Het was een drama. Niemand had hem ooit nog zien lachen. Ooit was César, de oudste zoon van de boerenfamilie uit Tagliu, vlak bij Bastia, een onverbeterlijke zotskap geweest. Een echte Corsicaan, trots, vurig en echt. Maar iets had zijn leven veranderd. Een diepe wonde, waarvan alleen de nabije familie wist waar de oorzaak lag. En zoals altijd, in Corsica wordt er gezwegen over de dingen die oneer brengen over de familie. In alle talen. En lang!
De familie droeg het leed waardig, en in stilte. César nog meer. In de zomer was het draaglijk. Dan trok hij door de bergen met een kudde schapen. Zijn officiële job had hij er ook aan ingeschoten. Nooit zou men hem nog in die functie terug zien. Ook al was hij er erg goed in geweest. Het lag achter hem. Te pijnlijk. Hij kon er niet meer mee om. Alleen nog maar de herinneringen aan alles wat hem vroeger zo dierbaar was…De kleuren, de imposante verschijning, het pure geweld, de kracht die er van uitging, het was voorbij. Nooit meer. De nachtmerries volstonden, al ebden ze langzaam weg. Na al die jaren.
De winters waren het ergste. Dan kon hij niet anders dan terugkeren naar het dorp. Vaak wandelde hij het traject van Tagliu naar Bastia te voet. Alles nog eens herbelevend. Het ging nooit over, het werd nooit minder. Die bocht, dan die andere, dan dat heerlijke stukje rechtdoor, in volle aandacht. Hij was er zo trots op geweest. Een gloriedag voor Corsica, een gloriedag voor César, in de fleur van zijn leven.
Ondertussen was het al meer dan twintig jaar geleden. We schrijven juli 2033. Giulio, de kleinzoon van César, geboren net na het ongelukkige voorval, en onschuldig zoals alleen kinderen kunnen zijn loopt aan de hand van zijn opa door de bergen. Opa César kijkt grimmig neer vanop de heuvels rond Bastia. Hij ziet de kustlijn, het haventje, en die vermaledijde donkere streep asfalt. Daar is het gebeurd. César kijkt onschuldig en lief naar opa. Zijn kleine handje wordt liefdevol omvat door de oude krachtige klauw van de oude man. Hij voelt de greep verstrakken.
‘Opa, wat is er? Waarom ben je altijd zo triest?’. De opa kijkt even naar het kind, en zijn ogen verraden de pijn. Hij slikt. Krijgt het niet gezegd. Nog niet… draait de rug naar de vallei en wil weg wandelen. Twintig jaar… Twintig jaar is het geleden. De schande blijft onuitwisbaar.
Ineens tilt hij het kind op zijn arm. ‘Zie je die lange strook asfalt daar, mijn jongen?’
‘De grote baan, opa?’
‘Ja, die… De baan waar ooit, een groot moment voor Corsica, één van de grootste sportevenementen ooit gebeurde. En opa was er bij…’
Het kind keek hem met grote ogen aan.
‘En opa was toen nog een man met aanzien, een belangrijk man, en een goede buschauffeur. En ik mocht de tourbus van Orica rijden. Ik was de chauffeur, de chauffeur die de bus klem reed. Op de honderdste verjaardag van de Tour, in Bastia. De schande over onze familie kan nooit uitgewist worden… Daarom lach ik niet meer!
De twee keken elkaar ernstig aan… Het lot doet vreemde dingen met een mens.
Zalig stukje. Met vertraging gelezen, dus de ontknoping was echt onverwacht 🙂
mooi geschreven Guido spijtig voor hem maar paniek ! en dit kon zeer vlug opgelost worden zoals velen weten , buschauffeurs en truckers en dat zij dan ook hebben gedaan door de bandenspanning te lossen