Het Echte Gesprek

logo_vierkant_med_resDan schrijft een mens al eens een column, waarbij eigen gedrag aan de kaak gesteld wordt, dan wordt hij overdonderd door reacties. Op zich niet erg, integendeel zelfs, maar mochten die reacties nu nog ergens over gaan, over de kern van het verhaal bijvoorbeeld. Maar dat was dus niet het geval. Het was een geschimp, een onbehouwen inhakken en bovenal, bovenal een grotesk verval in clichés. Daar krijg ik dus jeuk van.

Heel af en toe komt er iemand opzetten die het durft te hebben over het echte gesprek. En passant wordt dan uiteraard gewag gemaakt van het virtuele gewauwel, dat liefst van al in de hoek van de vlotte marketingboys en -meisjes geduwd wordt. Een man die ik mijn vriend mag noemen, die met eigen handen een reclamebureau uit de grond heeft gestampt en als bedrijfsleider probeert om dat zo goed mogelijk te doen, stopt op zulke momenten de discussie omdat hij weigert in de clichémolen mee te draaien.

Geef het misschien ook eens toe: het is gewoon te gemakkelijk en het getuigt van een schrale intellectuele leegte. Het onvermogen om in te zien dat de kwaliteit van een discussie of een boodschap niet afhangt van het medium of het platform, en dan maar meteen alles neersabelen.

Het is waarschijnlijk – het feit dat ze zich niet willen laten kennen en met pseudoniemen intekenen zegt al iets – een bepaalde soort mensen. Mensen die jaren geleden dachten dat het internet zou overwaaien. Niet dat ze het nog zullen toegeven. Ondertussen maken ze zich vrolijk over Twitter en Facebook, want daar staan ze boven. “Het is tijdsverlies.”

Gemakshalve vergeten ze allicht dat ze ondertussen datzelfde door hen verketterde internet gebruiken voor communicatie binnen hun non-profit organisaties. Dat ze met graagte profiteren van de goedkope vluchten en de interessante aanbiedingen. Dat ze meer dan ooit in staat zijn om iets over hun eindbestemmingen te weten te komen.

Daarbij verliezen ze uit het oog dat een hoop enthousiastelingen, dromers en fanaten bezig geweest zijn met virtueel gewauwel. Om er iets van te maken, om een project, een idee gestalte te geven. En dat ze daarbij meer dan een keer op hun bek gegaan zijn, om smakelijk uitgelachen te worden door de cynische kantkijkers, die op dat moment triomfantelijk weggingen, blij en overtuigd van het groot gelijk. De idealisten, de dromers, ze klopten zich het stof van de kleren en herbegonnen.

De cynici, dat zijn ook de mensen die het nu waarschijnlijk een goede zaak vinden dat er eindelijk vooruitgang geboekt wordt in mobile payments via gsm. Moet ik even uitrekenen hoe lang men daar al mee bezig is? Of hoe mobile apps en mobile marketing daar hun rol in hebben gespeeld? Hoe het internet en de betere kennis rond data en networking daar baanbrekend zijn geweest? Daar zaten inderdaad flops tussen. En allicht ook wat gewauwel. Maar het gebeurt ondertussen wel. Men noemde het tijdverspilling en de verkeerde prioriteiten.

Het is fijn om bij het selecte kransje te horen dat graag naar lezingen over ‘networked economy’ gaat, over ‘het nieuwe werken’ en dat academische concepten met bedachtzame blik doorgrondt. Niks mis mee, integendeel, hoe meer er nagedacht wordt hoe beter het gesteld is met deze wereld. Maar weet wel dat het ondertussen aan het gebeuren is, zonder participatie van onze vrienden die aan de zijlijn staan te roepen dat het allemaal niet deugt en dat we terug moeten naar het echte gesprek.

Wat is dat, het echte gesprek? En waarom zou dat – in het wereldje dat duidelijk niet het hunne is – meteen gewauwel zijn.  Is er een monopolie op het echte gesprek, dat omkaderd moet worden met fijne wijnen en bepaalde high brow kaders of thema’s?

Misschien moet men er eens bij stilstaan hoe dat werkt op Twitter. Een opmerking, doordacht of niet, wordt gepareerd. Of geannoteerd. En dan gaat de bal aan’t rollen. Niet zelden worden na twee of drie woordenwisselingen de andere kanalen ingeschakeld en komt men tot een afspraak waarbij over een bepaald onderwerp, hoe klein of betrekkelijk ook, een boompje opgezet wordt. Op café of bij een koffie. Of eender hoe. Voor mijn part bij een ‘twunch’. Nog zo’n concept dat men belachelijk mag noemen, maar niets meer is dan de integratie van virtuele kanalen met fysieke gebeurtenissen. Denk misschien eens na wie in die context de faciliterende rol toebedeeld krijgt.

Wat belangrijk is, is dat het gebeurt. Niet zelden extreem korte ontmoetingen tussen wildvreemden die heel heftig hun standpunten delen en verdedigen en daarna besluiten dat er nog zoveel andere raakvlakken zijn. Mogelijkheden om over te praten en te discussiëren. Waarna de korte meetings uitlopen en vriendschappen of kennissen ontstaan. Ik zie daar het gewauwel niet van.

Als ik het over een echt gesprek heb, dan heb ik het over interactie over een onderwerp en over conclusies en denkrichtingen. Of dat nu via een digitaal medium gebeurt of op café of in een besloten spelonk, dat maakt niet uit. Ik denk dat de meeste twitteraars vandaag heus wel doorhebben wanneer iets gehypet wordt of wanneer iets echt toegevoegde waarde heeft. Tegelijkertijd zijn ze ook perfect in staat tot het achterwege laten van misplaatst cynisme en genieten ze van de mogelijkheden van het medium.

Altijd bereid tot het houden van een echt gesprek hierover, en ja, ik lees ook nog steeds gewone boeken, liever dan op Kindle of iPad.

Zwijgen

logo_vierkant_med_res

Ik sta elke dag op om 6 uur. Gewoon omdat ik dan al wakker ben en het weinig zin heeft om dan nog uur te liggen draaien. Door de jaren heen heb ik een reflex ontwikkeld om niemand te storen bij dat ontwaken, maar tegelijkertijd ben ik bijzonder nieuwsgierig naar wat ik eventueel gemist heb tijdens de voorbije zes uur slaap. Eerst check ik mijn mail. Dan Facebook, Linkedin en Google+. Daarna ontwaakt Twitter zacht. Daar beleef ik het meeste plezier aan. Dat en Flipboard. Om bij te blijven.

