Ik hield hem al een tijdje in het oog. Soms overkomt mij dat, geheel ten onrechte, dat ik een soort opflakkering van jaloezie voel, bij wat volgens mij een eenvoudig en complexloos leven lijkt. Ik weet dat dat niet juist is, en dat ik die mensen onrecht aandoe. Maar in mijn hoofd lijkt het soms heerlijk om gewoon ergens op een steiger wat te staan metselen, lustig een dak bijeen te timmeren of wat hagen bij te snoeien.
Je bent buiten, in weer en wind weliswaar, en je kunt je gedachten de vrije loop laten. Ondertussen speelt de radio makkelijke muziekjes. ’s Avonds kom je thuis, altijd op hetzelfde uur, je neemt een douche, voetjes onder tafel, stukje eten. En dan ben je vrij. Vrij om te doen en te laten wat je wil. Geen last minute klanten en /of opdrachten, geen achterstallige administratie, geen verplichte recepties of aanwezigheidstoestanden. Neen, gewoon thuis zijn, en doen wat je leuk vindt. Of wat je vrouw leuk vindt, desgewenst. Uiteraard is dat een grove misvatting, en uiteraard heb ik daar maar af en toe zin in.
Maar nu stond ik wat uit het venster te turen tijdens een examen-toezicht (heel even maar, meer heb ik niet nodig!) en ik zag een vrolijk fluitende straatveger. Als er ‘Zen’ bestaat in de stedelijke omgeving was het deze mens wel. De goot als persoonlijk Japans meditatief rotstuintje, met alle ruimte voor zijn persoonlijke overwegingen. Ik ben een dromer.
Met trage, precieze bewegingen, heel repetitief, van links naar rechts veegde hij het straatvuil bijeen. Onverstoorbaar, traagzaam. Na drie keer vegen kwam het blik erbij om alles op te scheppen en vloeiend in de ton te kiepen. Bewegingen, ingeslepen door maanden, jaren herhaling, als een Tai Chi oefening. Oordopjes in, ik durf niet te raden waar hij naar luisterde. Klassiek had fantastisch geweest, Blues zou hem legendarisch maken, maar laat ons daar niet te veel bij stil staan.
En toen gebeurde het. Ik zag een hapering. De borstel maakte een onverhoedse beweging. De ritmiek van de traagheid werd even onderbroken. Door het platste, het smerigste, wat je je kunt voorstellen. Een hondendrol op het voetpad in de Nationale straat. Hij keek, aarzelde en ik voelde hem denken. ‘Voor dit soort gezeik heb ik niet getekend’. Daarvoor tekent niemand, behalve de bezitters van honden. Die doen dat uit vrije tegenzin en wil! Maar deze ene dus niet.
En de straatveger, hij bedankte voor de eer. Hij liet de drol voor wat die waard was en deed een stap verder.
Het veegritme hernam, maar er was iets veranderd. Het lukte niet meer. de vrijheid in de kop was weg. De lichtheid verdween, de vrede met het bestaan was over. Je voelde het conflict razen in zijn hoofd. Hij werd betaald om de straten zuiver te houden. Hij werd niet betaald om hondendrollen op te ruimen. Dat was de nalatigheid van anderen, die daar een GAS boete mochten voor krijgen (en tercht ook). Het rommelde in zijn kop. Maar er was werk, er was beroepsernst, er was waardigheid, en er was conflict. Hij stokte in zijn bewegingen. Hij keerde resoluut en kieperde dan toch maar het drolletje in de vuilkar.
Ethiek, het zit soms in kleine hoekjes, en het zorgt voor mooie spanningsvelden, bij schone mensen.
Ik heb ooit eens gelezen dat er geen slechte jobs zijn, alleen jobs die slecht uitgevoerd worden…
Prachtig omschreven en kan als sterke metafoor gelden voor vele jobs !
DAnk je, inderdaad 😉
Heb sinds kort een hond en zal deze blog in mijn achterhoofd houden en ter ere van alle straatvegers altijd de drolletjes opruimen 😉
Leuke tekst alweer, en een mooie observatie. En goed dat de man dan toch zijn werk correct uitvoert.
thxs, inderdaad
Die hondendrollen, daar heb ik sinds vorige zaterdag, ook weer een acute bloedhekel aan. Mijn 4,5-jarige kleine prins, had na anderhalf jaar, eindelijk, toegelaten dat er iemand de schaar zette in zijn blonde lokken en hij verdiende een beloning. Geen solden, maar de winterkermis op de Scheldekaaien. Hij genoot van het op en neer laten gaan van de helicopter en van het autorijden en ik genoot van zijn genot. Aan de scheldekaaien zijn er ook wat grasveldjes, schaamgroen. Toen hij daar, na al het genieten, even rende, struikelde hij. Niks aan de hand, ware het niet dat hij net viel op een plek waar een hondenbaas de megadrol van zijn huisdier had laten liggen. Een hele hand vol ‘kak’, en aangezien het een soort ‘sliding’ was, ook in de mouw ‘kak’, overal ‘kak’, vieze, vieze kak en een heel onthutst en verdrietig kindje als gevolg. Ik had zakdoekjes bij en een flesje water, dus de grootste viezighied kon ik er af krijgen, maar dat kindje voelde zich pas terug ok nadat we naar huis waren gefietst en ik hem proper had gemaakt onder de douche. Over die heel fijne namiddag ging het niet meer, over die vieze hondendrol wél. Wat jammer!
meer dan jammer, vooral omdat dat – hoe banaal ook – voor zo’n kind een blijvende indruk/ervaring is… maar godzijdank is er mama de heldin! 😉