“Toen ik hier toekwam, was het eerste wat mij opviel, dat deze stad stonk!’. Het is ongeveer het eerste dat hij zegt. Lees verder
Tagarchief: Gent
Gestreken mastellen! Leve Gentse toeren
Ik heb al bij herhaling mijn liefde voor Gent, stad van de lelijke mensen, uitgedrukt. Maar het einde is nog niet in zicht. Onlangs werd ik uitgenodigd door de immer sympathieke Els De Deken, eega van de onvolprezen Bert Van Wassenhove, om in heur neringdoenderij, De Standaard op St Baafs, te komen genieten van ‘een Gruut bier, mej een gestreken mastelle’.
U weet misschien wat dat is, maar ik totaal niet. Bij mastelle moet ik aan bleke te zware vrouwenbillen denken, ik kan daar ook niets aan doen. Eten zou ik het dus niet meteen doen. En toch… daar gaat het om. We kennen de dreupelkes van ’t dreupelkot, we kennen de cuberdons, we kenden het smakelijkste brood en gebak van bij Bloch, in de Veldstraat. Maar er is nog zoveel meer. En zoveel lekkers. Gent is een stad die mij zal blijven verbazen.
Een mastelle is een streekproduct, dat bij momenten zelfs gezegend schijnt te worden. Een kaneelpistolet met een deuk in, zo kun je het in zijn puurste vorm best omschrijven. In Gent snijden ze die kennelijk open, besmeren ze royaal met boter en bruine suiker, pletten ze tussen wat aluminiumfolie en strijken ze verder plat. Alleen de geur geeft al goesting, en als je er in bijt, is’t helemaal yummie. Fuck de calorieën!
Op zo’n momenten ben ik blij dat er dingen bestaan zoals Vizit, de straatlopers van Gent, die al hun ervaringen, die soms ver afstaan van mijn dagelijks leven, maar tegelijk erg dicht te vinden zijn, gebundeld hebben. In een boekje voorwaar. Een handig boekje, dat past in een achterzak, en waarmee je uren door de stad kunt lopen… verdwalen, omdat dat nu éénmaal het lekkerste is.
Nog lekkerder dan gestreken mastellen! Wat ik er het mooist aan vond, is dat ik iedere keer opnieuw dacht… ‘ja, ja, uiteraard, dat ken ik!’ maar dat er toch telkens weer dingetjes waren die ik niet kende. En ik heb al meer dan 20 jaar een band met deze stad.
Gewoon plezant dus! En een dikke dankuwel aan de professionele straatlopers, zoals ze zichzelf noemen. Meer van dattum

Gent: mijn eeuwig, lelijk lief
Wie mij kent weet dat ik zelden een goed woord over heb voor de stad waar ik gestudeerd heb. Stad van de lege pleinen, de mediocre restaurants en de lelijke mensen. Kort door de bocht, en wat uitleg waard.
Lege pleinen, omdat ik met weemoed terugdenk aan de heerlijke anarchie van het Veerleplein. Hoe vol ook, er was altijd plaats voor nog een auto meer. Lege pleinen, omdat ik me de commotie van het lussenplan herinner, en het verkeersluw maken van de stad, zodat het – zeker bij aanvang – erg leek op een stad met speruur.
En heerlijk ook hoe anarchistische Gentenaren het vertikten om hun auto aan de stadsrand te laten. Gevolg was dat iedereen via een ingewikkeld netwerk van sluipwegjes – ja mijnheer wij kennen onze stad als onze broekzak – toch binnen de 10 meter van zijn bestemming parkeerde.
Mediocre restaurants ook. De Gentenaar blieft niet alles, doet niet mee aan de modekes en houdt niet van experimenten. Ugetso monogatari, voorwaar een monument, heeft het niet overleefd. Le Baan Thai was lang het enige thaise restaurant, die naam waardig. Italianen, dat beperkte zich tot de pizzahoeren van het zuid. En daarnaast wat mooie experimenten in het Patershol, uiteraard naast de bourgeoiskeuken die zowat overal in Gent een constante was en is. (En ja ik ken(de) Apicius, Blauwe Zalm, Grade, Food Affair, len al die andere, ees even met mij mee, eerder dan mij op fouten te willen betrappen)
Lelijke mensen. Gent is Antwerpen niet, Gent is Leuven niet. Gent is rood (en blauw) en alternatief. En bij alternatief hoort wat grauwigheid, wat snot en onverzorgd, spuwen op het materiële van mooie kleren. Latem is Gent niet. Gent is Muide, Brugse poort, de Kuip, alles wat bezongen wordt in ‘9000’ .
