Afscheid van een oude vriend

spiketerasse de haan Ik heb er op gesakkerd. Ik heb er op gevloekt. Ik heb er mee gelachen ik heb er mee gedold. Hij en ik, dat was een nimmer aflatende botsing van keikoppen. Het is onzeker wie ooit won; als er al een winnaar nodig was. Het was geen strijd, het was meer een continu scherp houden van elkaar.

Ik zal nooit vergeten dat hij op een zomerdag, na een fantastische tocht, uiteindelijk toch neerzeeg en ik heel even, echt heel even, misschien tien minuten, meer niet, het gevoel kreeg dat ik hem fysiek de baas kon blijven.

Ik heb er ook waanzinnig intelligente, absurdistische conversaties en gesprekken meer proberen te voeren. Lees verder

Showen of Werken?

IMG_2734

Vrienden hebben een hond gekocht. Een schattig beestje, maar dat is zowat altijd het geval met pups. Het is pas later dat ze uitgroeien tot evenbeeld van hun baasje en daardoor onuitstaanbaar worden. En ik weet waarover ik het heb. Lees verder

Zo kan het ook, ordehandhaving

 

Flikken. Honden. Loslopen. Het zijn drie woordjes die meestal niet erg goed samengaan. Pas op. Voor u denkt dat u hier een betoog gaat krijgen van een fervent hondenliefhebber, doorspekt met kreten als ‘hij heeft nog nooit iemand gebeten” en “de mijnen doet dat niet”. Dat is niet zo. Ik ben de eerste om te weten dat ik mijn hond niet echt zo goed in de hand heb als mijn hoofd soms denkt.

Ik ben er ook voorstander van dat mensen die beesten willen ook de moeite zouden mogen doen om naar een hondenschool te gaan, en ik ben er in één moeite door ook van overtuigd dat ze die scholen niet voor de honden hebben uitgevonden maar voor de baasjes, die gedragsspiegeltjes voorgehouden krijgen. Hé, hé, dat lucht op.

Bovendien, mijn hond, dat is een toonbeeld van vleesgeworden, rauwe anarchie en bloedonderdenagelshalend pestgedrag. Voornamelijk naar mij, laat dat duidelijk zijn.   Maar loslopen in Zoerselbos,  of aan zee, of ergens langs de grote routepaden, dat gaat erg goed. Paarden, schapen, koeien en occasionele mountainbikers zullen daar wellicht anders over oordelen, maar daar gaan we het nu verder niet over hebben.

Wat er ook van weze, het monster liep los te snuffelen, en daar kwamen onze blauwe vrienden aangetuft. We spreken Kempen, vooravond, geen kat op straat, just me , my dog and them!

Ik heb zelf niet zo’n al te beste verhouding met het gezag, dus ik zette me al schrap voor gevatte snijdende opmerkingen aan het adres van onze blauwe potentaten. Ik kan er niet aan doen, ’t is de hond in mij. Ik moet ze niet echt. Het is een probleem dat er mij al vele opgeleverd heeft, waarbij menigmaal de verzuchting geslaakt werd ‘houd toch uw bakkes, ’t was gezellig’. Het lukt niet, het is niet anders.

Kempenflik 1 stapte uit, monsterde de situatie, ‘Goeienavond, uwen hond?’  Flik 2 kwam er bij staan, met een glimlachje, dat ik al meteen interpreteerde als ‘HA, we hebben er ene, nu gaan we er eens wat mee spelen, en onze spierballen laten rollen. In plaats van echte misdaden op te lossen!

Stijf van de adrenaline, met bloeddoorlopen ogen en een batterij opmerkingen over kleinzierigheid en  gebrek aan gezond verstand, snapte ik, ‘ja, mijnen hond ja,daar lijkt hij toch op!’

‘Schoon beest, maar straks toch beter aan de lijn houden, ge weet maar nooit, en ne goeienavond nog!’.

En weg waren ze. Ordehandhaving op zijn Kempisch. Vriendelijk, relativerend, to the point. Ik heb Spike aangelijnd. Ik hou van Kempische flikken!