Ik kan me voorstellen dat mensen met kinderen, en de bijhorende stress van het ochtendlijk georganiseer nu heel bedenkelijk kijken. Het spijt me. Ik heb doorgemaakt wat jullie op dit moment doormaken, en ja, dat is een andere hectiek. Maar ik ben er van af. Sorry.

Het gaat me echter niet zozeer om die luxe, of de aberratie dat een mens al om zes uur ’s ochtends in de arena van het ochtendlijk social media geweld wil treden. Ik wil het veeleer hebben over iets wat me beangstigt. De ontgoocheling die ik bij mezelf noteer als er te weinig mentions en/of volgers bijgekomen zijn op Twitter. De desillusie dat er niemand gereageerd heeft op een leuk of diepzinnig bedoelde Facebookstatus, en desgevallend ook het geringe aantal echte mails, echte interacties in mijn mailbox.

Als dit herkenbaar is, dan zitten we uiteraard met een probleem, u en ik. Voor de anderen is er niks aan de hand, huivert u gewoon mee met de bedenkingen.

Afkicken van het gebrek aan reacties, het zal allicht ook wel duiden op een overdreven behoefte aan bevestiging, aan een reflex om leuk of interessant gevonden te worden. Ik pleit schuldig. Ik vind het leuk om in interactie te treden met mensen, snel en spits te reageren, te engageren in woordspelletjes.

Veel erger wordt het als we doelbewust op zoek gaan naar content, naar grappige quotes, naar bemerkingen, om toch maar die conversatie stroom op gang te houden. Ook daar pleit ik schuldig. Het overkomt mij. Zoals een andere thuiswerker ooit zei: ‘mijn Twitterstream, dat zijn mijn virtuele ‘watercooler’ collega’s, het leidt wat af, het is een babbeltje, het vermijdt het sociale isolement, wat je als zelfstandige, thuiswerkende toch wel riskeert”. Maar waar ligt de grens?

Ik ben niet alleen met die vrees. Toen ik deze column opzette, wist ik eigenlijk even niet waar te beginnen. Ik heb het gewoon aan mijn Twittervriendjes gevraagd: “Iemand een idee waar ik het over kan hebben?”. Wat het meeste terugkwam – en ik simplifieer –  was dat, als er niets te zeggen is, dat mensen dan moeten leren zwijgen op sociale media. Net zoals we op Facebook ook onze tijd niet meer verdoen (of toch veel minder) met onzinnige statusupdates, is dat het volgende ‘rijpingsproces’ van de sociale media.

Het is niet erg dat er eventjes niet over of tegen je gekletst wordt. Get used to it!.

Twijfel

etoile_logo-zw copy

Schoon mensen. In je leven kom je soms mooie mensen tegen. Het overkomt mij ook. De man stond midden de receptie, erg rustig, met een glas wijn in de hand. Hij scheen niet echt behoefte te hebben aan babbel. Hij had er ook niet  echt problemen mee dat er niemand tegen hem sprak. Hij trok het niet aan, en hij stootte het ook niet af.

Voor mij is dat iets onwezenlijk. Een receptie, dat houdt het midden tussen een speeltuin en een arena. Een misselijkmakende, dolle dynamiek, waarbij al je zintuigen gespannen zijn, op onvoorstelbaar veel niveau’s. Vermaken, intellectueel scherp staan, beleefd zijn, hoofs, mensen naar de zin maken, mensen met elkaar in aanraking brengen, contacten niet uit het oog verliezen die je eventueel nog zou willen zien. Nooit genoeg tijd,  Hij had daar geen last van. Mijn reflex was, om er toch maar eventjes mee te praten, zodat hij zich niet alleen zou voelen. Ik denk niet dat hij daar behoefte aan had.

En dan begin ik na te denken. Want mooi heeft zelden of nooit iets te maken met fysieke kenmerken. Heel soms met uitstraling, maar meestal gewoon met een ogenschijnlijke discrepantie tussen wat ze zijn en wat ze uitstralen. Met durven kwetsbaar zijn en dat tonen. Met twijfel, en nederigheid.

Als brulboei en tafelspringer ben ik het gewoon mijn twijfels en mijn onzekerheden heel erg dicht bij mezelf te houden en er vooral voor te zorgen dat mensen daar niet naar kijken of willen in peuteren. ik laat het gewoon niet toe.

Deze mens zat zo niet ineen. Bedachtzaam, doordrongen van een zeker besef van eindigheid, en van beperkte kennis. En anderzijds barstend van het talent. Maar dat wou hij zo niet geweten hebben. Ik lulde maar raak, hij luisterde. Geamuseerd, en beleefd, of gereserveerd.

Ik nam afscheid, omdat het op één of andere natuurlijke wijze ook gewoon genoeg was. We zouden elkaar wel nog zien. Ook dat geloofde ik.

En ik vroeg me af, in het naar huis rijden, of zijn leven nu makkelijker is dan het mijne. Vele pinten later weten we dat nog steeds niet. Maar we werken wel samen. ’t Is een begin.

 

 

Levens lust

kinderstrikje_terrence_tweed_roze_kids

Hij hoorde eigenlijk nog bij mama en papa thuis. Een frêle jongen, goed gekleed, allicht ook wel lief en zo, maar toch nog te zacht om al voluit in het leven te staan. Te weinig littekens, goed beschermd, en het zou nu niet meer veranderen. Daar hadden mama en papa en nu de vrouw wel alles voor over. Hij zou wel carriere maken, ondanks zichzelf, bij de bank.

Maar dat leven daar stond hij ondertussen wel in. Hij moest wel. Hun zoontje zat tussen hen in en zijn vrouw was druk doende om de wereld te laten zien dat ze een gelukkig echtpaar waren met een lief kind, dat ongetwijfeld zou uitgroeien tot de reus die mama in gedachten had. De papa was ongeveer het blankste canvas dat ik ooit tegengekomen was. Hij las niet, hij sprak niet, hij vertoonde geen emotie. Hij keek ook niet echt naar het kind. De grote leegte. Misschien ging het beter op de hockey…

Ze spraken Frans. Dat geeft niet. Maar het gaf aan het geheel nog net iets meer dat fletse, wat me al van bij het begin tegenstond. Ik verbeeldde me een verkavelingsvilla in Brasschaat of Schilde, de obligate powerbak, donkergrijs allicht, en de navenante, cleane inrichting. Niet dat daar iets mis mee is, ’t is alleen zo voorspelbaar. Even voorspelbaar allicht als in de zonder-haat-straatjes-huizen.

Het kindje, een jongetje van vier, vijf schat ik, was nu al volledig opgetrokken uit ‘old english’ en tweed.  Pofbroekjes, débardeurkes en nat gekamd haar, het zat er allemaal nog aan te komen, als het van maraine afhing. Dat zag je zo. In sommige colleges val je daarmee niet op, Da’s dan nog een meevaller.

