Ze gaf haar kopij af. Ze rook erg lekker, alsof ze zich voor deze dag opgemaakt had. Waarschijnlijk was ze altijd wel zo. Lang glanzend haar in een bestudeerd nonchalant dotje, een fijn truitje, verzorgde jeans. Haast aarzelend, maar uiterst minutieus noteerde ze in haar fijne handschrift wanneer ze afgegeven had. Ze ondertekende gedecideerd, en met een zwierig krulletje.
Haar tas lag vooraan, met een mantel er netjes over gevouwen. Ze nam alles en ging er mee naar haar bank. Eerst haalde ze haar telefoon uit de tas en keek vluchtig naar de berichtjes. Vervolgens was haar studentenkaart aan de beurt. Haar gemanicuurde handen haalden zo’n onwezenlijk grote portefeuille boven, inclusief goudkleurige knip. Het was er zo eentje waar alle klantenkaarten in passen, plus briefjes, foto’s, prullaria en ik weet niet wat al meer. Rustig stak ze de kaart op de juiste plek, en de portefeuille terug in de tas. Geen haast.
Pen en potlood verdwenen in een klein pennenzakje. Dat had ze ook bij. Ritsje open, pen erin, ritsje toe, en met dezelfde zorgzaamheid ging het pennenzakje terug in de tas. Het was een roze, met bloemetjes, en het scheen mij toe dat het ook nog eens lekker rook. Maar dat verbeeld ik me allicht.
Fluo stiften, gommetjes en een meetlat, daar had ze een ander klein tasje voor. Ook roze, maar een andere teint. Alles werd er in gedropt en zorgvuldig opgeborgen. Daarna was de rekenmachine aan de beurt. Daar had ze een stevig hoesje voor. Tegen de beschadiging. En ook daar was plaats voor, in de tas. Het stukje cursus dat ze mochten gebruiken. Het werd netjes opgeborgen, in een plastic mapje, en ook dat verdween weer in de tas.
Ze haalde haar smartphone terug boven, legde hem op de lessenaar en deed haar jasje aan. Ze knoopte zorgvuldig en geroutineerd alle knoopjes, nadat ze de rits had toegetrokken. Daarna sloeg, neen, wikkelde ze een zware, mooie sjaal om haar hals. Niet één keer, niet twee keer, maar drie keer werd het ding omgeslagen, en nadien zorgvuldig geschikt. Ze raapte de telefoon op en verliet elegant, bijna schrijdend, op haar hoge hakjes, het klaslokaal.
Ik werd plots opgeschikt door het gestommel van een ongeschoren, ietwat warrige jongen in t-shirt, haar alle kanten uitstaand. Hij gaf zijn antwoorden af, samen met een prop kladpapier, terwijl hij half over de bank struikelde. Hij plaatste een haastige en onleesbare krabbel. Alles werd in één beweging in de jeans gepropt. Nu ja, alles. Een balpen en een studentenkaart. Hij nam zijn jas, schoot die half aan en verliet het lokaal. Hij was klaar.
Eén klas, twee werelden.
In mijn groep vind je bijna alleen maar de laatste versie van studenten terug. Vermoedelijk omdat het allemaal ingenieursstudenten zijn. 😉 Zelfs de drie meisjes in de groep zijn zo niet als de eerst genoemde studente. 🙂
Nog eens iemand die het woord kopij gebruikt, heerlijk! Dat was al van mijn leraar geschiedenis geleden.
sorry voor de late reactie Raf, kennelijk vind mijn wordpress nu ineens dat ik dat nog een keer moet toelaten, terwijl het toch niet de eerste keer is dat je reageert.
Zalig te zien dat er zoveel verschillen zijn tussen mensen. Ze studeren voor hetzelfde beroep met hetzelfde verwachte profiel maar iedereen heeft zijn eigen eigen karakter.
Ik kies voor die jongen in t-shirt, die het op zijn 20ste of zo, nog niet nodig vindt om ‘gedistingeerd’ te zijn. Ik denk vaak over die afgeborstelde, gemani- en pedicuurde, opgemaakte meisjes van 14, die alle moeite van de wereld doen om er minstens als 18-jarigen uit te zien. Waar gaan zij op hun 18de nog ‘uitdagingen’ vinden,… Misschien ben ik ouwbollig maar ik vind het zo jammer dat kinderen zo snel ‘groot’ worden – je moet tenslotte de rest van je leven al ‘groot’ zijn.
Ik heb ook nog twee jaar examens afgenomen aan de KUL, ik herken dit beeld helemaal, maar zou het nooit zo mooi kunnen omschrijven 🙂
dank je, leuk dat te horen. Het blijft mij overigens verbazen hoe eenvoudige stukjes toch fijn onthaald worden…