Zurig gebourgeoiseerd

“Hij gaat toch niet kakken?” Met deze licht enigmatische en alleszins onverwachte vraag werd ik vanochtend begroet door een ‘fijn’ mens. De mens in kwestie was bezig met afkuisen van de onderkant van zijn auto. U hoort het goed, de onderkant! Met een borstel. Vanochtend, weet u wel, na sneeuwgisteren en zo. Zijn wagen – en die van het wijfje waren beiden smetteloos aan de buitenkant, maar die onderkant, tja… met dit weer, je kunt er niet genoeg mee bezig zijn. Ik liep met de honden door één of andere chique villawijk waar de straten – sorry, de dreven – klinken naar vogeltjes of inheemse bloemsoorten. Op weg naar het bos.  Om te laten kakken zeker?

Ik heb een erg ambivalente houding tegenover honden. De meeste dierenliefhebbers, zijn daar licht fascistoïde in. Mijn eigen moeder zegt heel vaak : ‘wie niet graag dieren ziet, ziet niet graag kinderen’. Het verband ontgaat mij totaal.  Het leuke aan kinderen is dat je maar een beperkte tijd hun gevoeg moet opruimen, en dat er minstens een illusie van evolutie in aanwezig is.   Bij honden is dat toch veel minder het geval.

Ik hou van mijn honden, met de nodige bedenkingen; ik vind ze niet braaf, niet proper en al helemaal niet intelligent. Degene die daar mee afgekomen is, had zichzelf als maat van alle dingen gezien, en heel snel licht overtrokken conclusie getrokken met betrekking tot de trouwe viervoeter die hem vergezelde. Maar laat er geen misverstand over bestaan ik hou van mijn honden. (ik gebruik de vetjes om te vermijden dat ik straks van die HLN commentaar krijg dat ik niet waard ben om een hond te hebben, als ik er zo over denk. I beg to differ)
Ik kan me perfect verplaatsen in de ergernis van mensen die het niet leuk vinden om hun kwijlbek in het kruis geduwd te krijgen, of enthousiaste voorpootafdrukken op hun kleren niet echt zien zitten. Ik vind dat overigens zelf ook niet fijn, en ben niet te beroerd om mijn beesten een knietje te geven als ze’t proberen. Ze doen dat dus ook nooit (bij mij).  Een hond is gewoon een smerig dier dat toevallig in huis mag rondlopen, anders noemden we het gewoon varken. En neen, ’t is niet omdat het ‘nen braven’ is, dat het beest te vertrouwen is.

En dan die drollen! Ik heb zelf het land aan hondendrollen. Ik wou dat er een afstandsoplossing voor bestond.  Ik moet er alleszins van kokhalzen, wegens ronduit smerig. Ik heb dus ook netjes van die kleine zakjes (wat heet, in mijn geval kun je spreken van industrieel afval) om het op te ruimen. En hier hoort nu een kleine nuancering, die ons terug op  het spoor van ons verhaal gaat brengen, want we wijken af.  Ik doe dat in dorpen, steden, parken, aan zee en op straten. ik ben veel minder geneigd te doen in bossen, duinen, weg van de wandelpaden.

Daar, ik heb het bekend! En heel eerlijk, als het winterlandschap verandert in een bruine moddersneeuwpap en één van mijn honden zit in een goot zijn metabolisme op peil te houden, dan vind ik dat ok. Vanochtend regende en dooide het. Heel hard.  En dan krijg je zo’n vent in een villa, die bezorgd is over mijn honden en hun uitwerpselen, nog voor er iets gebeurd is. Daar krijg ik het van. Er ging ook niets gebeuren.

U kent die villa’s overigens, ze kappen er de tristesse binnen per X5 en de cosmetica is alomtegenwoordig, en dan heb ik het echt niet over de  fond de teint van de dames.

Enfin, ik ben altijd redelijk vrolijk als ik er op uit trek met die beesten, het impliceert immers dat je er tijd voor hebt, en dat is altijd fijn. Ik had me eerlijk gezegd ook verheugd op een lange wandeling, alleen met wat overpeinzingen. Dus antwoordde ik naar waarheid en al lachend dat die van mij goed opgevoed waren. Het antwoord kwam prompt en brommend :  “Ja, Ja, ’t is hier altijd iets met die schijtbeesten”.
De finesse van de man was ongelofelijk. En al helemaal, wetende dat hij in een quasi doodlopende straat woonde. Echt niet de hondenavenue naar het paradijs.