Het stel ademende de levenslust uit van verlepte sla, maar bijeen zouden ze blijven. ‘Pour la famille, les parents et le petit Thibault’. Ik weet dat niet, ik stelde het me voor. Ik weet wel dat ze elkaar net zo min iets te zeggen hadden als het kind.

En er is een verschil tussen samen zwijgen op café (in dit geval Le Pain quotidien) of samen alleen zwijgen. Hier was’t alleen tristesse, en het glijmiddel, of de lijm, was in dit geval, het kindje. Een zware verantwoordelijkheid voor zo’n dreumes. Hopelijk zou het beter gaan op vakantie, en als de zon scheen.

Nu hing het joch landerig op de schouder van de mama, met een duim in de mond…

Fladder

sneeuw3a

Ik had gisteren een geweldig blog idee. Zo geweldig was het, dat ik het niet eens noteerde. Nu ben ik het kwijt…

Het was het blogpostje der blogposts. Er zat alles in. Humor, tederheid, en een behoorlijke portie ergernis. Ik was aan’t stappen tussen de Groenplaats en mijn huis. Verkeerschaos alom,  Auto’s die stuurloos gleden en tegeneen ploften, fietsers die zomaar omvielen, de sneeuw die dempte, filterde. En ik liep daartussen. Met mijn idee. Heerlijk is het, om zo heel af en toe een flits toebedeeld te krijgen. zo’n zelfschrijvertje dat zich ontvouwt op de kadans van je passen. De zinnen vloeien, de woorden rollen, en je weet dat het goed zit.

Het zijn de fantastische momenten  van introspectie, in jezelf gekeerd zijn waarop de kou niet deert.  Niet zelden loop ik dan gewoon voorbij mijn doel. Het was gisteren niet anders. Ik heb het soms als ik met Spike ga wandelen.

Neen, het gaat niet over hem, dat weet ik wel zeker. Het moet bijna iets te maken hebben gehad met de dag, dat kan bijna niet anders. Ik vind het niet meer terug! Ik weet dat ik zelfs de arrogantie had om tijdens het stappen de titel al te pakken en het hele stukje nog eens om te gooien, het bleef goed, het werd er zelfs nog beter door.

Het thuiskomen was zoals thuiskomen moet zijn, warm, en met goesting. Ik weet dat ik gauw iets at, wegens heel veel zin om van alles meteen neer te pennen. Daar is het ergens mis gegaan. De geest is beginnen dwalen. Door een boek. Het boek ligt er al lang, waarom heb ik het uitgerekend gisteren weer vast gehad? Omdat het een  weerbarstig kanjer is, en ik was gisteravond een reus. Een fijne mens ontmoet, na lange tijd. Een mooi idee in de kop, een koning in mijn domein, dus ja ik kon dat boek wel aan. Hubris ja..

De man zonder eigenschappen, van Musil. Al maanden ligt het daar, op pagina 95.

“Do you have something specific in mind?’ Ulrich asked naively. No, Diotima did not have anything specific in mind. How could she? No one who speaks of the greatest and most important thing in the world means anything that really exists. What peculiar quality of the world would it be equivalent to? it all amounts to one thing being greater and more important, or more beautiful and sadder, than another; in other words, the existence of a hierarchy of values and the comparative mode, which surely implies an end point and a superlative…

Het boek ligt nog steeds op pagina 95. Godzijdank begon “Met Man en Macht” … de zetel, plicht zou later komen, goesting ook…  En toen viel ik in slaap.

Of hoe grote literaire carrières gefnuikt worden door een geheugen als een zeef!

Gratenk..

huybrechtsIk ben niet meteen op zoek naar sensatie, maar mijn weekend werd opgefrist door één mens. Carl Huybrechts. Ik heb niets met die mens, niets tegen, niets voor. Eigenlijk lieg ik daar, ik neem hem een heel klein beetje kwalijk dat hij het ‘sportduo’ Carl Huybrechts en Mark Uytterhoeven – zoals die in de lang vervlogen jaren ’80 Sportweekend en andere sportuitzendingen van de VRT opfristen – niet naar de eeuwigheid heeft gebracht. Uytterhoeven maakte nadien legendarische tv in alle mogelijke formats, en Huybrechts, ja, die deed ook wel toffe dingen, maar toch niet van hetzelfde kaliber.  Alsof hij het allemaal wat te gemakkelijk nam, het godenkind met de blonde lokken.

Nu, ik ken hem niet persoonlijk, en dus zal ik me verder onthouden van commentaar op de man. Maar ik vind het  erg juist hoe hij gepast verontwaardigd, reageerde op het gepeuter van La Peeters op de nationale radio toen ze begon te zoeken naar de kleine kantjes van Rik De Saedeleer. Dat was fout op zoveel verschillende manieren. Je doet dat niet bij boezemvrienden, je doet dat niet als de man amper koud is, en je doet dat vooral niet om zelf even te scoren.

Het fragment en zijn reactie hoort u hier, voor zij die dat nog niet gehoord zouden hebben.

‘Gratenkut’

Ik vond de titels bij de nationale kranten er dan wel weer een beetje over. ‘Woedende Carl Huybrechts’… De man informeerde eerst sereen naar de beweegreden, en toen hij daar geen antwoord op kreeg heeft hij heel eventjes getoond dat hij een mens van vlees en bloed was. Met woede heeft dat niet veel te maken. Misschien was hij wel oprecht geschokt omdat de vraag gesteld was, misschien stak het hem al langer dat er te dikwijls en te veel ongezonde nieuwsgierigheid speelt.

Wie deze zomer naar Radio 1 luisterde kreeg elke middag een lang gesprek voor de kiezen. Veel van mijn vrienden en kennissen vonden dat een verademing, daar werd niet naar kleine kantjes gevist, daar werd niet op sensatie gejaagd, daar werden verhalen verteld. Mooie verhalen en zo hoort het. Het kan dus wel.

Maar ‘gratenkut’ een woord dat ik niet kende, heeft voorlopig even zijn plaats in de eeuwigheid verdiend.

Jonge Wolven

logo_vierkant_med_resDe vorige column, waar ik de vloer aanveegde met de ‘oversharers’ heeft nogal wat stof doen opwaaien en discussie losgeweekt. Dat is fijn. En inderdaad, een zeer terechte opmerking is dat ik een wel zeer aanmatigende stelling verdedigde. Wie bepaalt wanneer iemand een expert is, en wanneer content goed genoeg zou zijn?

