Wie mij kent weet dat ik zelden een goed woord over heb voor de stad waar ik gestudeerd heb. Stad van de lege pleinen, de mediocre restaurants en de lelijke mensen. Kort door de bocht, en wat uitleg waard.
Lege pleinen, omdat ik met weemoed terugdenk aan de heerlijke anarchie van het Veerleplein. Hoe vol ook, er was altijd plaats voor nog een auto meer. Lege pleinen, omdat ik me de commotie van het lussenplan herinner, en het verkeersluw maken van de stad, zodat het – zeker bij aanvang – erg leek op een stad met speruur.
En heerlijk ook hoe anarchistische Gentenaren het vertikten om hun auto aan de stadsrand te laten. Gevolg was dat iedereen via een ingewikkeld netwerk van sluipwegjes – ja mijnheer wij kennen onze stad als onze broekzak – toch binnen de 10 meter van zijn bestemming parkeerde.
Mediocre restaurants ook. De Gentenaar blieft niet alles, doet niet mee aan de modekes en houdt niet van experimenten. Ugetso monogatari, voorwaar een monument, heeft het niet overleefd. Le Baan Thai was lang het enige thaise restaurant, die naam waardig. Italianen, dat beperkte zich tot de pizzahoeren van het zuid. En daarnaast wat mooie experimenten in het Patershol, uiteraard naast de bourgeoiskeuken die zowat overal in Gent een constante was en is. (En ja ik ken(de) Apicius, Blauwe Zalm, Grade, Food Affair, len al die andere, ees even met mij mee, eerder dan mij op fouten te willen betrappen)
Lelijke mensen. Gent is Antwerpen niet, Gent is Leuven niet. Gent is rood (en blauw) en alternatief. En bij alternatief hoort wat grauwigheid, wat snot en onverzorgd, spuwen op het materiële van mooie kleren. Latem is Gent niet. Gent is Muide, Brugse poort, de Kuip, alles wat bezongen wordt in ‘9000’ .
Ik heb het altijd heel erg gevonden dat Gentse academici (denk aan een Aubin Hendrickx, toxicoloog met wereldfaam, Etienne Vermeersch, scherper denker vind je niet (toegegeven ’t is een aangespoelde, maar hij is wel van ons)) altijd zo volks en banaal klonken op de radio. Eerst de Gentse tongval, dan pas het Nederlands. Qua inhoud zat het altijd goed. En ja, we hebben ook politici van wereldklasse, zeker in de categorie ‘schonemenseninhunlelijkheid’.
Gisteren liep ik in de vooravond even door mijn stad, te voet, het was lang geleden. Ik heb genoten. Genoten van een stad die behoedzaam, organisch bijna, aan stadsvernieuwing doet. Waar ik lege pleinen zie veranderen in keuveloorden waar iedereen, iedereen tegenkomt en stopt voor een babbeltje. Waar ik oude verlepte studentenbuurten zie opleven, zonder hun eigenheid te verliezen. Waar winkelstraten tergend langzaam, in een eindeloze kadans van afbraak en verbouw, hun eigenheid houden en meewerken aan een mooi stadsbeeld. Waar buurten cyclisch terug in de belangstelling komen. Toen ik student was, was de Meerseniersstraat ‘trending’ om nadien een toeristische baggerpoel te worden. Nu zijn er daar in de buurt terug hippe, leuke, kleine restaurants, cafeetjes en winkels.
Over die restaurants overigens nog dit. Ik heb in de inleiding gezegd dat er alleen maar mediocre zijn. Ik denk dat Gent ondertussen culinair één van de meest interessante steden aan’t worden is, waar je zowat alles kunt vinden, in elke mogelijke prijsklasse. Het is alleen allemaal wat bestendiger. Onze restaurants zijn er om te blijven, niet om een modebeeld te versterken. En dus gaat het wat trager, maar ’t is er ondertussen wel. En ’t is lekker en echt.
En de mensen, tja die blijven wie ze zijn. Ga naar de Vooruit, het Damberd of de Vagant, en je komt er nog steeds dezelfde types tegen. En dat is eigenlijk best mooi. Vrank en vrij, en op hun eigen.