Ik heb het altijd heel erg gevonden dat Gentse academici (denk aan een Aubin Hendrickx, toxicoloog met wereldfaam, Etienne Vermeersch, scherper denker vind je niet (toegegeven ’t is een aangespoelde, maar hij is wel van ons)) altijd zo volks en banaal klonken op de radio. Eerst de Gentse tongval, dan pas het Nederlands. Qua inhoud zat het altijd goed. En ja, we hebben ook politici van wereldklasse, zeker in de categorie ‘schonemenseninhunlelijkheid’.
Gisteren liep ik in de vooravond even door mijn stad, te voet, het was lang geleden. Ik heb genoten. Genoten van een stad die behoedzaam, organisch bijna, aan stadsvernieuwing doet. Waar ik lege pleinen zie veranderen in keuveloorden waar iedereen, iedereen tegenkomt en stopt voor een babbeltje. Waar ik oude verlepte studentenbuurten zie opleven, zonder hun eigenheid te verliezen. Waar winkelstraten tergend langzaam, in een eindeloze kadans van afbraak en verbouw, hun eigenheid houden en meewerken aan een mooi stadsbeeld. Waar buurten cyclisch terug in de belangstelling komen. Toen ik student was, was de Meerseniersstraat ‘trending’ om nadien een toeristische baggerpoel te worden. Nu zijn er daar in de buurt terug hippe, leuke, kleine restaurants, cafeetjes en winkels.
Over die restaurants overigens nog dit. Ik heb in de inleiding gezegd dat er alleen maar mediocre zijn. Ik denk dat Gent ondertussen culinair één van de meest interessante steden aan’t worden is, waar je zowat alles kunt vinden, in elke mogelijke prijsklasse. Het is alleen allemaal wat bestendiger. Onze restaurants zijn er om te blijven, niet om een modebeeld te versterken. En dus gaat het wat trager, maar ’t is er ondertussen wel. En ’t is lekker en echt.
En de mensen, tja die blijven wie ze zijn. Ga naar de Vooruit, het Damberd of de Vagant, en je komt er nog steeds dezelfde types tegen. En dat is eigenlijk best mooi. Vrank en vrij, en op hun eigen.
Toen ik gisteren het Lichtfestival parcours afdweilde, moest ik daar aan denken, en ik werd er zowaar vrolijk van. Ik houd van deze stad, van de gezelligheid, van de tegenstelling mooi/lelijk. Lichtsculpturen om de lelijkheid te verdoezelen. Gentenaars die bij wijze van spreken op straat leven tijdens die periode en voluit inkijk leveren in hun huizen door alle lichten aan te steken en de gordijnen te openen. Vrank en vrij.
Toeristen ook die naar de verkeerde dingen kijken. Met hun kop omhoog naar de straatnaambordjes, om de weg niet te verliezen. De weg verliezen in Gent. Het kan niet echt, en het is bovendien bij het mooiste wat er is, verdwalen in de straten.
Toeristen ook die dat hele lichtspektakel alleen maar gezien hebben door het schermpje van hun smartphone. Hoe jammer. Je moet daar geen foto’s van maken, je moet dat met al je zintuigen voelen. Wat je moest doen is onderdompelen, ondergaan, en het evenement beleven. Genieten van de spitsvondigheid van de stadsgidsen, die zichzelf als ‘verlichte geesten’ onschreven. Genieten van het opportunisme van winkeliers en neringdoenders, die gastvrijheid koppelden aan geldgewin. Genieten van de creativiteit van de kunstenaars, die kindjes in een kaleidoscopisch dansje projecteren tegen een kerkgevel.
De mooiste bevestiging zag ik bij een gezellig dikke man. Totaal onaangedaan door de drukte, rechtover de universiteitsaula, uitgerekend de plek waar op straat enkel maar een file te bewonderen viel, zat hij een pannenkoek binnen te werken. Op het terras, met een koffie en een patersbier, zich niets aantrekkend van de drukte. Vrank en vrij, en op zijn eigen.
Gent zal altijd mijn lief blijven, en wee, wie er iets verkeerd over zegt!
Starbucks Gent, helaas
We zullen er dus ook aan geloven. Binnen afzienbare tijd. Er komt een Starbucks naar Gent. Vind ik dat erg? Ja en neen.
Ik heb daar ook al een keer over geschreven, naar aanleiding van de opening in Antwerpen. Ik vind het echt leuk om rond te lopen met een beker warm of koud van ’t één of ’t ander in mijn knuisten. Zeker in de winter.