Laat er geen misverstand over bestaan, ik hou van alles wat met internet en sociale media te maken heeft. Ik kan dan wel eens mistroostig doen over oppervlakkigheid, de teloorgang van menselijke contacten of de vluchtigheid van de analyse. Het punt blijft: het is een fantastische omgeving om in te groeien en te leren.

Het feit dat ik dit stukje voor mijn lievelingskrant mag schrijven heeft bijvoorbeeld alles te maken met mijn blogactiviteiten, met het ontwikkelen van een vaardigheid ‘online’ en niets met wie ik ken. Het gaat over het demonstreren van kennis en kunde, en het tonen van talent. In die zin is het internet een gigantische, lekkere etalage van know-how. Elke dag opnieuw zie ik wel ergens een jonge wolf die het met verve opneemt tegen een oude krokodil. Een ogenschijnlijk arrogant jongmens dat zich – niet gehinderd door enige vorm van conventie of regel – vragen stelt en antwoorden geeft op problemen, met een creativiteit waar ik ontzettend blij van word. Niet zelden haalt hij/zij dan de mosterd uit één of andere uithoek, hetzij geografisch, hetzij kennistheoretisch, maar de interwebs zijn hun bondgenoten.

Let wel, dat zijn jongens en de meisjes die zich niet inschrijven in de gevestigde ordening, maar die hun ding doen vanuit hun talent. Wat mij betreft zijn dat de nieuwe ambachtslui. Ze excelleren in iets, en maken dat te gelde. Of misschien niet eens te gelde, ze halen daar waarde uit, en levenskwaliteit.  En het is fantastisch om ze bezig te zien en ze tegen het lijf te lopen. Ze hebben hun eigen ritme, hun eigen waardes, ze schrikken er niet voor terug om ‘er even uit te stappen’ en te investeren in hun eigen ontwikkeling, ten koste van comfort.


Wat te denken van getalenteerde psychologen, die een goedbetaalde job als communicatiestrateeg laten schieten om barista te worden? IT-jongens die de firmawagen definitief parkeren om met wijn bezig te zijn? En dat zijn dan de klassiekers. Er bestaan ook anderen die het internet gebruikt hebben om hun droom substantie te geven, en nadien datzelfde medium gebruiken om te realiseren wat ze bijeen gefantaseerd hebben. Daar ligt de meerwaarde. Ik word daar blij van.

En het houdt niet op, ook in het onderwijs bijvoorbeeld zie ik dat ‘reversed learning’ meer en meer ingang vindt, en persoonlijk vind ik dat een zegen. Zonder sociale kanalen zoveel moeilijker te realiseren. Nog los van de andere voordelen die het biedt, je leert je studenten veel en veel beter kennen, niet alleen in je vakgebied maar ook daarbuiten.

Dus ja, hoe meer internet, hoe meer initiatieven, hoe liever.

Konten, Tattoo’s en meer

3306-as-tattoos-also-gang-tattoos-use-of-old-english-letters-is-explored

Een echte kroeg. Ondanks het rookverbod toch een beetje rokerige atmosfeer, luide muziek, veel verloop. Twee koppeltjes kwamen een partijtje biljart spelen, tegen en met elkaar. De mannen namen hun beestjes mee. En ze biljarten.

Het zijn de momenten waarop ik democratisering en massacultuur vervloek. Dames die er op uit trekken hebben nogal eens de neiging om zich wat op te maken, die willen er goed uit zien. Ook dat is een relatief begrip. Ik vind het persoonlijk vreemd om wel je lippen bij te stiften in een soort radioactief rood, maar tegelijkertijd voldoende vet in je haar mee te slepen om een frituur te depanneren in geval van nood.

Ik snap de  toegevoegde waarde van de walm van synthetische bloesjes niet, bovenop een commercieel geurtje van Armani.  En ik vind  – echt waar –  dat  er een ‘kontbudsman’ moet komen.

Het concept is simpel. Een kont zit vanachter, dat zie je niet zelf. Ikzelf heb tegen mijn dochters al gezegd dat ze me moeten waarschuwen. Ventenbillen in een jeans, dat kan tot op een bepaalde leeftijd, maar daarna is het over en zielig. Dat zie je meestal niet zelf. Maar daar houdt het dan meestal ook op, wat mannen betreft.

bij vrouwen ligt dat anders. Een jeans maakt of kraakt een kont. En er komt veel bij kijken. De kontbudsman moet een gedistingeerd iemand zijn, die op tactvolle wijze kan verwittigen dat één en ander echt niet kan, en op constructieve wijze de dames met raad en daad bij staan.

Het zou ons te ver leiden om alle fenomenen uit de doeken te doen, maar voor de vuist weg noem ik, de befaamde ‘cameltoe’ (ja, die zit dan aan de voorkant, dat weet ik), de te laag uitgesneden jeans voor dames met iets te veel rondingen waardoor zowel tramp stamp, stringwear of sloggy in een onfortuinlijk daglicht komen te staan, flodder tout court, en de naadjes… Laat er geen misverstand over bestaan, ik heb het niet over formaat en/of volume. Integendeel. Er mag wat ronding en gewicht in zitten, geen enkel probleem.

Onze dames hadden dat advies kunnen gebruiken, en meer van dat…  Hoe erg moet het zijn om Marlies Dekkers te zijn, en je product te zien hangen rond zielige borstjes, waarbij het ingewikkeld  en als zinnenprikkelend gegeven bedoelde netwerk van lintjes en touwtjes een beetje zielig verloren hangt tussen twee welvingen, de naam borst onwaardig?  Misschien waren die borsten as such wel te doen, maar het feit dat ze helaas moesten vechten om aandacht in een constellatie van een aantal buikplooien en love handles (om beleefd te blijven), deed ze letterlijk in het niets verdwijnen.

En alsof dat nog niet voldoende was, doken aan beider zijden heur welvingen ook nog eens wat tattoos op, vanuit de okselholte, Vleugeltjes! En dat waren de zichtbare ornamenten, ik mag er niet aan denken hoevele kronkelende slangen zich vanuit donkere nesten omhoogwikkelen rond haar lendenen. Verfomfaaide vlindertjes die onderhand vervaarlijk afdalen in een machteloos gefladder richting klamvochtige bilspleet. Tweety en Mickeymouse die meegroeien in de obesitas vanop de schouder. Neen, waarlijk verheffend was het niet.  En dan heb ik het nog niet over het arsenaal ‘rings n things’ dat her en der vastgeschoten was op dat lichaam. Allicht ook op onvermoede plaatsen.

Vleugeltjes, aan de voorkant… Fly away with me, of zo. Wat bezielt iemand, om zoiets te doen?