Toen ik gisteren het Lichtfestival parcours afdweilde, moest ik daar aan denken, en ik werd er zowaar vrolijk van. Ik houd van deze stad, van de gezelligheid, van de tegenstelling mooi/lelijk. Lichtsculpturen om de lelijkheid te verdoezelen. Gentenaars die bij wijze van spreken op straat leven tijdens die periode en voluit inkijk leveren in hun huizen door alle lichten aan te steken en de gordijnen te openen. Vrank en vrij.
Toeristen ook die naar de verkeerde dingen kijken. Met hun kop omhoog naar de straatnaambordjes, om de weg niet te verliezen. De weg verliezen in Gent. Het kan niet echt, en het is bovendien bij het mooiste wat er is, verdwalen in de straten.
Toeristen ook die dat hele lichtspektakel alleen maar gezien hebben door het schermpje van hun smartphone. Hoe jammer. Je moet daar geen foto’s van maken, je moet dat met al je zintuigen voelen. Wat je moest doen is onderdompelen, ondergaan, en het evenement beleven. Genieten van de spitsvondigheid van de stadsgidsen, die zichzelf als ‘verlichte geesten’ onschreven. Genieten van het opportunisme van winkeliers en neringdoenders, die gastvrijheid koppelden aan geldgewin. Genieten van de creativiteit van de kunstenaars, die kindjes in een kaleidoscopisch dansje projecteren tegen een kerkgevel.
De mooiste bevestiging zag ik bij een gezellig dikke man. Totaal onaangedaan door de drukte, rechtover de universiteitsaula, uitgerekend de plek waar op straat enkel maar een file te bewonderen viel, zat hij een pannenkoek binnen te werken. Op het terras, met een koffie en een patersbier, zich niets aantrekkend van de drukte. Vrank en vrij, en op zijn eigen.
Gent zal altijd mijn lief blijven, en wee, wie er iets verkeerd over zegt!
Bijna een Jean Ray omschrijving van Gent. En inderdaad Gent is Antwerpen niet.
🙂 … John Flanders, Vlaamse filmkes, massa’s heb ik er verslonden. Vandaar misschien
Een lyrische lofzang om u tegen te zeggen en prachtig verwoord. Klasse!
Gent is zonder twijfel mijn favoriete stad. Ik ben helemaal niet honkvast en mijn thuis is waar ik het mezelf comfortabel en gezellig maak maar Gent heeft toch voor altijd een plaatsje in mijn hart veroverd. Het was de stad waar ik studeerde en heb er ook enkele jaren gewoond. Ondanks ik nu al enkele jaren in West-Vlaanderen woon, ga ik nog bijna elke donderdag naar Gent. Niets leuker dan mij installeren op een overdekt terrasje, een beetje schrijven en mij vergapen aan de smeltkroes van eigenzinnige figuren die voorbij slentert.
Eén woord : PRACHTIG
Ik kan me niet herinneren een plaatsbeschrijving met zoveel liefde, zoveel gevoel te hebben gelezen. Ik werd er even stil van.
altijd prettig om zoiets te lezen, dank je wel!
Gent. Ik leerde haar kennen in de late jaren-zeventig. Ik dronk er bier in ’t Galgenhuisje. Ze is zelfs mooi op een natte grauwe dag buiten ’t seizoen. Ik ben altijd van haar blijven houden. Dank je dat je haar zo mooi beschrijft.
zo mooi… het galgenhuisje, de tempelier, de dullegriet… sweet, hazy memories
Guido, je bent een groot schrijver, dat meen ik echt. Je slaagt er in enkele paragrafen in dat te beschrijven wat ik al jaren probeer te stamelen. Ik herken me in je omschrijving van Gent.
Alleen trek ik er een diametraal andere conclusie uit. Gent maakt me boos, geïrriteerd, jaagt me weg. Waarom zo alternatief-snobistisch, zo somber, zo … kwààd, denk ik dan altijd, vooraleer ik me weer door Moeder Brussel laat opnemen.
De gustibus … Het levert minstens altijd leuke folkloristische discussies op, da’s ook iets
Piet,
dank voor compliment. Het spreekt vanzelf dat Brussel niet meedoet in dit verhaal… ik ben er geboren en getogen, en ik word nog steeds blij als ik de lelijkste hoofdstad van Europa binnenrijd… ik had het eigenlijk enkel over provinciestadjes in mijn blog 😉
Een dagje Gent is het mooiste wat er is…
😉 een dagje zeeland hoort anders ook bij de toppers hoor. Dank voor je reactie