Helemaal duidelijk werd het mij toen ik iets verderop een klein plakkaat ontwaarde. Je moet je voorstellen dat we hier spreken over een huis dat temidden van de bossen ligt, een tuin omzoomd met een dubbele rij haagbeuk én een afsluiting, gevolgd door een gracht en een kleine grasrand. En daar krijg je dan zoiets. ‘dit is geen hondenwei!’ Je zou van de weeromstuit toch je beesten leren om precies daar hun gevoeg te doen?

Enfin, to zover deze bespiegeling… verder alleen maar zinvol omdat ik lekker kon door razen over honden, sorry als ik ontgoochelde

De verkavelingsbuxus

Liefst neem ik mijn honden mee naar zee, of laat ik ze lekker snuffelen in een bos. Ze schijnen dat leuk te vinden, de geur van rotte bladeren en natte grond, een heel specifiek pleziertje, niet toegankelijk voor mensenneuzen.

Maar heel af en toe komt de vileine mens in mij boven en doe ik een toertje door verkavelingsvlaanderen, op zondag ochtend. Mijmeren over het burgerdom.

Het is erg prettig om op zo’n wandelingen begeleid te worden door een aanzwellend geblaf van honden achter glas, die ongetwijfeld daarmee wat leven in de brouwerij brengen bij de baasjes en bazinnen, nog in diepe slaap door het bacchanaal van de vorige avond. De zon kwam overigens vanochtend op om 8u15, ik heb menig jong gezin een vroege start bezorgd vandaag.

Gaandeweg verandert één en ander tijdens zo’n wandeling. Het leven komt op gang. Rolluiken worden opgetrokken en schriele dametjes met fijne joggingpakjes staan het ijs van hun auto te krabben om kroost te kunnen voorzien van koffiekoekjes.
Stoere veertigers passeren snuivend op de mountainbike, het zondagochtend alternatief voor de midlife-Harley-crisissen.  Hier en daar zie je een treurig meisje voorbijfietsen, op weg naar een zondagbabysit, weg van het lief.

Maar wat mij op zo’n momenten het meeste bezig houdt, dat zijn de voortuintjes van onze Vlaamsche huizen en halfopen woninkjes. Proper, ontzettend proper! Bekaert draad, en imposante poorten en hekkens. ‘S avonds hebben al die kasteeltjes ook hun vanzelf aanfloepende spots als je passeert, ook plezant om zo een lichtspoor te maken.

De coniferen en buxussen in alle vormen, dat is waar het over gaat. Wie heeft dat uitgevonden? Waarom doen mensen zoiets? Ik vind het niet natuurlijk, ik heb nog nooit in een bos rondgelopen waar ze speelgoedstruiken op natuurlijke wijze gevormd hebben.  Wie beslist zoiets?

Volgens mij zit het in dezelfde categorie als de voortuin kärcherende, dodeblaadjesblazende, voegschrapende bijna-dood-venten. Als de dood om binnen bij het wijf te moeten klussen, kiezen ze zich iets waarvan ze weten : ik ben alleen, het ziet er uit alsof ik werk, en ‘die van ons’ laat mij gerust. Want eens je er mee begonnen bent, is er geen weg terug. De bollekes moeten bijgesnoeid worden, de haag moet glooiend in vorm gebracht worden.

En dan ’s middags bij de koffie en éclairs: ‘ Ja, ja, onze Fons en zijnen hof, hij kan daar dagen mee bezig zijn… maar allez, ’t ziet er toch netter uit dan hierneffest, want dat versta ik niet, dat ge met zo nen hof kunt leven.”

Het koppel van “derneffen” ligt ondertussen nog lekker languit in bed, te bekomen van de zoveelste vrijpartij, kruimels van de pistolets onder hun warm lijf, en het zal hun waarlijk worst wezen wat de natuur met hun tuin doet. Alles groeit en bloeit zonder inmenging. Tenminste zo stel ik het me voor…