Ik weet dat het een gevoelig onderwerp is. Vrijheid blijheid, eens te meer, en bodyart, en expressie en ik heb me er niet mee te moeien, ik weet het allemaal. Maar wat brengt het bij? Misschien moet ik me er gewoon geen vragen bij stellen, maar dat is ondertussen te laat.

Zij en haar vriendin speelden een spelletje, terwijl de venten bier haalden. Ze lachten, de nacht moest nog beginnen, met al zijn beloftes. Misschien waren ze wel gewoon gelukkig.

Only god can judge them, en misschien ook de Kontbudsman.

 

Het Verval

Decay

Decay

Ik vergeet nooit die eerste keer, dat onbeschrijfelijk gevoel, en wat het met me deed.

Ik stond op de skipiste, sprong even op en neer om te controleren of mijn bindingen goed vast zaten. En mijn borstspieren bewogen mee… neen, toch niet. Mijn borsten sprongen mee.  Ik was nu officieel dik en vadsig. Het was zo ongeveer mijn “plus100-kilo” periode, veel zuipen, feesten, en restaurants, en nog steeds het idee, dat  als ik een keertje een maand van alles afbleef, dat die kilo’s er wel zouden afvliegen.

We zijn tien jaar verder, en het verval is alom, ook al zit ik een kleine 10kg lager. Een buik die het niet meer trekt als je gewoon even je adem inhoudt, slappe armen, en een huid die om te gruwen is. Bleek, flets, vlekkerig.  En het is nog niet gedaan.

ik merk rimpels onder de ogen. Niet de sterke groeven van een getekende kop, maar gewoon donkere randen, fletse dunne huid rond de ogen, droopy eyes. Ik heb het gevoel dat ik enkel nog middentonen hoor, en een leesbrilletje dringt zich op. Krakende gewrichten, stramme spieren en de behoefte aan een middagdutje na een excessieve nacht. Hier en daar bespeur ik zelfs soms oorhaar, maar dat kan ook een nachtmerrie geweest zijn.

Echt vrolijk word je er niet van. Echt niet.

En zoals ze op verschillende motivatie- en life-hacking sites stellen : Koppel je goede voornemens aan een publieke biecht, dan weet je omgeving waar je mee bezig bent. Extra druk, extra motivatie.

bij deze dus! Ik ga terug sporten.

Ik zou het  bijgevolg appreciëren dat u – wanneer u toevallig mijn pad kruist – stopt met het uiten van uw verwondering, zo van ‘Ma, Guido man, gij zijt ook nogal een stukske verzwaard’, terwijl u me blijmoedig in de buik port.  Ook geen joviale ‘Hey big guy!’ begroetingen.  Ik trek dat even niet.

Stille clementie en empathie, ’t is het enige wat er mij kan doorhelpen. Naast wat ik zelf doe, zal doen.

Wees een beetje lief voor mij, ik ben nog geeneens 50….

Roept zo niet!

logo_vierkant_med_res

Alles heeft een modieuze naam. Elk fenomeen kan zelfs theoretisch onderbouwd worden. Extraverte tafelspringers die over alles een mening hebben en overal en alomtegenwoordig zijn. Vroeger heette dat gewoon irritante eikel. Nu verzorgt zo iemand zijn ‘personal branding’. U hoort het goed. Het persoonlijke merk.

U herinnert zich waarschijnlijk de tijd dat we het hadden over introverten en extraverten. Extraverten hadden het makkelijk om zich te uiten, riepen het hardst en het snelst, waren het grappigst op feestjes en de ware allemansvrienden. Als dolle dartele hondjes storten ze zich in het gewoel en lieten zich de strelingen en de bewonderende aaitjes welgevallen.  Altijd feest om zo’n beestje in je midden te hebben. Tegelijkertijd was er echter ook een grote consensus, ja zelfs een uitdrukkelijk vermoeden dat er geen oorzakelijk verband was tussen hun gevatheid en de diepgang van hun intellectuele causerie.

Integendeel zelfs, meestal ging men er zelfs van uit dat ze maar wat kreetjes bijeenwauwelden en dat je voor het echte, betere denkwerk beter af was met het muurbloempje dat aarzelend meningen onder voorbehoud formuleerde.  Ook niet juist.

Ik ben goed geplaatst – als extreem extravert – om mijn soort te verdedigen. Jaren heb ik de stelling verdedigd dat traag en onzeker formuleren geen garantie was voor intelligentie. Hoogstens van een vermoeden van bedachtzaamheid.

Maar de laatste tijd zie ik meer en meer het omgekeerde gebeuren en ik vind dat jammer. Het podium – de helaas bij momenten ijlig lichte intellectuele arena van de ‘social-media-denkers’ – wordt bezet, volzet met jongens en meisjes die erg succesvol zijn qua  ‘personal branding’.

Wat wil dat zeggen? Dat ze er in geslaagd zijn hun persoonlijk merk ‘mens’ te vermarkten in een bepaalde expertise.  Wat telt daarbij? De activiteit. Vooral de activiteit. Druk, druk druk, bezig zijn.

Presentaties geven, die presentaties vervolgens met veel poeha delen op slideshare, en daarover nog eens druk en uitbundig twitteren, kwetteren en kwekken.

En dat kunstje wordt herhaald, en herhaald, en dan zie je van bepaalde vrolijke kwieten tien presentaties over een bepaald onderwerp waar alleen de eerste slide en mogelijks de laatste verandert. Maar ondertussen zijn ze expert. Zelfbenoemd, zelfverklaard.  Of ze knutselen flinterdunne theoretische constructies in elkaar. Het rammelt aan alle kanten, maar  het klinkt oppervlakkig prachtig.  Als ze dat goed spelen dan krijgen ze meer volgers, meer fans, meer likes, meer lawaai. Dan zijn ze influential, en krijgen ze een hogere Klout score.

Klout score, de heilige graal van je social media gewicht. Hoe meer je geneuzel opgepikt wordt hoe hoger.. De universele maat voor je expertise… in sommige gevallen klopt dat, maar verre van altijd.

We evolueren naar een  zogezegde kennismaatschappij waar de roepers, de ‘oversharers’ en de herkauwers maar al te gemakkelijk een veel te groot gedeelte van het forum pakken.

Het ontwikkelen van juiste en iets diepgaandere theorieën dat vraagt tijd. En die hebben we niet. Want we moeten roepen en bezig zijn met onze conversatiemanagement aanpak.

Flitsend blinkend koetswerk, maar een heel, heel licht motortje, daar kom je niet ver mee…

De keuze: vrouw of hond

IMG_2077

Ineengedoken, met een te dikke, witte hond, wandelde hij voor me uit. Het beeld ademde tristesse en berusting uit. Veel beter dan dit zou het voor hem niet worden. Hij stapte een café binnen, en ik schonk er verder geen aandacht aan.