Het geeft een urban trendy accentje aan mijn anders nogal troosteloos en grijs bestaan. Dat vind ik dus leuk. Dat er allicht ook weer een plek bijkomt met gratis wifi en relatief lekkere gebakjes vind ik ook meer dan ok. Werkplekken voor de mobile warriors (courtesy @Danny Devriendt), er kunnen er niet genoeg zijn.
Ik vind het alleen jammer omdat Starbucks geen koffie verkoopt.
Ook niet met beroepsernst, en dat vind ik misschien nog het ergste. De ‘so called koffiekenner’ stapt binnen bij Starbucks, bestelt zich een formaat, al dan niet met cafeine, en begint dan op te smukken. Extra shots dit en dat, low fat zus, sugar zo, en some cinnamon to top it off…
En voor ik het vergeet, aan een exorbitante prijs. Maar laat dat vooral de pret niet drukken. Zoals al gezegd, ik vind het heerlijk om met zo’n container warm, donker vocht rond te lopen.
Want dat is precies het punt, koffie is het niet. Eens we het daarover eens zijn, is er verder geen probleem.
Koffie begint bij lekkere bonen, en bij kleine porties, waarbij een barista erop toeziet dat het hele proces van branden tot schenken en alles daartussen, vlekkeloos verloopt. Je houdt van zijn koffie, en de manier waarop hij die bereidt, of niet. Dat is ook een vorm van keuze. Ik ga graag naar de mokabon in Gent, dat heeft met sfeer en authenticiteit te maken. Ik zit niet zo graag bij de Barista aan de Vlaanderenstraat. Goesting is koop, zeggen ze in Vlaanderen. Wat er ook van weze, zo wordt koffie geserveerd en gemaakt. En dan is er suiker, en hier en daar één of andere siroop. Meer is het niet. Of was het niet. Want als ik rond mij kijk, zie ik dat weinigen zich daar iets aan laten gelegen liggen, en misschien maar goed ook.
10 jaar geleden bestelde ik in Milaan na het avondeten nog een cappuccino, waarop mijn italiaanse gastheer geschokt reageerde, of ik misschien homosexueel was, of in de namiddag teveel gedronken had. Gechargeerd en beledigend, en bedoeld als sexistisch grapje, het kon toen nog, ook al getuigt het van slechte smaak. Hij vond cappuccino aanvaardbaar tot 11u ’s ochtends nadien niet meer ( mijn excuses, by the way, to the gay community, ik bedoel er verder niks mee, en het is één van die vele clichés die wellicht verdienen om omver gehaald te worden, maar daar zal ik mij een andere keer mee bezig houden)
Het ‘customisen’ en ‘tunen’ van warme dranken, om er hetzij een kleffe, mierzoete shake van te maken, oftewel meer in de richting van heet, thee-achtig te evolueren. Het is misschien wel een fijn marketingplan, om de ‘consumer in control’ te plaatsen, maar het heeft verder geen ene zak met koffie te maken.
Strikte regeltjes zijn nooit goed, het zal mij verder worst wezen of u honing, suiker, confituur of wat dan ook in uw koffie doet, maar ik pleit wel voor een duidelijk taalgebruik.
Zeg dus niet ‘ Ik ga een koffie halen bij Starbucks’, maar wel ‘Kom laat ons iets warms gaan drinken bij Starbucks’ of desgewenst ‘Kom, we gaan wat kliederen met warm water en suiker’.
Met dank.
Fatih 9000, vrie wijs!
De meningen kunnen verdeeld zijn, maar ik was hier eerlijk gezegd toch een beetje van onder de indruk.
Mijn dochters kwamen er mee thuis, ‘moede nu ne keer wa zien… ‘.
En ik keek.En ja, ik was eigenlijk wat ontroerd. De Brugse puurte, iedereen in Gent weet dat dat een probleembuurt is/was. De Muide, ook zoiets, maar tegelijkertijd zijn dat stadsbuurten die iets hebben, iets uitstralen.
Gent blijft een vriendelijke stad, en uitgerekend onze Turks/Marrokaanse stadsgenoten blijken daar iets mooi mee te doen. Ja, ik meen het, mij uitlachen mag.
Uiteraard is het niet echt, echt goed, en gaan die jongens de charts niet stormenderhand veroveren, maar ze hebben wel iets gemaakt. Het zit redelijk knap in elkaar. Er is geen Gentenaar die het niet herkent, en die er niet een beetje warm van wordt. Dit is onze stad, we herkennen ze, we houden er niet altijd van, en het is wat ons op de één of andere manier bindt.
Ik hoop dat er zo nog komen. Ik houd wel van het rauwe enthousiasme… ook al is het niet mooi, zo is het ook niet bedoeld.