Ineengedoken, met een te dikke, witte hond, wandelde hij voor me uit. Het beeld ademde tristesse en berusting uit. Veel beter dan dit zou het voor hem niet worden. Hij stapte een café binnen, en ik schonk er verder geen aandacht aan.
Spike had net een eend te pakken. De zaterdagwandeling kondigde zich zoals vanouds chaotisch aan. Al jaren koester ik de stille hoop dat ik met gezwinde pas door Vlaanderen wandel, met mijn trouwe, aanhankelijke viervoeter naast mij. De waarheid leunt dichter aan bij het beeld van een oudere man die vertwijfeld achter zijn hond brult, hulpeloos om zich heen staart, terwijl ‘de bruine bliksem’ ravages aanricht in ’s lands veestapel en siertuinen. Maar niet als er publiek is, dan niet. Dan speelt hij voor de tribune en krijgen we de bewonderende kreetjes ‘oh, wat ne schone hond, en zo goed luisteren… ‘ De rotzak!
Eens de eend vakkundig uit zijn bek verwijderd, konden we ‘de wandeling’ verder zetten. En zo’n twee uur later kwam ik terug aan dat zelfde café. Ik vind het wel prettig om dan ook iets te drinken, Spike ligt dan min of meer braaf aan mijn voeten. De jacht op idyllische prentjes, ik blijf het nastreven. De romanticus in mij.
De man met het witte hondje zat er nog steeds. Duidelijk al wat trappisten binnengewerkt. De krant bijna uit. Honden zijn conversatiestarters. Hij keek me monsterend aan ‘Veel beweging vandoen zeker?’. Het ging hopelijk niet over mij. Ik lachte even, Spike was klaar met snuffelen, we gingen zitten.
‘Den onze is al content als we buitengaan, en ik ook. Piske, kakske, en dan komen we naar hier. Moeten we niet naar dat wijf van mij luisteren, want die kan een stukske zagen!. Hier kan ik mijn gazet lezen en daarna vertrek ik naar huis, dan kan ik den tv opzetten, en moet ik er verder ook niet meer naar luisteren.’
Ik vond hem niet erg aardig, een beetje enge, vervelende man.
‘Manneke, moest ik kunnen kiezen, tussen haar of hier, den hond, ik wist het direct, en ze kon terug naar haar moeder, maar ja, die is ook al dood, dus dat gaat niet.’
De hond keek nauwelijks op, lag vreedzaam aan zijn voeten.
Pinten op café, het is niet altijd lekker. Was het echt een takkenwijf, of was ze dat geworden door zo’n ongelofelijk nurkse vent tegen het lijf gelopen te hebben? Hoe kom je dan tot dit soort zelfkastijding, zelfgekozen verbanning in een relatie die er geen is, die niks in zich draagt?
En dan uitzichtloos uitzitten tot de waakvlam definitief uitgedoofd is, bij één van beiden. Weten dat er een hufter op café dat soort gruwel zit te spuien, weten dat dat wijf tegen haar zusters en buurvrouwen steen en been klaagt over die nietsnut van een vent? De menselijke soort het is me wat.
Toch benieuwd naar haar verhaal, maar dat zullen we nooit kennen.
Zucht even. Tristesse in het kwadraat. A life down the drain.
mooi en juist geschreven Guido ! wanneer spreken wij eens af met L ? groeten Gaby nog een mooi weekend !