Spike had net een eend te pakken. De zaterdagwandeling kondigde zich zoals vanouds chaotisch aan.  Al jaren koester ik de stille hoop dat ik met gezwinde pas door Vlaanderen wandel, met mijn trouwe, aanhankelijke viervoeter naast mij. De waarheid leunt dichter aan bij het beeld van een oudere man die vertwijfeld achter zijn hond brult, hulpeloos om zich heen staart, terwijl ‘de bruine bliksem’ ravages aanricht in ’s lands veestapel en siertuinen. Maar niet als er publiek is,  dan niet. Dan speelt hij voor de tribune en krijgen we de bewonderende kreetjes ‘oh, wat ne schone hond, en zo goed luisteren… ‘ De rotzak!

Eens de eend vakkundig uit zijn bek verwijderd, konden we ‘de wandeling’ verder zetten.  En zo’n twee uur later kwam ik terug aan dat zelfde café. Ik vind het wel prettig om dan ook iets te drinken, Spike ligt dan min of meer braaf aan mijn voeten. De jacht op idyllische prentjes, ik blijf het nastreven. De romanticus in mij.

De man met het witte hondje zat er nog steeds. Duidelijk al wat trappisten binnengewerkt. De krant bijna uit. Honden zijn conversatiestarters. Hij keek me monsterend aan ‘Veel beweging vandoen zeker?’. Het ging hopelijk niet over mij. Ik lachte even, Spike was klaar met snuffelen, we gingen zitten.

‘Den onze is al content als we buitengaan, en ik ook. Piske, kakske, en dan komen we naar hier. Moeten we niet naar dat wijf van mij luisteren, want die kan een stukske zagen!. Hier kan ik mijn gazet lezen en daarna vertrek ik naar huis, dan kan ik den tv opzetten, en moet ik er verder ook niet meer naar luisteren.’

Ik vond hem niet erg aardig, een beetje enge, vervelende man.

‘Manneke, moest ik kunnen kiezen, tussen haar of hier, den hond, ik wist het direct, en ze kon terug naar haar moeder, maar ja, die is ook al dood, dus dat gaat niet.’

De hond keek nauwelijks op, lag vreedzaam aan zijn voeten.

Pinten op café, het is niet altijd lekker. Was het echt een takkenwijf, of was ze dat geworden door zo’n ongelofelijk nurkse vent tegen het lijf gelopen te hebben? Hoe kom je dan tot dit soort zelfkastijding, zelfgekozen verbanning in een relatie die er geen is, die niks in zich draagt?

En dan uitzichtloos uitzitten tot de waakvlam definitief uitgedoofd is, bij één van beiden. Weten dat er een hufter op café dat soort gruwel zit te spuien, weten dat dat wijf tegen haar zusters en buurvrouwen steen en been klaagt over die nietsnut van een vent? De menselijke soort het is me wat.

Toch benieuwd naar haar verhaal, maar dat zullen we nooit kennen.

vdab_logo

Het joch bewoog zich zwierig door het leven. Dat kon ook moeilijk anders. Getalenteerd creatief, werd redelijk goed betaald -had er zelfs een auto bijgekregen van de zaak- en woonde nog bij mama en papa. U kent die jongens wel. Geheel opgetrokken uit designermateriaal, kennis van alle leuke restaurantjes en volop bezig met de juiste koffie, want zelfs dat is belangrijk.

Ik smaak dat wel, dat beetje zelfbewustzijn. Ze weten dat ze goed zijn, ze nemen het niet zo nauw met het ochtendlijk verschijnen, omdat ze ’s avonds ook niet op een uur of twee meer kijken, en ze schijnen vergroeid te zijn met hun oordopjes.

Die ochtend was niet anders. Knerpende banden op de parking, nonchalant kwam hij binnengewaaid. “Dag baas, alles goed?”  Hij hield wel van een vlotte babbel, zo voor de eerste koffie, de eerste sigaret en de eerste mail. En toen kwam het: “Ik zou graag een sabbatical nemen, minstens 6 maand, mogelijk een jaar, dat weet ik nog niet. Bij wie moet ik dat regelen?”

En daar sta je dan.

Pas op, ik ben geweldig jaloers op deze generatie en de manier waarop ze zinvol omgaan met hun work-life balance en zo. Het lijkt mij een stuk bewuster dan toen ik begon te werken. Wij deden quasi niets anders, gewoon omdat we dachten dat onze toekomst daarvan afhing, het was ons zo geleerd. Mensen van nu hebben op de één of andere vreemde manier veel meer vertrouwen in hun talent, en het feit dat ze daar geld mee gaan verdienen, of minstens voldoen in hun levensonderhoud.

Zucht. Wat te doen? Neen zeggen, levert een gedemotiveerde medewerker op, die elders zijn heil zoekt. En ja zeggen, betekent dat ik op zoek moet gaan naar ander talent, dat ik dan na een jaar weer opzij moet schuiven om de verloren zoon in de armen te sluiten. Tandenknarsend bedenk ik me dat ik ook wel eens een sabbatical zou willen, om dit soort problemen voor eens en altijd uit de wereld te helpen.

Want dat was het oorspronkelijk toch, zo’n sabbatical, een moment om te bezinnen? Op het gevaar af bij de bompa’s gesmeten te worden, maar ik was altijd de overtuiging toegedaan dat een sabbatical iets was om na te denken. Inderdaad een dik jaar lang, of zo lang en ver als je spaarcenten je konden dragen. Dit alles nadat je je keihard uit de naad had gewerkt en nog net niet aan een burnout toekwam. En dat dat jaar diende om de batterijen op te laden, en om een grondige heroriëntatie van je beroepskeuzes te maken, of om een boek te schrijven. Om anders te werken dus.

Sabbaticals na amper drie jaar werken. Wat wil dat dan zeggen? Dat ze uitgewerkt zijn en moe? Dat ze de verkeerde keuzes hebben gemaakt? Of dat ze gewoon op wereldreis willen gaan? Ik heb ook niks tegen wereldreizen, sommige van mijn beste vrienden, enz…

Maar ik zou toch willen pleiten voor een juister gebruik van het woord sabbatical. We gebruiken dat om te herbronnen na lange, volgehouden inspanningen, met het doel tot fundamentele keuzes te komen. Een sabbatical gebruiken om een jaar onbetaald verlof te nemen en dan je plaats binnen een organisatie terug in te nemen (die heel die tijd heeft zitten klooien om je vertrek op te vangen), neen, dat is iets anders.

