koks zijn de nieuwe rocksterren. En voor elke laag van de bevolking is er wel wat, in televisieland. Van platte uitlachtv op VT4 naar top competitie op BBC, met alle variantes ertussen. En het eindresultaat is dat iedereen zich vrolijk maakt over de cuisson van zijn viandelle in de frituur en dat topchefs bezwijken onder de druk om steeds vernieuwender te zijn. Het gaat immers al lang niet meer over het streven naar perfectie in smaak en bereiding. Neen, het moet nieuw, verbazend en verrassend zijn. Iedereen heeft immers alles al gezien en geproefd.
Neen, veel gekker moet het niet worden.