 

Controle? Vergeet het…

logo_vierkant_med_res

Onlangs vonniste het Britse Hooggerechtshof dat platformen als Google juridisch ter verantwoording kunnen worden geroepen voor lasterlijke reacties die op blogs geplaatst worden. Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik word daar niet goed van. Het lijkt mij weer één van de vele manieren om toch maar te proberen om controle over een medium te krijgen. Controle die je eigenlijk al lang niet meer hebt.  En als je nog wat verder nadenkt, controle die je ook nooit meer gaat terug krijgen.

Als leek in de rechtsspraak/rechtsleer onthoud ik het volgende. Bloggers posten hun meningen en visies op platformen. Ze kunnen dat vrijuit doen, mits inachtname van een aantal welvoeglijkheidsregels. Dat heet volwassenheid. Wanneer één of andere nitwit dat platform misbruikt, voor een slecht doordachte post of een scabreuze reactie, dan is dat in mijn ogen helaas een democratisch basisrecht.

Verantwoordelijkheid
Het is mijn democratisch recht als lezer om dat hele verhaal te negeren. Ik kan reageren, ik kan een petitie opstarten of een betoging plannen of och kom, nu we het er toch over hebben, ik zou het hele geval ook kunnen hacken en stoute dingen kunnen doen (maar dan ben ik wel een misdadiger). Wat ik ook kan is naar een instantie stappen en klacht neerleggen om één van die zovele redenen die aangehaald worden in de wet. Laster, eerroof, goede zeden, racisme, noem maar op. Dat zou moeten volstaan. Toch?

Nu heeft men het zover gedreven dat men – daar waar men de identiteit van de auteur niet kan achterhalen – men de uitgever, zeg maar de infrastructuurprovider (Google, WordPress, noem maar op) wil verantwoordelijk stellen. Dat is verschuiven van de eigen incompetentie, en het de facto belemmeren van een activiteit.  Die providers worden op deze manier verplicht om mechanismes (lees: controle op content) in te bouwen.

Gezond verstand
Niet alleen vind ik dat flauw, ik ben ervan overtuigd dat het niets gaat oplossen. Zodra Google of WordPress te stringent worden in de voorwaarden om iets te posten, en dat afhankelijk maken van een – soms bedenkelijke – burgerlijke moraal, zal er een verschuiving optreden. Er zullen altijd anderen zijn die dezelfde infrastructuur en dezelfde mogelijkheden aanbieden en er zal niets opgelost geraken.

Probeer er misschien een keer van uit te gaan dat het internet in vele gevallen een zelfregulerend medium is, waar je al eens een schandaaltje kan schoppen, maar waar voor het overige erg veel gezond verstand regeert. Bagger zal opgemerkt worden, zal één keer scoren en daarna niet meer, of toch niet lang.

Kijk naar Twitter. Kritische geesten worden er gevolgd door mensen die kunnen omgaan met andere meningen. De discussies zijn heftig, maar de keuze om je er aan te onttrekken is geheel de jouwe, en dat werkt. Je moet niet repressief reguleren, met de bedoeling om controle te behouden, het komt allemaal goed, echt wel. Laat het gewoon los, het lost zich op.

Evernote neurotica

images

Ik heb me bij het begin van dit jaar voorgenomen om me niets aan te trekken van deadlines, publicatie tijdstip en  ‘wat hoort en wat niet’. Gewoon bloggen. Gisteren was het zover, een absolute baaldag, en ik had alleen maar zin in schrijven.

Nu moet u weten dat ik bij momenten behoorlijk ‘compulsief’ kan zijn.  Ik ben een ‘teller’  een ‘ordener’ en een ‘geometrist’. Teller omdat ik systematisch de treden tel bij elke trap die ik oploop. Geometrist omdat er parallelle verbanden zijn die dienen gerespecteerd te worden. Onderleggers in restaurants moeten netjes meelopen met tafelranden, glazen moeten op de juiste manieren neergezet worden, zodat er zoveel mogelijk congruente verbanden mogelijk zijn. Een ordener ook, van klein naar groot, van A-tot Z van 1 tot 12,… zelfs mijn keukenkruiden moeten bij aanvang netjes op alfabet en liefst ook nog eens op kleur geranschikt worden. Eén van mijn lievelingssites in die context vind je hier.

In weerwil van het nonchalante voorkomen en handelen, zijn er bepaalde dingen die in orde moeten zijn, eer ik aan schrijven toekom. Procrastinatie zou een andere omschrijving kunnen zijn. Ik schuif het voor me uit, met zoveel mogelijk andere zinloze klusjes die toch vitaal blijken te zijn… Zoals dat ene stapeltje boeken, dat daar al zo lang ongeordend ligt… gauw even van groot naar klein ordenen, hè bah, er zitten twee poëzie bundels tussen, nu moet ik toch een poëzie stapel aanmaken… Oei, er is geen plaats meer, misschien toch alles maar even beginnen herschikken? Welk systeem? Kleur? Uitgever? Auteur… Miserie, heerlijke miserie.

En oh ja, het is ook nog eens de opening van het wielerseizoen, toch even kijken. En ondertussen de mailmapjes even ordenen, ik droom er al zo lang van. Om 17u was het onvermijdelijke dan toch aan de beurt. Ik had geen excuses meer. Alles was gepoetst. Clean desk, clean glass, clear mind. Het kon beginnen.

Gelukkig was er toen Evernote. Voor wie het niet kent, het is absoluut – voor mij toch – een levensnoodzakelijke app. Het synchroniseert tussen ipad, iphone en desktop, en je hebt op een overzichtelijke manier al je notities bij.

Ik gebruik het al jaren en het is met stip één van de meest bruikbare tools. Ik weet dat er veel kunstiger alternatieven bestaan, maar voor mij doet deze het. (In weerwil van het groene logo, dat zorgt voor kopbrekens omdat ik eigenlijk een homescreen op mijn iphone wil met alleen maar blauwe logo’s. Ik heb dat opgelost door de onderste rij groen te maken (Evernote/Messages/Phone/Spotify (alfabetisch)). Het kan, maar ’t is jammer.)

Om te schrijven is het heel simpel.Ofwel heb ik mijn stukje in de kop bij het thuis komen, ofwel heb ik het op café ‘klad’ neergepend in een Evernote notitie, en pik ik het van daar op.

Toen ik daar gisteren wou aan beginnen wegens geen cafébezoek gehad, zag ik dat ik over net iets te veel notities beschikte en dat ik ze bovendien niet netjes ‘getagd’ had… U raadt het al. Dat moest eerst gebeuren. ik ben daar nu volop mee bezig,

Vandaar dat het schrijven nog even op zich laat wachten, maar daarna word ik een ‘lean-mean-writing-machine, met een niet te stoppen woordenstroom tot gevolg.

U weze gewaarschuwd!

Haasje Over

IMG_2053

Soms, heel soms, wordt er wel eens naar Carmiggelt verwezen, door mensen die mij graag lezen. Ik ben dan erg blij. Zelf doe ik nooit dat soort uitspraken.

Carmiggelt? Hoor ik jongere lezers rologend denken. Is dat die ouwe dooie Hollander die stukjes schreef op café, over triestige mensen.

Carmiggelt, ik wou er onlangs wat boekjes van kopen in De Standaard Boekhandel, en ze moesten besteld worden. De stem aan de telefoon vroeg meteen of ik de versie voor slechtzienden wou, die werden het meest gevraagd namelijk… met grote letters.

Carmiggelt, het is zonde dat het niet meer gelezen wordt. Hij schreef inderdaad stukjes. Hij penseelde ze.  Trefzeker, mooi en ontroerend grappig.

Een vriend van me, gaf me onlangs een boekje van hem cadeau. Hij is ook een fan, al doet dat woord afbreuk aan ons beider erkenning van ’s mans talent. Een dun boekje met verhaaltjes. Ik kende ze van vroeger, die geestige ‘cursiefjes’ . Zo heette dat toen.

Ik vond dat als jongmens prettige lectuur, pretentieloos.  Ik ben een veellezer, altijd geweest. En snel dus ook. Maar voor het eerst bleef ik stilstaan bij zinnen, proefde ik kadans, ritme, metrum, in een schetsje.

Wie zinnen als deze bijna achteloos neerpoot, verdient meer dan één standbeeld.

“De vrouwen zaten naast elkaar in de geladen eendracht, die door gezamenlijk beleefd scepticisme ten aanzien van de andere sekse wordt gesmeed. Het motto van ons samenzijn luidde: ‘wij amuseren ons.’

Carmiggelt lezen brengt nederigheid met zich. Japin, Baricco, Coelho, die hebben ook mooie zinnen geschreven, maar deze man heeft geeneens een hele pagina nodig om een  leven samen te vatten, een situatie te schetsen.

Het zou opnieuw verplicht moeten worden…

 

Valentijn valkuilen

valentijnVoor veel van mijn inzichten val ik terug op mijn ongebreidelde fantasie. Daarnaast is er echter ook de K-woman. Een mooi klankbord, maar ook een soort eeuwige bron van wijsheid als het er op aankomt inzicht te krijgen in de perfide, ondoordringbare geest van de vrouw. Lees verder

Niet alsof maar omdat

vdab_logo

U kent mij niet, ’t is de eerste keer dat u iets van mij leest. Dat is altijd een beetje vreemd. Daarom is het allicht gepast om één en ander te verduidelijken.

Oscar Wilde schreef ooit: ‘Vergeef me, maar ik heb zoveel meningen, dat ik er soms wel eens eentje vergeet’. Bij mij is dat ook zo, ik heb veel meningen, ik uit ze graag, en ze zijn niet altijd even correct. Daarvoor nu al excuus, al is het ook wel leuk, omwille van de reacties. Daar leer je nog eens iets van, en zie je hoe andere mensen denken. Eén ding wil ik er wel bij zeggen, het is nooit vilein, en u mag me er om tackelen, ik zou dat zelfs als een compliment en een oprecht teken beschouwen dat mijn opvattingen en schrijfsels u interesseren.

Ik hou van mensen, ik hou van openheid, en ik ben een brutaaltje. Als u dat kan aanvaarden, dan gaan we het zeker goed met elkaar kunnen vinden. Vooral omdat ik uw en mijn meningen ter harte neem. Dat heet ownership, denk ik.

Ownership, ik heb er onlangs een sterk staaltje van beleefd. Ik ken een meer dan stemmig café , in de bossen van Zoersel, waar ik tijdens, of na de wandelingen met mijn hond vaak afzak, om een orgelpunt te zetten achter onze fysieke inspanningen. Ik ken de eigenaar niet, maar ik ken wel één van de gezichten van dat etablissement. De Pol.

Hij werd onlangs omstandig gefêteerd wegens 70 jaar oud en nog steeds verknocht aan de zaak. Ik ga er ook graag als ik weet dat hij er is. Niet omwille van nostalgie, maar gewoon omdat hij weet waar hij mee bezig is. Naar aanleiding van die 70ste verjaardag had de rest van het personeel zelfs een soort viering in elkaar gestoken, de afspanning herdoopt in ‘Chez Pol’ en een verrassingsmenu aangeboden waarvan telkens een stukje afgeroomd werd (financieel dan) om Pol een passend cadeau te kunnen kopen. Groot succes!

Kranten over de vloer, en de meest sprekende krantenkop ooit. ‘Ik speel geen garçon, ik ben garçon!’. Hij is het echt. Hij luistert, trekt het zich aan, geeft advies, heeft kwinkslagen en grapjes klaar, en je merkt bij hem geen verschil tussen goede en slechte dagen. Een man die rust, of liever sereniteit gevonden heeft in het dagelijkse werk. Schoon. En echt. En met resultaat. De zaak bestieren of het de zijne is. Coachen, inspringen, verantwoordelijkheid pakken.

Ik heb ook lang in de reclame gewerkt. Maar ben er uiteindelijk mee gestopt omdat ik het niet meer zo leuk vond. Ook dat had te maken met ownership. Niet dat ik de zaak bezat, maar ik kwam te weinig mensen tegen die nog bereid waren om dat tikkeltje meer te doen. Vergis u niet, reclame is al lang niet meer de pret-en-spel-sector die het ooit geweest is. Er wordt hard gewerkt, door talentvolle, meestal jonge, mensen.

Maar -op het gevaar af om als een oude sok beschouwd te worden- de bezieling is vaak ver te zoeken. Ik weet niet of dat aan de bazen ligt of aan de generaties die zich aanbieden.

Mij lijkt het soms dat ze rot van het talent zijn, maar geen zin of behoefte hebben om dat in die dagtaak daar te investeren. Dat sparen ze voor hun eigen projecten. Hun ‘project on the side’. En dat is een dubbel en tweesnijdend zwaard. Hoe leuker het ‘project on the side’, hoe zinlozer de betaalde job lijkt, en hoe minder erin geïnvesteerd wordt.

Misschien is het beter om dan voluit te kiezen voor dat andere  project, en plaats te ruimen voor andere mensen, die wel die goesting hebben om het volledig in te vullen, die niet spelen alsof ze hun job belangrijk vinden, maar die die job gewoon beregraag doen. Je gaat toch kapot als je’t andersom doet?

Of zie ik dat verkeerd?